In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2018 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Eiser, die in Italië eerder asiel heeft aangevraagd, betoogde dat hij niet kan worden teruggestuurd naar Italië vanwege de slechte opvangomstandigheden en de invoering van het Wetsdecreet Nr. 113/2018, dat de toegang tot het SPRAR opvangsysteem beperkt. De rechtbank oordeelde dat eiser niet kan worden aangemerkt als kwetsbare asielzoeker en dat de argumenten over de opvangvoorzieningen in Italië onvoldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van structurele tekortkomingen. De rechtbank baseerde haar oordeel op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uit kan gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat dit niet het geval is. De rechtbank verwierp ook de beroepsgrond dat de situatie in Italië zodanig is dat terugkeer daarheen in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.