ECLI:NL:RBDHA:2018:15368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
NL18.16070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met terugkeerbesluit

In de uitspraak van 21 december 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag geoordeeld over een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De verzoeker, een Algerijnse man geboren in 1978, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 31 augustus 2018, wees zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af als kennelijk ongegrond. De verzoeker had verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat het bestreden besluit, dat tevens als terugkeerbesluit geldt, van rechtswege schorsende werking toekwam op basis van het arrest Gnandi van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Tijdens de zitting op 26 september 2018 was de verzoeker niet aanwezig, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en later, op 18 oktober 2018, besloten het onderzoek in de beroepszaak te heropenen en door te verwijzen naar een meervoudige kamer. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het bestreden besluit ten onrechte vermeldde dat het indienen van een beroepschrift de rechtsgevolgen niet opschort. Dit betekent dat de verzoeker geen voorlopige voorziening hoefde te vragen, aangezien het terugkeerbesluit van rechtswege schorsende werking heeft.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft de staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 501,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend op 21 december 2018, waarbij tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.16070

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] ,

geboren op [datum] 1978,
v-nummer [nummer] ,
van Algerijnse nationaliteit,
verzoeker
(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.J. Douma).

ProcesverloopBij besluit van 31 augustus 2018 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als kennelijk ongegrond.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de beroepszaak NL18.16069, plaatsgevonden op 26 september 2018. Verzoeker is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Bij beslissing van 18 oktober 2018 is het onderzoek in de beroepszaak heropend en is bepaald dat de behandeling ervan wordt verwezen naar een meervoudige kamer.
De rechtbank heeft vervolgens met toestemming van partijen bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. In de gronden van het verzoekschrift brengt verzoeker naar voren dat verweerder ten onrechte de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet heeft opgeschort. Hij verwijst hierbij naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 juni 2018 in de zaak van Gnandi tegen België (zaaknummer C-181/16, ECLI:EU:C:2018:465; hierna: arrest Gnandi). Gelet hierop bestond voor verzoeker aanleiding om dit verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen, aldus verzoeker.
2. Bij uitspraak van heden heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats, uitspraak gedaan in de beroepszaak. Hierin is geoordeeld dat uit het arrest Gnandi volgt dat een terugkeerbesluit van rechtswege schorsende werking moet hebben gedurende de termijn voor het instellen van het rechtsmiddel en als dat is ingesteld, totdat daarop is beslist. In het bestreden besluit, dat tevens geldt als terugkeerbesluit, staat ten onrechte vermeld dat het indienen van een beroepschrift niet het gevolg heeft dat de rechtsgevolgen van het besluit worden opgeschort.
3. Dit betekent dat verzoeker geen voorlopige voorziening hoefde te vragen. Aan het terugkeerbesluit komt immers van rechtswege schorsende werking toe. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
4. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 501,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.N.H. Tran, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op: 21 december 2018.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.