ECLI:NL:RBDHA:2018:14810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidievaststelling op nihil voor projecten Duurzame Inzetbaarheid

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als verweerder optrad tegen een groep van 38 eisers, waaronder diverse rechtspersonen, die subsidie hadden aangevraagd uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor projecten gericht op duurzame inzetbaarheid. De staatssecretaris had de subsidie voor deze projecten op nihil vastgesteld, omdat de einddeclaraties onvolledig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet voldaan hadden aan de voorwaarden die aan de subsidie waren verbonden, met name het ontbreken van een advies en implementatieplan bij de einddeclaraties. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet konden aantonen dat zij aan de eisen voldeden en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de subsidie niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard en benadrukt dat het verkrijgen van een advies met een implementatieplan essentieel is voor de subsidievaststelling. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor subsidieontvangers om te voldoen aan de wettelijke eisen en verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 18/3672 en 37 andere nummers zoals vermeld op de aan deze uitspraak gehechte bijlage 1

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats] en
37 andere rechtspersonen zoals vermeld op de aan deze uitspraak gehechte bijlage 1,eisers,
(gemachtigde: mr. J. Dijkgraaf)
en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Gschwind).

Procesverloop

Bij de primaire besluiten heeft verweerder de subsidie voor de projecten Duurzame Inzetbaarheid van eisers op nihil vastgesteld.
Bij besluiten van 13 april 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018.
Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Dijkgraaf. Ook zijn [persoon 1] ([B.V. 1]) en H.J.J.M. Arts (Arboplaats) verschenen.
Voor verweerder zijn verschenen: mr. B. Gschwind (gemachtigde), mr. B. Jansen, [persoon 2] en [persoon 3].

Overwegingen

1. Eind 2015 hebben eisers bij het Agentschap SZW aanvragen ingediend om subsidie uit het Europees Sociaal Fonds (ESF).
Begin 2016 heeft verweerder ingevolge de Subsidieregeling ESF 2014-2020 (Staatscourant 2014, nr. 9796 zoals nadien gewijzigd) (hierna: de Subsidieregeling) aan eisers subsidie verleend voor de projecten Duurzame Inzetbaarheid. De subsidie is verleend voor de projectperiode 5 februari 2016 tot 5 februari 2017 voor een bedrag van maximaal € 10.000,- per bedrijf. Deze besluiten zijn onherroepelijk geworden.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de vaststelling van de subsidie, na bezwaar, op nihil gehandhaafd. Verweerder heeft de nihilstelling gebaseerd op het feit dat eisers niet hebben voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen. In de bij de einddeclaraties ingediende eindrapportages ontbraken het advies en het Implementatieplan (hierna: IP). Eerst in de bezwaarfase zijn nieuwe eindrapportages ingediend met daarbij een advies en een IP. Daarnaast heeft verweerder geoordeeld dat van maatwerk niet is gebleken nu voor alle ESF-projecten exact hetzelfde advies is gegeven, het IP identiek is en exact dezelfde aanbevelingen zijn gedaan. Ten slotte heeft verweerder geoordeeld dat de urenverantwoording van de projecten niet correct is geweest.
3. Beoordeeld dient te worden of de in bezwaar gehandhaafde besluiten van verweerder tot vaststelling van de verleende subsidie op nihil, in het licht van de aangevoerde beroepsgronden, in rechte kan standhouden.
Einddeclaratie onvolledig
4. Eisers zijn het oneens met de opvatting van verweerder dat de einddeclaraties onvolledig waren. De stukken die bij de einddeclaratie waren ingediend, voldeden aan de eisen. Voor zover dat niet het geval was, stellen zij dat zij er niet eerder van op de hoogte waren dat de oorspronkelijke einddeclaraties, die op verzoek van verweerder en conform de daarover gemaakte afspraken zijn aangevuld met een nieuwe eindrapportage van oktober 2017, niet aan de wettelijke eisen voldeden. De Instructie indienen einddeclaratie Duurzame inzetbaarheid 2016, waarin vermeld staat dat het advies met het implementatieplan en/of het verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies (Eindverslag) als bijlage bij de einddeclaraties moet worden gevoegd, kan niet aan eisers worden tegengeworpen. Deze Instructie, die dateert van 31 augustus 2017, was ten tijde van de indiening van de einddeclaraties in het voorjaar van 2017 nog niet vastgesteld. Eisers betogen vervolgens dat verweerder hen, voor zover sprake was van een onvolledige aanvraag, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een hersteltermijn had moeten bieden. Door dit na te laten heeft verweerder gehandeld in strijd met de wet, de jurisprudentie en de praktijk.
5.1
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van de indiening van de einddeclaraties en de primaire besluiten de Subsidieregeling, zoals gewijzigd in de Staatscourant van 15 juli 2015 (Stcrt. 2015, nr. 20939) van toepassing was. Ingevolge artikel B4 van de Subsidieregeling heeft een project tot doel het verkrijgen van een advies met een IP, dan wel het begeleiden van de implementatie van een advies, op het terrein van duurzame inzetbaarheid van werknemers. Ingevolge artikel B10, eerste lid, van de Subsidieregeling dient de subsidieontvanger binnen zes weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling in bij verweerder. Ingevolge het derde lid van artikel B10 wordt bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie het door de adviseur investeringsprioriteit B opgestelde advies met IP of een verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies gevoegd. In de toelichting op artikel B10 (zie Stcrt. 2014, nr. 19322, bladzijde 12) staat vermeld dat de subsidieontvanger bij het verzoek om vaststelling van de subsidie dient aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend ook daadwerkelijk zijn verricht en dat de bewijsstukken hiervoor onder meer zijn: het advies met IP van de adviseur, of een verslag van de implementatie van een advies.
Een overzicht van de regelgeving is als bijlage 2 aan de uitspraak gehecht.
5.2
Uit het vorenstaande volgt dat de Subsidieregeling voorschreef dat bij de indiening van de einddeclaraties een advies met IP moest worden overgelegd. Ook eisers hebben zelf op hun aanvragen om subsidie bij Stap 4: “Activiteiten en begroting” onder “Specificatie activiteit” vermeld “het opstellen van een advies met implementatieplan”. Het enkele feit dat dit vereiste niet als zodanig in de ten tijde van belang toepasselijke werkinstructie (Instructie 1) was opgenomen, kan hieraan niet afdoen, evenmin de omstandigheid dat in de werkinstructie van 31 augustus 2017 (Instructie 2) wel expliciet staat vermeld dat bij de indiening van de einddeclaratie als bijlage een advies met IP moet worden toegevoegd. Het vereiste van een advies met een IP is immers rechtstreeks op de Subsidieregeling zelf terug te voeren.
5.3
Uit de gedingstukken blijkt dat in alle zaken bij de indiening van de einddeclaratie een pakket ongedateerde stukken is gevoegd genaamd Rapport ESF project Arboplaats 2016, met daarbij de vermelding van de naam van het bedrijf. Deze rapporten bestaan uit een samenvatting, een inleiding (1), methode (2), resultaten (3), een overzicht van knelpunten en 3 bijlagen (definities, belang van factoren voor V&G en benchmark). Verweerder heeft deze stukken naar het oordeel van de rechtbank terecht niet gekwalificeerd als een advies en een IP in de zin van de Subsidieregeling. Uit deze stukken kan niet worden opgemaakt of de afzonderlijke bedrijven adviezen hebben gekregen om maatregelen ten aanzien van duurzame inzetbaarheid van werknemers te realiseren en te implementeren
5.4
Het betoog van eisers dat zij zich er niet van bewust waren dat de eindrapportages niet voldeden aan de wettelijke eisen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt voorop dat het tot de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger behoort om de aanvraag tot subsidievaststelling binnen de daarvoor gestelde termijn en voorzien van de benodigde bewijsstukken bij verweerder in te dienen. Hoewel er geen vormvereisten zijn gesteld aan een advies en een IP, had Arboplaats -degene die de einddeclaratie heeft ingediend in zijn hoedanigheid van adviseur van eisers-, gelet op diens eerdere ervaringen met ESF-projecten alsmede gelet op het doel waarvoor de Subsidieregeling in het leven is geroepen, kunnen en moeten begrijpen dat de ingediende stukken niet aan de eisen voldeden.
5.5
Het betoog van eisers dat er in materieel opzicht wel aan de eis van een IP is voldaan omdat uit de rapportage blijkt met welke onderwerpen het bedrijf aan de slag moet en welke knelpunten in dat kader zijn gesignaleerd, kan niet slagen, nu de rapportage daarvoor geen aanknopingspunten bevat. Het betoog van Arboplaats namens eisers ter zitting dat aan de doelstelling van de Subsidieregeling is voldaan omdat in het kader van de uitvoering van het project bij werknemers de bewustwording van het belang van de duurzame inzetbaarheid van werknemers zal zijn toegenomen, slaagt evenmin. De Subsidieregeling vereist een plan en een veronderstelde toegenomen bewustwording, hoewel niet onbelangrijk voor het slagen van implementatie, kan niet als een IP worden aangemerkt.
5.6
De rechtbank stelt vast dat eisers bij de brieven waarin definitief bezwaar is gemaakt tegen de primaire besluiten een tweede eindrapportage als bijlage hebben gevoegd. Deze rapportage bestaat uit dezelfde onderdelen als het eerste rapport en is aangevuld met een nieuw hoofdstuk genaamd Implementatieplan. De stelling dat met het indienen van de tweede eindrapportage alsnog aan de eisen is voldaan omdat verweerder zelf om deze aanvullende informatie heeft verzocht, kan niet worden gevolgd wegens het ontbreken van enig bewijsstuk. Uit de door eisers als bijlage 1 bij het aanvullend beroepschrift gevoegde e-mailcorrespondentie valt niet op te maken dat verweerder voor de onderhavige projecten zou hebben ingestemd met een extra termijn voor het inleveren van een IP/advies.
5.7
Het betoog dat verweerder eisers op grondslag van artikel 4:5 van de Awb een hersteltermijn had moeten bieden slaagt niet. Verweerder was niet gehouden eisers in de gelegenheid te stellen de aanvragen aan te vullen, nu het niet om een herstelbaar gebrek gaat maar om een kernverplichting. Het gaat niet om een stuk dat verweerder nodig heeft om de aanvraag goed te kunnen beoordelen. Het verkrijgen van een advies met een IP is het doel van de subsidie en het al dan niet aanwezig zijn van het stuk bij de einddeclaratie bepaalt of het doel van de subsidie is behaald. De brief van 12 april 2018, die door eisers als bijlage 2 bij het aanvullend beroepschrift is overgelegd, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat met deze brief -aan een andere subsidieontvanger- de gelegenheid is geboden onduidelijkheden toe te lichten en bestaande stukken alsnog in te dienen maar niet een nieuw eindverslag. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het besluit.
Conclusie
5.8
De Subsidieregeling (doel, strekking en tekst) stelt als eis dat bij de indiening van het verzoek om vaststelling van de subsidie -dat binnen zes weken na beëindiging van het project moet worden ingediend- een door een adviseur opgesteld advies met IP of een verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies wordt gevoegd. Vaststaat dat deze stukken bij de indiening van de einddeclaraties ontbraken. Hetgeen eisers hebben aangevoerd slaagt niet. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat aan de voorwaarden voor subsidievaststelling niet is voldaan.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder gelet op het voorgaande reeds bevoegd was om op grond van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb de subsidie lager vast te stellen. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat hij ten overvloede is ingegaan op het al dan niet ontbreken van maatwerk en de urendeclaraties met het oog op toekomstige subsidies. De rechtbank zal deze punten eveneens bespreken.
Maatwerk
7.1
De rechtbank overweegt dat in de beslissing tot subsidieverlening het volgende is vermeld: “In het geval van meerdere verwante projecten, uitgevoerd door dezelfde adviseur, dient er gezorgd te worden dat het uitgebrachte advies en/of de implementatie duidelijk toegespitst is op uw project binnen uw organisatie. Het Agentschap SZW zal bij de beoordeling van de einddeclaratie en de subsidiabele kosten onder meer kijken naar de diversiteit van de opgestelde adviezen. Ook zal er gekeken worden naar de onderbouwing en uitsplitsing van de activiteiten en kosten ten aanzien van het totaal aantal uren dat voor uw adviseur is opgevoerd in de afzonderlijke projecten.”
7.2
In de bestreden besluiten heeft verweerder gesteld dat geen sprake is van maatwerk. Arboplaats heeft als adviseur 41 ESF-projecten Duurzame Inzetbaarheid begeleid. De eindrapportages van de 41 ESF-projecten bevatten voor een groot deel grafieken en een benchmarkrapportage. Er is met een standaard set vragenlijsten gewerkt op basis waarvan grafieken en een benchmarkrapportage zijn gemaakt. Voor alle projecten is het IP identiek, is hetzelfde advies gegeven en zijn dezelfde aanbevelingen (waarin steeds dezelfde percentages worden genoemd) gedaan.
7.3
Eisers betogen dat het standpunt van verweerder onjuist is en verwijzen om te onderbouwen dat wel van maatwerk sprake is naar bijlage 3 bij het aanvullend beroepschrift met betrekking tot [B.V. 2] B.V., [B.V. 3] B.V., [B.V. 4] B.V., [B.V. 5] B.V. en [B.V. 6] B.V., waarin enkele onderdelen van de ingediende eindrapportages zijn uitgelicht.
7.4
De rechtbank onderschrijft de conclusie van verweerder dat aan de eis dat maatwerk moet worden geleverd, niet is voldaan. Verweerder heeft er reeds bij de subsidieverlening uitdrukkelijk op gewezen dat, zeker nu voor alle projecten dezelfde adviseur in dienst is genomen, maatwerk dient te worden verricht. De eindrapportages die eisers hebben overgelegd, zijn voor alle bedrijven identiek. De inhoud van bijlage 3 kan niet tot een andere conclusie leiden. Hieruit blijkt onvoldoende dat toegespitst op elk van deze bedrijven een advies is opgesteld. Ook de brief met bijlagen van 19 oktober 2018 die door eisers is overgelegd leidt niet tot een ander oordeel. Eisers hebben niet inzichtelijk gemaakt dat en waarom uit deze stukken zou blijken dat van maatwerk wel sprake is geweest.
Urendeclaratie
8.1
De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 8 van de Subsidieregeling slechts voor subsidie in aanmerking komen de kosten van de werkelijk gerealiseerde uren en dat op grond van artikel 15 van de Subsidieregeling een inzichtelijke en controleerbare administratie bijgehouden moet worden. Bij de einddeclaratie dient daarom een overzicht te worden overgelegd van de door de adviseur daadwerkelijk bestede uren.
8.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bij de einddeclaraties gegeven urenverantwoording niet gebaseerd konden zijn op de werkelijk bestede uren. De urenregistratie bij alle betrokken ESF-projecten was identiek en de tijdsbesteding van de betrokken adviseurs was steeds dezelfde, ongeacht de omvang van de onderneming en het aantal betrokken medewerkers/deelnemers. Ook de verdeling van de uitgevoerde werkzaamheden was identiek. Pas nadat de einddeclaratie heeft plaatsgevonden is door eisers -naar zij stellen- een urenregistratie op basis van de daadwerkelijk bestede tijd aangeleverd.
8.3
Eisers hebben aangevoerd dat sprake was van een correcte urenverantwoording. De projecten en de activiteiten zijn vooraf ingericht op een besteding van 200 uur. Tijdens de uitvoering van de subsidieactiviteiten is steeds min of meer 200 uur besteed per project. Het is voor Arboplaats als goed opdrachtnemer van belang om niet over de ureninschatting heen te gaan. Tot slot zijn eisers in de veronderstelling geweest dat maximaal 8 uren per dag geschreven konden worden. Arboplaats heeft alleen die uren weergegeven die vallen binnen dit veronderstelde kader.
8.4
De rechtbank is van oordeel dat eisers bij de einddeclaraties geen overzicht hebben overgelegd van de werkelijk bestede uren. Van een correcte urenverantwoording was dan ook geen sprake. De na de einddeclaratie aangeleverde urenregistratie kan hier niet aan af doen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat op het moment van indiening van de einddeclaratie moet zijn voldaan aan de eisen die aan de administratie zijn gesteld.
Evenredigheid
9.1
Ter beoordeling staat vervolgens of verweerder de subsidies op € 0,- heeft kunnen vaststellen vanwege het ontbreken van een advies met IP of een verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies bij de einddeclaratie.
9.2
Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit van verweerder tot nihilstelling van de subsidies niet onevenredig. Verweerder heeft hierbij in aanmerking kunnen nemen dat met het ontbreken van een advies met een IP of een verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies het essentiële doel van de Subsidieregeling niet kan worden bereikt. Alleen de kosten voor het verkrijgen van een advies met IP zijn subsidiabel. De regeling geeft bovendien geen concrete mogelijkheden om de subsidie lager vast te stellen.
10. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. H.A.G. Nijman en
mr. H.G. Molenaar-Geurtsen, leden, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage 1
Zaaknr.
Naam Betrokken Partij
AWB/18/3971
[B.V. 7] B.V.
AWB/18/3972
[B.V. 8] B.V.
AWB/18/3974
[1]
AWB/18/3975
[B.V. 9] B.V.
AWB/18/3987
[B.V. 4] B.V.
AWB/18/3988
[B.V. 10] B.V.
AWB/18/3991
[B.V. 11] B.V.
AWB/18/3998
[B.V. 12] B.V.
AWB/18/3999
[B.V. 13] B.V.
AWB/18/4000
[B.V. 14] B.V.
AWB/18/4026
[B.V. 15] B.V.
AWB/18/4030
[B.V. 6] B.V.
AWB/18/4073
[B.V. 16] B.V.
AWB/18/4074
[B.V. 17] B.V.
AWB/18/4075
[B.V. 18] B.V.
AWB/18/4076
[B.V. 19] B.V.
AWB/18/4077
[B.V. 20] B.V.
AWB/18/4078
[B.V. 21] B.V.
AWB/18/4079
[B.V. 22] B.V.
AWB/18/4080
[B.V. 23] B.V.
AWB/18/4081
[B.V. 2] B.V.
AWB/18/4082
[B.V. 24] B.V.
AWB/18/4107
[2]
AWB/18/4110
[B.V. 25] B.V.
AWB/18/4240
[B.V. 26] B.V.
AWB/18/4242
[B.V. 27] B.V.
AWB/18/4243
[B.V. 28] B.V.
AWB/18/4245
[B.V. 29] B.V.
AWB/18/4246
[B.V. 3] B.V.
AWB/18/4247
[B.V. 30] B.V.
AWB/18/4248
[B.V. 5] B.V.
AWB/18/4250
[B.V. 31] B.V.
AWB/18/4253
[B.V. 32] B.V.
AWB/18/4255
[B.V. 33] B.V.
AWB/18/4256
[B.V. 34] B.V.
AWB/18/4258
[3]
AWB/18/4259
[B.V. 35] B.V.
Bijlage 2
Regelgeving
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge artikel 4:45, eerste lid, van de Awb toont de aanvrager bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Ingevolge het tweede lid legt de aanvrager bij de aanvraag tot subsidievaststelling rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Ingevolge artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb kan de subsidie lager worden vastgesteld indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Van toepassing is de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 maart 2014, 2014-0000040627, tot de besteding van gelden uit het Europees Sociaal Fonds 2014-2020 (Staatscourant van 8 april 2014, nr. 9796) (de Subsidieregeling). Deze regeling is nadien tweemaal gewijzigd. De eerste wijziging is gepubliceerd in de Staatscourant van 9 juli 2014, nr. 19322. De tweede wijziging is gepubliceerd in de Staatscourant van 15 juli 2015, nr. 20939. Van belang voor de subsidievaststelling zijn de artikelen 18 (Einddeclaratie en subsidievaststelling) en B10 (Einddeclaratie en subsidievaststelling) .
Ingevolge artikel B4 van de Subsidieregeling heeft een project tot doel het verkrijgen van een advies met een implementatieplan, dan wel het begeleiden van de implementatie, op het terrein van duurzame inzetbaarheid van werknemers.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Subsidieregeling zoals nadien gewijzigd, dient de subsidieontvanger binnen zes weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling van de subsidie in bij de minister. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt een verantwoording en een einddeclaratie gevoegd.
Ingevolge artikel B10, derde lid, van de Subsidieregeling wordt bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie het door de adviseur investeringsprioriteit B opgestelde advies met implementatieplan of een verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies gevoegd.
Ingevolge artikel B10, vierde lid, van de Subsidieregeling wordt in het advies of het verslag, bedoeld in het derde lid, onder a tot en met i vermeld welke informatie in dit advies of verslag moet worden vermeld:
het projectnummer, de naam van het bedrijf en het bedrijfslogo;
de naam van de adviseur investeringsprioriteit B;
de aanleiding voor de subsidieaanvraag;
op welk thema of activiteit het project gericht is geweest;
welke activiteiten in het kader van het project zijn uitgevoerd en voor welke doelgroep;
de uitkomsten of opbrengsten van het project en in hoeverre de beoogde doelstellingen zijn bereikt;
op welke wijze werknemers betrokken zijn geweest bij het project;
op welke wijze de organisatie het advies kan implementeren, dan wel vorm is gegeven aan de begeleiding bij de implementatie;
met welke partijen binnen of buiten de organisatie is samengewerkt.
Ingevolge artikel 18, zesde lid, van de Regeling beslist de minister binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling.
In de Instructie indienen einddeclaratie (subtitel: ESF Duurzame Inzetbaarheid Bedrijven 2015-2e tijdvak, oktober 2016)
(Instructie 1) staat onder ‘Uploaden bijlagen’ dat bij het indienen van de einddeclaratie de volgende bijlagen moeten worden toegevoegd: Bijlage Eindverslag, Bijlage Arbeidsorganisatie (loonstroken), Bijlage Overzicht facturen, Bijlage Facturen en Bijlage betaalbewijzen.
In de Instructie indienen einddeclaratie (subtitel: ESF Duurzame Inzetbaarheid bedrijven 2015-3e tijdvak, gepubliceerd op 31 augustus 2017) (
Instructie 2) staat onder ‘Uploaden bijlagen’ dat bij het indienen van de einddeclaratie de volgende bijlagen moeten worden toegevoegd: Bijlage Advies met implementatieplan en/of verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies (Eindverslag), Bijlage berekening subsidiabele kosten, Bijlage arbeidsorganisatie, Bijlage Facturen, Bijlage Betaalbewijzen, Bijlage certificaat arbodeskundige of BIG-registratie en Bijlage Cofinancieringverklaring derden.
In artikel 15 van de Subsidieregeling zijn de voorschriften opgenomen waaraan de projectadministratie dient te voldoen.
Ingevolge artikel B8 komen slechts voor subsidie in aanmerking de kosten van de door de adviseur investeringsprioriteit B werkelijk gerealiseerde uren voor ten minste een van onderstaande activiteiten, aantoonbaar gericht op een of meer thema’s of activiteiten uit artikel B4: a. het opstellen van een advies met implementatieplan; b. het begeleiden bij het implementeren van een advies.