ECLI:NL:RBDHA:2018:14413
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse homoseksueel wegens ongeloofwaardigheid van geaardheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse man die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De eiser, die homoseksueel is, stelde dat hij gevaar loopt bij terugkeer naar Algerije vanwege zijn geaardheid. Hij heeft verklaard dat hij meerdere keren is achtervolgd en uitgescholden, en dat hij vreest voor vervolging door Salafistische groepen in zijn thuisland.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig heeft geacht. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn oordeel dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, met uitzondering van LHBTI-ers. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk risico loopt bij terugkeer naar Algerije. De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser en dat de geloofwaardigheid van zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid niet voldoende was onderbouwd.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico op ernstige schade loopt in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen, vooral in gevallen waarin de geloofwaardigheid van hun verklaringen ter discussie staat.