Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2018 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres met de Mongoolse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'tijdelijke humanitaire gronden' gekregen, maar deze werd ingetrokken omdat de aangifte van mensenhandel door de officier van justitie was geseponeerd. De aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'niet-tijdelijke humanitaire gronden' werd afgewezen omdat eiseres niet over een paspoort beschikte en niet aannemelijk had gemaakt dat zij slachtoffer van mensenhandel was. Eiseres stelde dat zij bij terugkeer naar Mongolië te vrezen had voor represailles en dat de Mongoolse autoriteiten onvoldoende bescherming boden aan slachtoffers van mensenhandel.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van eiseres tegenstrijdig en vaag waren, en dat zij geen documenten had overgelegd die haar identiteit of nationaliteit onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitviel, gezien de korte duur van haar verblijf in Nederland en het ontbreken van sterke banden met Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af.