Uitspraak
Beschikking op het op 13 februari 2018 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker]
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ),
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie
Feiten
- De moeder heeft de Pakistaanse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 12 februari 2015 is het verzoek, door de bijzondere curator namens [minderjarige] gedaan, om het vaderschap van verzoeker over [minderjarige] gerechtelijk vast te stellen afgewezen, kort gezegd omdat de familierechtelijke betrekking tussen verzoeker en [minderjarige] , zoals deze in de Pakistaanse geboorteakte van [minderjarige] is vastgelegd, in Nederland moet worden erkend.
- Op 4 juni 2015 heeft verzoeker bij de Nederlandse ambassade te Islamabad (Pakistan) een Nederlands paspoort voor [minderjarige] aangevraagd. Bij beslissing van 16 juni 2015 van de Minister van Buitenlandse Zaken is deze aanvraag buiten behandeling gesteld.
- Tegen deze beslissing heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend. Bij beslissing op bezwaar van 22 september 2015 is het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
- Tegen de beslissing op bezwaar heeft verzoeker beroep ingesteld bij de bestuursrechter van deze rechtbank. Bij uitspraak van 17 mei 2016 is – voor zover hier van belang –:
- Op 8 juni 2016 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken hoger beroep aangetekend tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
- De Raad van State heeft bij uitspraak van 29 september 2016 het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van deze rechtbank van 17 mei 2016 vernietigd.