ECLI:NL:RBDHA:2018:14523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
C-09-558954-KG RK 18-1239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen in het kader van grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 november 2018 een verzoek tot het uitvaardigen van een bevel tot conservatoir beslag afgewezen. Het verzoek was ingediend door Inmobiliaria Vica S.A., gevestigd in Barcelona, en Ard-Choille B.V., gevestigd in Den Haag. De verzoekers stelden dat zij recht hadden op een succesvergoeding van € 5.300.000,-- in verband met een sale-and-lease back transactie met Banco Santander. De verzoekers voerden aan dat zij door de gerekestreerde, die in deze zaak niet bij naam is genoemd, waren bedrogen, omdat het bedrag dat aan hen toekwam, via een constructie aan een andere rechtspersoon, Aegle International Ltd., was betaald.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekers niet voldoende bewijs hadden geleverd om aan te tonen dat hun vorderingen waarschijnlijk gegrond zouden worden verklaard in een bodemgeschil. De voorzieningenrechter benadrukte dat het aan de schuldeiser is om voldoende bewijsmateriaal te verstrekken om de noodzaak van een bewarende maatregel aan te tonen. In dit geval was er onvoldoende onderbouwing van de claims van de verzoekers, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking kwam.

De beslissing om het verzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken door mr. G.P. van Ham. Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van de Verordening (EU) Nr. 655/2014, die de procedure voor het Europees bevel tot conservatoir beslag regelt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- en rekestnummer: C/09/558954 / KG RK 18-1239
Beschikking van 2 november 2018
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
Inmobiliaria Vica S.A.,
gevestigd te Barcelona (Spanje),
2. de besloten vennootschap
Ard-Choille B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verzoekers,
advocaat: mr. A.C. Mahabiersing te Haarlem,
tegen
[gerekstreerde],
wonende te [plaats] ([land]),
gerekestreerde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het ‘verzoekschrift’ (een Europeesrechtelijk modelformulier I) met bijlagen,
ingekomen ter griffie op 27 augustus 2018, waaronder een bij deze rechtbank
ingediend beslagrekest met producties, naar aanleiding waarvan de
voorzieningenrechter verzoekers bij beschikking van 17 juli 2018 verlof heeft
verleend om ten laste van gerekestreerde en (de nader te noemen rechtspersoon) Aegle conservatoir beslag te leggen;
- het aangepaste ‘verzoekschrift’ (vorenbedoeld formulier),
ingekomen ter griffie op 20 september 2018;
- het verzoek d.d. 24 september 2018 van de voorzieningenrechter om nadere
onderbouwing van verzoek;
- het e-mailbericht d.d. 5 oktober 2018 van de zijde van verzoekers
met de gevraagde nadere onderbouwing van het verzoek;
- het (telefonisch) contact d.d. 18 oktober 2018 tussen de advocaat van verzoekers en de griffie van de voorzieningenrechter, onder meer omtrent het aanhangig
gemaakte bodemgeschil.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de voorzieningenrechter een bevel tot conservatoir beslag zal uitvaardigen, zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 655/2014 van het
Europees parlement en de raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure
betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de
grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te
vergemakkelijken (hierna: de Verordening) en de Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen, Staatsblad 2016, 440.
2.2.
Op grond van art. 7 lid 1 van de Verordening vaardigt het gerecht (in dit geval: de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag) het bevel tot conservatoir beslag (hierna ook wel: het bevel) uit als de schuldeiser voldoende bewijsmateriaal heeft verstrekt om het gerecht ervan te overtuigen dat er dringend behoefte bestaat aan een bewarende maatregel in de vorm van een bevel tot conservatoir beslag, gelet op het reële risico dat, zonder een
dergelijke maatregel, de latere inning van de vordering van de schuldeiser jegens de
schuldenaar onmogelijk wordt gemaakt of wordt bemoeilijkt.
2.3.
Op grond van art. 7 lid 2 van de Verordening is voor afgifte van het bevel vereist dat verzoekers voldoende bewijsmateriaal verstrekken om de voorzieningenrechter ervan te overtuigen dat hun vordering(en) jegens gerekestreerde waarschijnlijk gegrond wordt c.q. worden verklaard. Conform de bewoordingen van § 14 van de in de Verordening
opgenomen considerans is het aan schuldeiser om bij zijn verzoek om afgifte van het bevel ten genoegen van het gerecht waar het verzoek wordt ingediend aan te tonen dat hij de
procedure betreffende het bodemgeschil tegen de schuldenaar waarschijnlijk zal winnen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn verzoekers daarin niet geslaagd.
Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
2.4.
Ter onderbouwing van het verzoek hebben verzoekers het volgende aangevoerd.
2.4.1.
Inmobiliaria Vica heeft in de periode van 2005 tot en met 2007 diensten verricht met het oog op het tot stand komen van een zogenoemde “sale-and-lease back transactie” voor (een deel van) het onroerend goed van Banco Santander, volgens het verzoekschrift gevestigd in Madrid (Spanje), bij elke transactie ook gerekestreerde betrokken is geweest. Op grond van een daartoe gesloten overeenkomst zou Inmobiliaria Vica bij succes voor haar inspanningen een succesvergoeding ontvangen ter grootte van 0,5% van de transactieprijs, hetgeen zou neerkomen op een bedrag van € 10.600.000,--. Kort voor het tot stand komen van de transactie heeft gerekestreerde te kennen gegeven dat ook vier andere partijen als adviseur bij het tot stand komen van vorenbedoelde sale-and-lease back transactie hebben bemiddeld en dat die partijen daarom recht zouden hebben op de helft van voormelde succesvergoeding. In de veronderstelling dat bedoelde succesvergoeding met de vier voormelde adviseurs zou moeten worden gedeeld heeft Inmobiliaria Vica slechts aanspraak gemaakt op de helft van de afgesproken courtage van 0,5% van de uiteindelijke prijs voor de transactie. In dat kader heeft Inmobiliaria Vica deze helft, groot € 5.300.000,-- ontvangen. De andere helft van de succesvergoeding zou aan de vier (andere) adviseurs worden overgemaakt door middel van een structuur, waarbij de Nederlandse vennootschap Ard-Choille B.V. zou
worden ingezet.
2.4.2.
Ter verdere onderbouwing van haar verzoek heeft Inmobiliaria Vica aangevoerd dat zij recentelijk heeft ontdekt dat zij destijds door gerekestreerde is bedrogen, nu het
bedrag van € 5.300.000,--, dat aan de vier (andere) adviseurs zou worden betaald, door
middel van een constructie via Ard-Choille B.V. is betaald aan de rechtspersoon naar vreemd recht Aegle International Ltd. (hierna: Aegle), welke rechtspersoon toentertijds, bij het tot stand komen van voormelde overeenkomst, voor 100% bij gerekestreerde in handen was. Gerekestreerde noch Aegle heeft voormeld bedrag van € 5.300.000,-- aan de vier voormelde andere adviseurs uitgekeerd, welk handelen jegens Inmobiliaria Vica
onrechtmatig is. Inmobiliaria Vica stelt zich op het standpunt dat zij tot dit bedrag van
€ 5.300.000,-- gerechtigd is. Door haar (onbedoeld) aandeel in het onrechtmatig handelen van gerekestreerde heeft Ard-Choille op haar beurt aanzienlijke reputatieschade opgelopen, ten gevolge waarvan zij (ook thans nog) te maken heeft met inkomstenderving.
2.5.
Naar aanleiding van het vorenstaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De door verzoekers geschetste gang van zaken (bedrog) destijds (in 2007) bij het vaststellen van de aan de uiteindelijk aan Inmobiliaria Vica uit te betalen succesvergoeding komt als zodanig niet naar voren uit de bij het verzoekschrift overgelegde - en veelal in het Spaans
gestelde - producties. Daarbij is van belang dat, zoals verzoekers zelf stellen, Inmobiliaria Vica om haar moverende redenen voor wat betreft de beloning van haar inspanningen bij het tot stand komen van de transactie uiteindelijk akkoord is gegaan met een succesvergoeding van € 5.300.000,-- zijnde de helft van het aanvankelijk overeengekomen bedrag van
€ 10.600.000,--. De stelling dat zulks het gevolg zou zijn geweest van onrechtmatig
handelen van gerekestreerde hebben verzoekers niet op enigerlei wijze met onderliggende stukken onderbouwd. Dat oordeel treft ook het - in voormeld beslagrekest opgenomen - betoog dat het als succesvergoeding bedoelde bedrag van € 5.300.000,-- niet aan de vier andere adviseurs is uitbetaald, maar aan gerekestreerde althans aan Aegle. Het enkele
betoog dat – zoals ook gesteld in de nadere toelichting d.d. 5 oktober 2018 op het
verzoekschrift – zulks naar aanleiding van een Spaanse (straf)procedure aan het licht is
gekomen, waarmee vast zou staan dat gerekestreerde verzoekers zou hebben misleid, kan daartoe niet volstaan, nu verzoekers ook dat betoog niet hebben gesubstantieerd. Voorts blijkt niet uit het verzoekschrift in hoeverre de gestelde schade ook Ard-Choille B.V. betreft en, zo ja, of het daartoe opgevoerde bedrag van € 5.300.000,-- ook betrekking heeft op de gestelde reputatieschade van Ard-Choille B.V., te meer nu in Bijlage 1. (waarin voormeld beslagrekest is opgenomen) van het verzoekschrift wordt vermeld dat Ard-Choille B.V. door Inmobiliaria Vica voor het mislopen van de haar toekomende succesvergoeding
aansprakelijk is gesteld. Voorts is onderbelicht gebleven waar bedoelde reputatieschade concreet uit bestaat en is dit element van het verzoekschrift niet met stukken onderbouwd.
2.6.
Het vorenstaande leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot de slotsom dat verzoekers onvoldoende bewijsmateriaal hebben verstrekt om te kunnen concluderen dat hun vorderingen jegens gerekestreerde met de vereiste mate van waarschijnlijkheid in het daartoe aanhangig gemaakte bodemgeschil gegrond zullen worden verklaard en dat daarmee niet is voldaan aan de voor de afgifte van een bevel tot Europees bankbeslag in art. 7 lid 2 van de Verordening opgenomen maatstaf, hetgeen meebrengt dat onderhavig verzoek niet voor inwilliging in aanmerking komt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken
op 2 november 2018.
fl