ECLI:NL:RBDHA:2018:15057

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1500, SGR 18/1502, SGR 18/1503, SGR 18/1620, SGR 18/1621, SGR 18/1622
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van plaatsing in de functie van senior penitentiair inrichtingswerker na functiedifferentiatie

Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen de minister van Justitie en Veiligheid en zes eisers, die allen werkzaam zijn als medior penitentiair inrichtingswerker. De eisers hadden verzocht om met terugwerkende kracht per 1 juni 2008 te worden geplaatst in de functie van senior penitentiair inrichtingswerker, schaal 7. De minister had deze aanvragen afgewezen, omdat niet was gebleken dat de eisers op de wachtlijst stonden voor deze functie, zoals vereist in de brief van 10 september 2008. De rechtbank oordeelde dat de eisers ten onrechte aannamen dat zij automatisch in aanmerking kwamen voor de seniorfunctie op basis van deze brief. De rechtbank stelde vast dat de eisers hun aanvraag te laat hadden ingediend en dat zij ook tegen eerdere besluiten hadden kunnen opkomen, maar dit niet hadden gedaan. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geweigerd de eisers te plaatsen in de functie van senior PIW’er, omdat zij niet voldeden aan de voorwaarden die in de brief waren gesteld. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 18/1500, SGR 18/1502, SGR 18/1503, SGR 18/1620, SGR 18/1621, SGR 18/1622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2018 in de zaak tussen

1. [eisers 1]te [plaats] ,
(gemachtigde: mr. A.J. Vis),
2. [eisers 2]te [plaats] ,
(gemachtigde: mr. A.J. Vis)
3. [eisers 3] ,te [plaats] ,
(gemachtigde: mr. A.J. Vis)
4. [eisers 4] ,te [plaats] ,
5. [eisers 5] ,te [plaats] ,
6. [eisers 6]te [plaats] ,
(gemachtigde: mr. A.J. Vis),
eisers,
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Sanders).
Eisers worden hierna afzonderlijk aangeduid als achtereenvolgens [eisers 1] , [eisers 2] , [eisers 3] , [eisers 4] , [eisers 5] en [eisers 6] .

Procesverloop

Bij besluiten van 28 april 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvraag van eisers om met ingang van 1 juni 2008 te worden geplaatst in de functie van senior penitentiair inrichtingswerker (PIW’er), schaal 7, afgewezen.
Bij besluiten van 22 januari 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
[eisers 4] heeft nadere beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2018. Alle eisers waren daarbij aanwezig. [eisers 1] , [eisers 2] , [eisers 3] en [eisers 6] werden bijgestaan door hun gemachtigde.
Van de zijde van verweerder waren aanwezig A. van Koeveringe, plv. vestigingsdirecteur Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) en [manager], a.i. manager JCvSZ, bijgestaan door gemachtigde.
Overwegingen
1.1.
Eisers zijn aangesteld bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), PI Haaglanden en werkzaam als medior PIW’er bij het JCvSZ te Scheveningen.
Vóór de reorganisatie in 2003 in het kader van de invoering van functiedifferentiatie, waren zij allen werkzaam in de functie van PIW’er, schaal 6, behoudens [eisers 2] die eerst per 15 maart 2007 is geplaatst in de functie van medior PIW’er, schaal 6. In het kader van die reorganisatie werden de onderscheiden functies medior PIW’er, schaal 6 en senior PIW’er, schaal 7 ingevoerd, waarbij gestreefd werd naar een verdeling van 50% medior en 50% senior functies.
1.2.
Bij besluiten van 8 dan wel 14 april 2003 zijn eisers (behalve [eisers 2] ) in het kader van de reorganisatie per 1 maart 2003 geplaatst in de functie van PIW’er, schaal 6.
Bij brieven van 26 mei 2003 is aan eisers (behalve [eisers 2] ) vervolgens meegedeeld dat hun functie in de nieuwe organisatie per 1 juli 2003 terugkeert als ‘medior penitentiair inrichtingswerker’.
1.3.
Bij besluiten van 26 dan wel 27 september 2011 zijn eisers in het kader van de reorganisatie vestigingsmodel Haaglanden GW per 1 oktober 2011 geplaatst in de functie van medior PIW’er, schaal 6.
1.4.
Bij besluiten van 31 oktober 2012 zijn eisers in het kader van de invoering van het Functiegebouw Rijk (FGR) geplaatst met als functietypering ‘Inrichtingswerker, schaal 06, waarbij in de dagelijkse praktijk de benaming medior PIW’er schaal 6 gehandhaafd bleef.
1.5.
Bij besluiten van 12 november 2014 zijn eisers per 1 januari 2015 geplaatst in de functie van medior PIW’er, schaal 6.
1.6.
Bij brief van 14 december 2016 hebben eisers en een aantal andere collega’s verweerder verzocht alsnog per 1 juni 2008 te worden geplaatst in de functie van senior PIW’er. Zij beroepen zich daarbij op de brief van verweerder (namens deze getekend door de hoofddirecteur DJI, G.J.M. Wouters) van 10 september 2008.
De brief luidt als volgt:
“Hiermee breng ik de wachtlijstproblematiek van de medior - senior onder uw aandacht. Bij de invoering van functiedifferentiatie op l juli 2003 zijn er streefwaarden voor de verhouding tussen medior- en seniorfuncties binnen een aantal functies in de penitentiaire inrichtingen vastgesteld. Deze functies en de daarbij behorende verhoudingen zijn:
PIW-er
Medior
50
Senior
50
Groepswerker, ZBIW-er
50
50
Bewaarder
80
20
Badmeester
80
20
Medewerker arbeid
50
50
Om voor een seniorfunctie in aanmerking te kunnen komen diende de medewerker te solliciteren. De geschikt bevonden medewerker die voor l januari 1990 in dienst was getreden ontving de seniorfunctie, de afgewezen medewerker die voor 1 januari 1990 in dienst was getreden kreeg de seniorfunctie na een geschiktheidstraject. De verhouding medior - senior kon met zich meebrengen dat er meer geschikte kandidaten voorhanden waren voor een seniorfunctie dan dat er vacante functies waren. Hierdoor kwamen diverse medewerkers niet in aanmerking voor een seniorfunctie, terwijl deze medewerkers bij de invoering van functiedifferentiatie op grond van de sollicitatieprocedure wel voldeden aan de functie-eisen van deze functie. Deze medewerkers zijn op een wachtlijst geplaatst en tot op heden staan zij nog steeds op deze lijst. Uit oogpunt van goed werkgeverschap en in overeenstemming met de doelstellingen van het toen ingezette beleid “Integrale Personele Zorg” is het gerechtvaardigd om deze medewerker 5 jaar na invoering van functiedifferentiatie een stap in zijn carrière te laten zetten.
De geringe mobiliteit van de medewerker - om wat voor reden dan ook – weegt niet op tegen het gerechtvaardigde belang van hem om een carrièrestap te maken. In dit verband draag ik u op om deze medewerker met ingang van 1 juli 2008 (eventueel bovenformatief) te bevorderen in een seniorfunctie met bijbehorende functieschaal.
De voorwaarden voor toekenning zijn:
1. de medewerker is bij de invoering van functiedifferentiatie - 1 juli 2003 - op de wachtlijst geplaatst en is geschikt gebleken op grond van de in de toen gehanteerde sollicitatieprocedure;
2. de medewerker kwam vanaf 1 juli 2003 niet in aanmerking voor een seniorfunctie;
3. de medewerker oefent op 1 juli 2008 nog steeds niet de seniorfunctie uit;
4. de medewerker oefent de mediorfunctie volledig en goed uit hetgeen blijkt uit een beoordeling of een recent verslag van een functioneringsgesprek;
5. de medewerker gaat de seniorfunctie uitoefenen op het moment dat deze vacant zal worden.
U kunt de bevordering behorende bij die functie met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2008 toe laten passen. Ik draag u op voorgaande richtlijn voor zover binnen uw penitentiaire inrichting van toepassing uit te (laten) voeren.”
1.7.
Bij circulaire van 1 september 2009 heeft verweerder de brief van 10 september 2008 ingetrokken, omdat uit de inhoud van deze brief bleek dat deze alleen in 2008 kon worden toegepast.
2. Bij de primaire besluiten heeft verweerder geweigerd eisers te plaatsen in de functie van senior PIW’er, schaal 7, omdat niet is gebleken dat zij op de wachtlijst hebben gestaan.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de weigeringen gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eisers niet voldeden aan de voorwaarden in de brief van 10 september 2008 om op de wachtlijst te worden geplaatst. Voor zover na 2008 vacatures senior PIW’ers zijn open gesteld gaat verweerder ervan uit dat dit op reguliere wijze heeft plaatsgevonden.
Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat voor zover senior PIW’ers dezelfde werkzaamheden verrichten als medior PIW’ers, dat niet betekent dat eisers moeten worden geplaatst in de functie van senior PIW’er.
4. Naar aanleiding van wat partijen hebben aangevoerd komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat eisers er ten onrechte van uitgaan dat zij op basis van de brief van 10 september 2008 op enig moment na 1 juli 2008 geplaatst hadden moeten worden in een vrijgekomen functie als senior PIW’er.
In de brief van 10 september 2008 staat immers dat zij per 1 juli 2008 zouden worden geplaatst in de functie van senior PIW’er, indien zij zouden voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden.
Van eisers had dan ook, bij uitblijven van bevordering per 1 juli 2008, verwacht mogen worden dat zij binnen een redelijke termijn na 1 juli 2008 een aanvraag zouden doen om op basis van de brief van 10 september 2008 per 1 juli 2008 te worden bevorderd, op de grond dat zij van mening waren aan de gestelde voorwaarden te hebben voldaan. De rechtbank is van oordeel dat eisers hun aanvraag op 14 december 2016 niet binnen een redelijke termijn hebben gedaan. Daarbij is van belang dat eisers ook tegen de besluiten van 26 en 27 september 2011, 31 oktober 2012 en 12 november 2014, waarbij zij zijn geplaatst in de functie van medior PIW’er bezwaar hadden kunnen maken en in dat kader een beroep hadden kunnen doen op de brief van 10 september 2008.
Het kan verweerder dan ook in redelijkheid niet worden tegengeworpen worden dat hij thans niet meer beschikt over de in de brief van 10 september 2008 genoemde wachtlijst, te meer nu reeds bij circulaire van 1 september 2009 de brief van 10 september 2008 was ingetrokken, omdat deze haar werking had verloren. Deze brief had haar werking verloren omdat, zoals hiervoor reeds overwogen, de bevorderingen volgens die brief per 1 juli 2008 dienden te geschieden en niet op een later moment bij het vrijkomen van een vacature. Daaraan doet niet af dat in de brief is vermeld dat de medewerker de functie pas gaat uitoefenen op het moment dat deze vacant zal worden.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder – bij ontbreken van de destijds gehanteerde wachtlijst – terecht aan de hand van de omstandigheden van het geval heeft beoordeeld of eisers aan de voorwaarden voldeden om op de wachtlijst te komen.
4.2.
Ten aanzien van [eisers 3] en [eisers 5] is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht aan de weigering ten grondslag heeft gelegd dat niet is gebleken dat zij in het kader van de reorganisatie functiedifferentiatie hebben gesolliciteerd naar de functie van senior PIW’er, zodat zij niet hebben voldaan aan de voorwaarden om op de wachtlijst te worden geplaatst.
4.3.
Ten aanzien van [eisers 2] is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht aan de weigering ten grondslag heeft gelegd dat hij op 1 juli 2003 de functie bekleedde van senior bewaarder/complexbewaarder, schaal 5. Daarmee heeft hij niet voldaan aan de voorwaarden van de brief van 10 september 2008 om bij de invoering van de functiedifferentiatie, 1 juli 2003, op de wachtlijst te worden geplaatst.
4.4.
Ten aanzien van [eisers 6] en [eisers 1] is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht aan de weigering ten grondslag heeft gelegd dat zij in het kader van de functiedifferentiatie hebben gesolliciteerd naar de functie van senior PIW’er, schaal 7, en dat zij voor die functie geschikt zijn bevonden. Omdat er destijds meer geschikte kandidaten waren dan beschikbare functies is hun een functie binnen een andere locatie aangeboden. Zij hebben er echter voor gekozen in het penitentiair ziekenhuis te blijven werken. Daarna is hun sollicitatie afgewezen, waardoor zij niet in aanmerking kwamen om op de wachtlijst te worden geplaatst.
[eisers 6] en [eisers 1] hebben ieder daartegen bezwaar gemaakt. Deze bezwaren zijn bij afzonderlijke besluiten van 4 april 2005 niet-ontvankelijk verklaard, onder meer wegens te late indiening. Omdat tegen deze besluiten op bezwaar geen beroep is ingesteld, zijn deze besluiten in rechte vast komen te staan. [eisers 6] en [eisers 1] hebben daarmee niet voldaan aan de voorwaarden om op de wachtlijst te komen.
4.5.
Ten aanzien van [eisers 4] is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan de weigering terecht ten grondslag heeft gelegd dat is gebleken dat hij in het kader van de reorganisatie functiedifferentiatie heeft gesolliciteerd naar de functie van senior PIW’er, schaal 7. Daarbij is hij ongeschikt bevonden, hetgeen bij besluit op bezwaar van 13 september 2004 is gehandhaafd. Daartegen is geen beroep ingesteld, zodat dit besluit in rechte vast is komen te staan. Daarmee voldeed [eisers 4] niet aan de voorwaarden om op de wachtlijst te komen.
4.6.
Daarnaast heeft verweerder ten aanzien van alle eisers gesteld dat, voor zover na 2008 vacatures senior PIW’ers zijn opengesteld, hij ervan uitgaat dat de invulling hiervan op reguliere wijze heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft ter zitting duidelijk uitgelegd dat door de voortdurende inkrimping van PI Haaglanden voornamelijk herplaatsingskandidaten op deze vacatures geplaatst dienden te worden. Overigens merkt de rechtbank daarbij op dat, zou dit anders zijn, uit de brief van 10 september 2008 niet volgt dat eisers op deze functie geplaatst hadden moeten worden of daarbij een voorrangspositie genoten, te meer nu zij niet op de wachtlijst stonden.
4.7.
Tot slot heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het enkele feit dat eisers – althans naar zij stellen – dezelfde werkzaamheden werd opgedragen als de senior PIW’ers niet rechtvaardigt dat eisers worden geplaatst in de functie van senior PIW’er schaal 7. In dat geval is de geëigende weg dat eisers een beroep doen op functieonderhoud dan wel de opgedragen werkzaamheden ter sprake brengen, hetgeen zij inmiddels ook hebben gedaan.
De omstandigheden die [eisers 4] in zijn aanvullende beroepsgronden naar voren heeft gebracht houden daarmee verband en kunnen in deze procedure niet aan de orde komen, omdat zij de omvang van dit geschil te buiten gaan. Dit geschil ziet immers op de aanvragen te worden geplaatst in de functie van senior PIW’er op grond van de brief van 10 september 2008.
4.8.
De beroepen zijn ongegrond.
4.9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.