ECLI:NL:RBDHA:2018:14569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verblijfsvergunning en afwijzing aanvraag niet-tijdelijk humanitair verblijf wegens onvoldoende bewijs van mensenhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres met de Mongoolse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'tijdelijke humanitaire gronden' gekregen, maar deze werd ingetrokken omdat de aangifte van mensenhandel door de officier van justitie was geseponeerd. De aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'niet-tijdelijke humanitaire gronden' werd afgewezen omdat eiseres niet over een paspoort beschikte en niet aannemelijk had gemaakt dat zij slachtoffer van mensenhandel was. Eiseres stelde dat zij bij terugkeer naar Mongolië te vrezen had voor represailles en dat de Mongoolse autoriteiten onvoldoende bescherming boden aan slachtoffers van mensenhandel.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van eiseres tegenstrijdig en vaag waren, en dat zij geen documenten had overgelegd die haar identiteit of nationaliteit onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitviel, gezien de korte duur van haar verblijf in Nederland en het ontbreken van sterke banden met Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’ ingetrokken en de aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ afgewezen.
Bij besluit van 22 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2018. Beide partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen
.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1993 en de Mongolische nationaliteit te hebben. Op 10 maart 2016 heeft eiseres als slachtoffer aangifte gedaan van mensenhandel. Daarop is aan eiseres op 15 maart 2016 ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’ verleend. Op 15 juni 2017 heeft eiseres een aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ ingediend.
2. Verweerder heeft de verblijfsvergunning onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’ ingetrokken omdat de aangifte door de officier van justitie is geseponeerd. De aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ is afgewezen omdat eiseres niet over een paspoort beschikt en niet gebleken is van bijzondere individuele omstandigheden die rechtstreeks verband houden met mensenhandel, waardoor van eiseres niet kan worden gevergd dat zij Nederland verlaat. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij slachtoffer van mensenhandel is geworden. Verweerder heeft voorts de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in het nadeel van eiseres laten uitvallen.
3. Eiseres kan zich met deze beslissing niet verenigen. Eiseres heeft wel degelijk met verklaringen aannemelijk gemaakt dat zij het slachtoffer is geworden van mensenhandel en bij terugkeer naar Mongolië te vrezen heeft voor represailles. Het sepot van de aangifte mag niet leiden tot de conclusie dat zij daarom dus geen slachtoffer van mensenhandel is. Zij beschikt voorts niet over een netwerk voor hulp bij herintegratie in Mongolië. De Mongoolse autoriteiten doen te weinig aan bestrijding van mensenhandel en de opvang van slachtoffers laat te wensen over. Zij is in Nederland geïntegreerd en zij is de Mongoolse samenleving inmiddels zodanig ontwend dat terugkeer in redelijkheid niet van haar kan worden verlangd.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’ anders dan de algemene stelling dat zij slachtoffer is van mensenhandel geen nadere gronden heeft aangevoerd .
4.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer van mensenhandel is geworden. Weliswaar is het sepot van de aangifte niet voldoende ter onderbouwing van deze conclusie, echter zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in onder meer de uitspraak van 2 december 2015 ( ECLI:NL:RVS:2015:3803) heeft overwogen mag van een vreemdeling wèl worden verwacht dat zij aannemelijk kan verklaren over de wijze waarop zij slachtoffer is geworden van mensenhandel. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte zich op het standpunt heeft gesteld dat eiseres tegenstrijdige, bevreemding wekkende, vage en summiere verklaring hieromtrent heeft afgelegd. Zo verschilt de verklaring die eiseres ten tijde van haar aangifte heeft afgelegd van hetgeen zij in haar brief van 9 mei 2017 heeft verklaard. Eiseres heeft bij de aangifte geen enkele ontsnappingspoging beschreven of melding gemaakt van mishandeling naar aanleiding van die ontsnappingspogingen, terwijl zij in haar brief verklaard dat zij vaak heeft getracht te vluchten en na elke poging ernstig werd mishandeld. Daar komt bij dat tijdens de aangifte een aantal keer is gevraagd of zij kon weglopen of om hulp kon vragen, waarop eiseres telkens heeft geantwoord dat dit niet kon. Eiseres heeft geen verklaring voor de tegenstrijdigheden in haar verklaringen geboden. De verklaringen van eiseres over haar reis van Rusland naar Nederland zijn voorts vaag en summier. Zo kan eiseres geen details vertellen over de reis per auto en verklaart zij eerst over Frankrijk om vervolgens aan te geven dat Frankrijk haar niets zegt. Ook de verklaringen over mensenhandelaar en de ontsnapping in Nederland zijn opmerkelijk en niet aannemelijk. Eiseres heeft verklaard in Nederland meteen de eerste avond te zijn gevlucht omdat de deur open was blijven staan. Zij zou hebben vernomen dat ze verkocht zou worden. Verweerder heeft niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat de vriend van mevrouw Altanzul dan wel de personen die eiseres zouden kopen, zouden riskeren dat zij zo eenvoudig kon ontsnappen.
De beroepsgrond faalt.
4.3
Voor zover eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte een verblijfsvergunning onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ heeft afgewezen overweegt de rechtbank als volgt.
4.4
De rechtbank stelt vast dat eiseres met geen enkel document haar identiteit en/of nationaliteit heeft onderbouwd of aangetoond. De twee brieven van de Mongoolse Ambassade te Brussel inhoudende dat de Ambassade geen informatie heeft aangetroffen in de staatsregisters omtrent de door eiseres opgegeven personalia, heeft verweerder terecht onvoldoende geacht. Immers deze brieven bevestigen op geen enkele wijze de gestelde nationaliteit en identiteit. Ook heeft verweerder terecht geconcludeerd dat deze brieven onvoldoende zijn om eiseres vrij te stellen van het paspoort vereiste nu hiermee niet is aangetoond dat zij geen paspoort zou kunnen verkrijgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder terecht het ontbreken van een geldig grensoverschrijdingsdocument heeft tegengeworpen.
4.5
Voorts is de rechtbank met verweerder van oordeel dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die rechtstreeks verband houden met mensenhandel. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank immers van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is geworden van mensenhandel. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd over het niet terug kunnen keren naar Mongolië kan dan ook niet leiden tot een gegrond beroep.
4.6
De enkele stelling van eiseres dat zij geïntegreerd is in de Nederlandse samenleving is voorts onvoldoende onderbouwing voor een geslaagd beroep op artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd onderbouwd in het besluit dat de belangenafweging hieromtrent in het nadeel van eiseres uitvalt gezien de betrekkelijk korte duur van haar verblijf in Nederland en nu niet is gebleken van banden met Nederland die de gebruikelijk banden overstijgen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon - Overdijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.