ECLI:NL:RBDHA:2018:14832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersmaatregelen en verkeersveiligheid in het Huygenskwartier te Leidschendam-Voorburg

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemprocedure over verkeersmaatregelen in het Huygenskwartier te Leidschendam-Voorburg. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.I. Assink, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat diverse verkeersmaatregelen had ingesteld, gewijzigd en ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verkeersmaatregelen zijn genomen om de veiligheid op de weg te waarborgen en om overlast en hinder te voorkomen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de verkeersbesluiten uitvoerig besproken, waaronder de evaluatie van eerdere pilots en de effecten op de verkeersveiligheid. Eiser heeft betoogd dat de verkeersmaatregelen de bereikbaarheid van de Oude Kerk negatief beïnvloeden, maar de rechtbank oordeelt dat de voordelen van de maatregelen opwegen tegen de nadelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verkeersbesluiten zorgvuldig zijn voorbereid en dat de belangen van de betrokken partijen voldoende zijn afgewogen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de rechtmatigheid van de genomen verkeersmaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/1665

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.J.I. Assink),
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: mr. A.P. van Delden).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder definitief diverse verkeersmaatregelen ingesteld, gewijzigd en ingetrokken in de [straat 1] en omgeving te [plaats]. Besloten is:
la. De [straat 1] aan te wijzen als voetpadzone niet geldend voor fietsers (uitgezonderd op zaterdag 8 – 17 uur), aan te geven met bord model G7 als opgenomen in Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) met onderbord, nabij de [x] welke wordt ondersteund met enige paaltjes (volgens art. 15, tweede lid, van de WVW);
1b. Het beperkt eenrichtingsverkeer in de [straat 1] in te trekken door het verwijderen van de borden C2 en C3 RVV 1990 met onderbord;
1c. Het parkeren in de [straat 1] te verbieden door het verwijderen van de blauwe streep (ex art. 25 RVV) in de bestrating en het plaatsen van borden model E01zb en E11ze RVV 1990;
2a. Het beperkt eenrichtingsverkeer in de [straat 2] om te keren door het verplaatsen van de borden model C2 en C3 RVV 1990 met onderbord.
2b. De [straat 2] aan te wijzen als voetpadzone, waarbij de volgende categorieën weggebruikers worden uitgezonderd:
- Laden en lossen tussen 07 en 11 uur
- Bezoekers aan de kerk, aangegeven met “bestemmingsverkeer”
- Fietsers (echter niet op zaterdag 8 – 11 h). Snor- en bromfietsers zijn niet toegestaan.
Dit wordt aangegeven door plaatsing van bord model G7 RVV 1990 met onderbord.
3. De parkeerschijfzone in de [x] zodanig te wijzigen dat parkeerontheffingen voor bedrijven niet gelden aan de centrumzijde, tussen Franse [straat 3] en Wielemakersslop, aan te geven door wijziging van het onderbord bij bord model E10zb en E11ze RVV 1990;
4. De parkeerschijfzone in de Franse [straat 3] zodanig te wijzigen dat parkeerontheffingen voor bedrijven niet gelden, aan te geven door wijziging van het onderbord bij bord model El0zb en E11ze RVV 1990;
5. Op de [x], ter hoogte van de [straat 1], een algemene gehandicapten-parkeerplaats aan te wijzen door plaatsing van bord model E6 RVV 1990;
6. De laad- en loshaven op de [x], voor de kerk (pand [straat 5] 77), geldend op ma. t/m zaterdag 08 - 18 uur, in te trekken door het verwijderen van bord model E7 RVV 1990 met onderbord;
7. In de [straat 3], zuidoostzijde, thv pand nr [nummers] een parkeerplaats aan te wijzen waar niet langer dan 15 minuten kan worden geparkeerd en geladen en gelost, door plaatsing van bord model E4 RVV 1990 met onderbord “Valet parking en Laden & Lossen: maximaal 15 minuten”;
8. In de volgende weggedeelten het parkeren met een ondernemersontheffing te verbieden, aan te geven door het plaatsen van een onderbord bij bord model El0zb RVV 1990:
- [straat 3]: Zuidwestzijde, voor panden nrs [nummers]
- [straat 4];
9. In de [straat 3], westzijde, ter hoogte van de panden nrs [nummers], een fietsstrook (als bedoeld artikel 1 van de RVV 1990) aan te wijzen.
Bij besluit van 23 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder – onder aanvulling van de motivering – het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2018.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door D. Redelijkheid, bijgestaan door de gemachtigde van eiser voornoemd.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd, B. Ligthart, verkeersdeskundige werkzaam bij de gemeente Leidschendam-Voorburg en mr. A. Bor.

Overwegingen

1.1.
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
1.2.
De Oude Kerk is gelegen aan de [straat 5] 77 in het Huygenskwartier (voorheen: Oud [plaats]) te [plaats]. De kerk was voorheen voor gemotoriseerd verkeer vanaf de Parklaan bereikbaar via de [straat 1]. Aan de [straat 1] waren 14 parkeerplaatsen gelegen. Voorheen kon gemotoriseerd verkeer via de [straat 1] over een gedeelte van de [straat 5] via de Vlietstaat naar de [straat 4] rijden.
Afgezien van deze doorsteek is de [straat 5] aangewezen als promenade, waar ook fietsers zijn toegelaten (met uitzondering van bepaalde uren op zaterdag).
1.3.
Verweerder heeft op 24 mei 2016, gewijzigd bij besluit van 18 augustus 2016, een verkeersbesluit genomen bij wijze van pilot. Dit besluit voorzag – onder meer – in een afsluiting van de [straat 1] voor gemotoriseerd verkeer en aanwijzing van de [straat 2] als voetpad met uitzondering van onder meer bestemmingsverkeer naar de Oude Kerk en een omkering van de verplichte rijrichting in de [straat 2]. Daardoor werd bestemmingsverkeer naar de Oude Kerk via de [straat 2] mogelijk. Dit bestemmingsverkeer kon via de [straat 3] het gebied weer verlaten.
1.4.
In november 2016 heeft Strabo B.V. het rapport Evaluatie verkeerspilots Huygenskwartier uitgebracht. Het onderzoek bestond uit een enquête onder de ondernemers/winkeliers, een enquête onder de bewoners van het gebied, een enquête onder de bezoekers van het gebied en een parkeerdrukmeting.
1.5.
Bij besluit van 14 februari 2017 is de pilot verlengd tot 1 juli 2017 om nader onderzoek te kunnen doen.
1.6.
In mei 2017 heeft Strabo B.V. het rapport Passantenonderzoek uitgebracht. De conclusie van het onderzoek is dat bezoekers over het algemeen tevreden zijn over het Huygenskwartier met name over de klantvriendelijkheid in de winkels, de veiligheid en de bereikbaarheid. Over de keuze aan winkels en parkeergelegenheid zijn zij het minst tevreden, maar ook deze aspecten worden gemiddeld met een voldoende beoordeeld.
1.7.
Strabo B.V. heeft in het voorjaar van 2017 opnieuw een enquête onder ondernemers, bewoners en bezoekers van het Huygenskwartier uitgevoerd naar de effecten van de verkeersmaatregelen. In april 2017 heeft Strabo B.V. daarover het (tweede) rapport Evaluatie verkeerspilots Huygenskwartier uitgebracht. De samengevatte conclusie van dat rapport luidt:
“Zowel de ondernemers als de bewoners en de bezoekers zijn het er over eens dat de sfeer en beleving in het winkelgebied en de verkeersveiligheid zijn verbeterd door de nieuwe verkeerssituatie. Met name de bezoekers van het Huygenskwartier zijn van mening dat de verkeersveiligheid en de sfeer in het gebied er sterk op vooruit is gegaan.
Per saldo zijn er ook aspecten die negatief scoren. Dit zijn met name de verkeerskundige aspecten. Ondernemers zijn met name minder positief over de parkeercapaciteit voor klanten, maar ook voor het eigen personeel. Bewoners zijn minder positief over de zoektijd naar een parkeerplaats en de loopafstand van de parkeerplaats naar de woning en bezoekers zijn minder positief over de parkeercapaciteit voor de auto en de bereikbaarheid per auto. Met name ondernemers zijn ontevreden over de verwijderde parkeerplaatsen. Bewoners en bezoekers zijn grotendeels wel van mening dat de [straat 1] afgesloten moeten blijven voor autoverkeer.
(…)
Op basis van de in dit onderzoek gebruikte meetlat (zie pagina 7) kan worden geconcludeerd dat de pilot geslaagd is. De voordelen van de maatregelen wegen op tegen de genoemde nadelen, zoals deze worden ondervonden door de gebruikers van het gebied.”
1.8.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de verkeersmaatregelen definitief ingevoerd. Besloten is zoals hiervoor onder procesverloop is aangegeven.
1.9.
Bij advies van 22 november 2017 heeft de Commissie voor bezwaarschriften verweerder geadviseerd het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en een besluit te nemen waarbij op grond van objectieve maatstaven inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre de verkeersveiligheid door de verkeersmaatregelen wordt verzekerd, waarbij een expliciete afweging dient plaats te vinden van de in artikel 2, eerste en tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) bedoelde belangen. De Commissie adviseert ook het mogelijk te maken dat rouwstoeten zich als één geheel naar de begraafplaats aan de [x] kunnen begeven.
1.10.
Op 6 december 2017 is aan eiser ontheffing verleend voor voertuigen die onderdeel zijn van een rouwstoet voor de [straat 1] en het gedeelte gelegen tussen de [straat 3] en [straat 5] (tussen de huisnummers 52 en 72).
Onderwerp van het geschil
2.1.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit het primaire verkeersbesluit gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het verkeersbesluit strekt tot het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu als bedoeld in de Wet Milieubeheer en het voorkomen van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
2.2.
Verweerder heeft met betrekking tot de veiligheid op de weg nader gemotiveerd dat met de invoering van de verkeersmaatregelen geen doorgaand verkeer meer mogelijk is via de route [straat 1]/[straat 2]. Daarbij kan ook niet meer geparkeerd worden in de [straat 1]. Daardoor verdwijnen de volgende risicovolle verkeerssituaties:
- zwakkere verkeersdeelnemers als voetgangers en fietsers werden gekruist of gepasseerd door gemotoriseerd verkeer in de [straat 1], de [straat 5] en de [straat 2];
- gemotoriseerd verkeer verliet de [straat 2], ondanks het beperkte zicht via de [straat 4];
- in- en uitparkerend gemotoriseerd verkeer in de [straat 1], die mede wordt gebruikt door voetgangers en fietsers;
- gemotoriseerd verkeer sloeg vanaf de [straat 5], ondanks het beperkte zicht, rechtsaf de [straat 2] in:
- gemotoriseerd verkeer verliet de [straat 1] regelmatig tegen de verplichte rijrichting in naar de [x].
2.3.
Verder legt verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag dat voor het overige deel geldt dat nog slechts een fractie van de oorspronkelijke verkeerstroom van 70 à 80 auto’s per uur gebruik mag maken van de door het verkeersbesluit gewijzigde rijroute [straat 2]/[straat 5], namelijk het bevoorradingsverkeer tussen 07.00 en 11.00 uur, bestemmingsverkeer naar de Oude Kerk en overige ontheffinghouders. Daardoor is het ongevalsrisico kleiner geworden.
Tegen deze voordelen staat het nadeel dat het verkeer komend uit de [straat 2] naar de [straat 5] nu slecht zicht heeft op de hoek [straat 2]/Herenweg. De intensiteit van de verkeerstroom is in de nieuwe situatie echter substantieel lager dan voorheen, waardoor per saldo het ongevalsrisico kleiner is geworden.
2.4.
Ook neemt de intensiteit van de verkeersstroom in de [straat 3] in geringe mate toe, doordat het bestemmingsverkeer naar de Oude Kerk het gebied via de [straat 3] moet verlaten. Deze geringe verslechtering van de verkeersveiligheid weegt echter niet op tegen de aanzienlijke verbeteringen van de verkeersveiligheid in de [straat 1], de [straat 5] en de [straat 2].
2.5.
Samenvattend heeft het verkeersbesluit een algehele vermindering van gemotoriseerd verkeer in het door voetgangers en fietsers bezochte centrum tot gevolg, waardoor risicovolle verkeerssituaties zijn verminderd.
2.6.
Voorts legt verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag dat de genomen verkeersmaatregelen in positieve zin bijdragen aan de versterking van het karakter van het centrumgebied als promenadegebied. Daardoor is een door de Commissie geadviseerde belangenafweging tussen het belang genoemd in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de WVW1994 en het belang genoemd in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van de WVW1994 niet aan de orde. De verkeersmaatregelen dragen immers in positieve zin bij aan beide belangen volgens verweerder.
2.7.
Met betrekking tot de specifieke belangen van eiser heeft verweerder gesteld dat door de inmiddels op 6 december 2017 aan eiser verleende ontheffing de rouwstoet en de rouwauto zich niet gescheiden naar de begraafplaats hoeven te begeven.
2.8.
Met betrekking tot het verdwijnen van 14 parkeerplaatsen in de [straat 1] heeft verweerder in het bestreden besluit gesteld dat deze niet elders worden gerealiseerd omdat daarvoor in het centrumgebied geen ruimte is. In het Verkeers- en Vervoersplan - Herijking 2014 met doorkijk naar 2040 is opgenomen dat in het centrumgebied compenserende parkeergelegenheid een belangrijk vereiste is bij het instellen van een promenadegebied. Dit moet echter niet zo strikt worden opgevat dat voor elke parkeerplaats die verdwijnt elders een nieuwe parkeerplaats moet worden gerealiseerd. Verweerder heeft diverse andere maatregelen genomen, die het verlies aan parkeerplaatsen compenseren, namelijk:
- het door middel van bebording uitsluiten van het parkeren met ondernemersontheffing in bepaalde gedeelten van de blauwe zone, grenzend aan het promenadegebied;
- het verbeteren van fietsparkeermogelijkheden;
- het verbeteren van de bewegwijzering naar het parkeerterrein ‘Westvliet’’;
- het doen van onderzoek naar het verbeteren van de parkeergarage ‘Oude Haven’;
- het opheffen dan wel verplaatsen van enkele laad- en losplaatsen en gehandicaptenparkeerplaatsen waardoor enkele reguliere parkeerplaatsen beschikbaar kwamen.
Voorts zijn deze verkeersmaatregelen, ter compensatie van parkeergelegenheid, eerst als pilot ingevoerd. Hierdoor konden de effecten van deze verkeersmaatregelen, zoals onder meer de effecten op de parkeerdruk, goed in beeld worden gebracht. Uit de metingen in september en november 2016 blijkt dat de parkeerdruk relatief hoog is, vooral in het onderzochte deel van de [x]. Echter blijkt ook dat er nog voldoende parkeergelegenheid is in de omgeving, zoals in de Rozenboomlaan en in de parkeergarage ‘Oude Haven’. Het verkeersbesluit kan ertoe leiden dat bezoekers van de Oude Kerk op een grotere afstand van de kerk moeten parkeren dan in de oorspronkelijke situatie. Parkeren is echter nog steeds op een redelijke afstand van de kerk mogelijk. Dit geldt in zijn algemeenheid voor alle bezoekers van het centrumgebied.
Verweerder concludeert in het bestreden besluit dat er geen sprake is van een onevenredige benadeling van de kerk. Evenmin wordt met de verkeersmaatregelen de (maatschappelijke) functie van een object als de kerk aangetast, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van de WVW 1994. Een afweging waaruit volgens de Commissie kan worden opgemaakt hoe het belang van verkeersveiligheid zich verhoudt tot het belang van het beperken of voorkomen van door het verkeer veroorzaakte aantasting van de (maatschappelijke) functie van een object als de kerk, is dan ook volgens verweerder niet aan de orde.
3. Eiser is het met het bestreden besluit niet eens op de hierna te bespreken gronden.
toetsingskader
4.1.
Volgens vaste jurisprudentie (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:489) komt een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
zorgvuldigheid voorbereiding verkeersbesluit
4.2.1.
Eiser stelt dat zorgvuldig onderzoek vereist dat vooraf wordt bepaald wanneer een onderzoek al dan niet geslaagd is door vooraf de criteria ofwel meetlat vast te leggen. In dit geval is echter de meetlat achteraf vastgelegd, waardoor de uitkomst van de pilots onzorgvuldig en oncontroleerbaar is. Daarbij is niet duidelijk waarom een negatieve score van 0 tot -5% toch kan meetellen als geslaagd, terwijl diezelfde foutmarge niet geldt voor positieve resultaten.
4.2.2.
Verweerder heeft opgemerkt dat voorafgaande aan de evaluatie in augustus 2016 is bepaald op welke wijze de pilot geëvalueerd zou worden. Deze meetlat is dus drie maanden na aanvang van de pilot op 1 juni 2016 vastgesteld.
Verweerder stelt dat hij mocht uitgaan van de resultaten van het onafhankelijke onderzoeksbureau Strabo B.V. Buiten de parkeerdrukmeting om zien de onderzoeken inderdaad op subjectieve belevingen van de onderzochte betrokkenen. Dat was immers ook de opzet van de onderzoeken. Verweerder stelt dat hij wat betreft de objectieve beoordeling van de verkeersveiligheid advies heeft ingewonnen van twee ter zake deskundige beleidsmedewerkers verkeer en vervoer, hetgeen heeft geleid tot de verkeerskundige onderbouwing opgenomen in het besluit op bezwaar.
4.2.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het doen van onderzoek in de vorm van een pilot niet verplicht is zichzelf te binden door vooraf te bepalen in welk geval de pilot als geslaagd moet worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank mag verweerder aan de hand van de resultaten van de pilot een afweging van belangen maken en daarna tot besluitvorming komen, mits voldoende draagkrachtig gemotiveerd. Dit in aanmerking genomen acht de rechtbank het achteraf dan wel drie maanden na aanvang van de pilot bepalen van de meetlat, niet ontoelaatbaar.
Er is geen grond voor het oordeel dat de meetlat die uiteindelijk is gehanteerd, zoals uitgelegd in de rapporten van Strabo B.V. van november 2016 (pagina 8) en april 2017 (pagina 8), leidt tot een zodanig evident onjuiste interpretatie van de onderzoeksgegevens dat deze in redelijkheid niet gehanteerd had mogen worden.
belang van verkeersveiligheid
4.3.1.
Eiser betoogt verder dat de conclusie van verweerder dat het vervallen van doorgaand verkeer en het vervallen van de mogelijkheid om te parkeren in de [straat 1], leidt tot het vervallen van een groot deel van de risicovolle situaties te eenvoudig is.
Door de omkering van de rijrichting in de [straat 2] kruist gemotoriseerd verkeer nog steeds de [straat 5], terwijl het zicht vanuit de [straat 2] naar de [straat 5] slecht is.
Ook wordt na 11.00 uur veelvuldig door leveranciers in de [straat 5] afgeleverd. Omdat de pollers dan niet werken, verlaten deze leveranciers veelvuldig tegen de rijrichting in de [straat 2]. Ook komt het voor dat zij over het eigen terrein van de Oude Kerk rijden en via de [straat 3] het gebied weer verlaten.
De intensiteit van het verkeer door de [straat 3] neemt toe, terwijl ook een regionale fietsroute door deze straat leidt. De [straat 3] is niet berekend op gemotoriseerd verkeer. Cafés zetten regelmatig terrassen en zonneschermen op straat en het overige verkeer is niet op gemotoriseerd verkeer bedacht.
Bij de poller aan het einde van de [straat 3] ontstaan regelmatig gevaarlijke situaties.
4.3.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder heeft onderkend dat de genomen verkeersmaatregelen op enkele andere punten tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leiden. Verweerder heeft echter naar het oordeel van de rechtbank zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de situaties waarin de verkeersveiligheid afneemt niet opwegen tegen de situaties waarin de verkeerveiligheid toeneemt. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in de situatie zoals deze zich voordoet in het Huygenskwartier, het vervallen van een verkeerstroom, die een voetgangersgebied kruist van 70 à 80 voertuigen per uur, waarvoor in de plaats komt een verkeersstroom, die een voetgangersgebied kruist met slechts beperkt bestemmingsverkeer, leidt tot vermindering van risicovolle situaties. Dat volgens eiser niet in alle mogelijke verkeerssituaties een vermindering van verkeer ook leidt tot meer verkeersveiligheid, leidt niet tot een ander oordeel. Het voorbeeld dat eiser geeft van een snelweg ten opzichte van een provinciale weg is een in veel opzichten andere situatie. Verweerder heeft zich bovendien in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ook de andere door hem genoemde factoren dan de verminderde intensiteit van het verkeer een bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid.
belangenafweging
4.4.1.
Eiser betoogt dat uit het bestreden besluit niet kan worden opgemaakt hoe het veronderstelde belang van de verkeersveiligheid zich verhoudt tot de andere in artikel 2 WVW 1990 bedoelde belangen. Ook is niet duidelijk gemaakt hoe de belangen van de winkeliers/ondernemers, bewoners en bezoekers tegen elkaar zijn afgewogen. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste dat, indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, moet worden aangegeven op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
4.4.2.
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat de genomen verkeersmaatregelen – per saldo – in positieve zin bijdragen aan de belangen genoemd in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b en artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a en b van de WVW 1990. De rechtbank volgt verweerder dan ook in zijn standpunt dat een onderlinge afweging van deze belangen niet aan de orde is. Voorts blijkt uit het bestreden besluit dat verweerder deze belangen zwaarder heeft laten wegen dan de belangen genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c (het in standhouden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en onder d (het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer) van de WVW 1990. De laatste twee belangen zijn immers de belangen waarop eiser zich in feite beroept en waarop verweerder in het bestreden besluit uitvoerig is ingegaan.
belangen Oude Kerk
4.5.1.
Eiser stelt dat deze specifieke belangen van de Oude Kerk door verweerder onvoldoende zijn meegewogen. Het punt van de rouwstoet, waarbij de wandelende bezoekers en de lijkwagen zich gescheiden naar de begraafplaats moeten bewegen lijkt opgelost, maar de aantasting van de bereikbaarheid van de toonaangevende uit de dertiende eeuw stammende monumentale kerk komt steeds verder onder druk te staan. In de Oude Kerk vinden naast kerkdiensten ook rouwdiensten, trouwdiensten en concerten plaats.
Door het verkeersbesluit zijn in de [straat 1] 14 parkeerplaatsen vervallen. Er zijn slechts twee parkeerplaatsen voor teruggekomen. In de Ontwikkelingsvisie en het Verkeers- en Vervoersplan wordt ten aanzien van wijzigingen van het promenadegebied gesteld dat compenserende parkeergelegenheid daarbij een belangrijk vereiste is. Verweerder stelt ten onrechte dat dit niet zo strikt moet worden opgevat dat daaronder enkel het elders opnieuw realiseren van parkeerplaatsen valt. Verweerder mocht het vervallen van de parkeerplaatsen niet compenseren door het nemen van andere maatregelen zoals zij heeft gedaan. De Oude Kerk wordt vooral door ouderen bezocht. Zij kunnen niet of slechts moeilijk grote afstanden afleggen zoals naar het vierhonderd meter verderop gelegen parkeerterrein Westvliet.
Voorts blijkt uit de in bezwaar overgelegde foto’s dat – naar de rechtbank begrijpt – door deelnemers aan evenementen, zoals de versmarkt, de toegang tot de Oude Kerk wordt belemmerd. Eiser stelt dat de Van Schagenstaat voor beperkt bestemmingsverkeer toegankelijk zou moeten worden gehouden.
4.5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aan de orde zijnde belangen heeft geïnventariseerd en in voldoende mate heeft gemotiveerd hoe hij deze belangen tegen elkaar heeft afgewogen.
De rechtbank stelt vast dat met de aan eiser op 6 december 2017 verleende ontheffing is tegemoetgekomen aan het probleem dat door de verkeersmaatregelen de rouwstoet zich gescheiden van de rouwwagen naar de begraafplaats aan de [x] zou moeten begeven.
Verder is de Oude Kerk bereikbaar voor bestemmingsverkeer naar de kerk, zij het via een langere route (bezien vanuit de [x]). Ook heeft verweerder in voldoende mate gemotiveerd dat het vervallen van 14 openbare parkeerplaatsen niet kon worden gecompenseerd door het in de omgeving realiseren van nieuwe openbare parkeerplaatsen. Verweerder heeft bij afweging van de betrokken belangen ervoor mogen kiezen het vervallen van deze parkeerplaatsen met andere hiervoor genoemde maatregelen te compenseren.
4.6.
Het beroep is ongegrond.
4.7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, voorzitter, en mr. G. van Zeben-de Vries en mr. J.L.E. Bakels, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE - Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2
"Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen."
Artikel 3:4
"1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen."
Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994)
Artikel 2
"1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
[…]."
Artikel 15
"1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken."
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Babw)
Artikel 21
"De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen."