ECLI:NL:RBDHA:2018:14204
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod wegens openbare orde en misdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2018 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft en sinds 2000 in Nederland verblijft. Eiser had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die op 1 december 2017 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd ingetrokken vanwege gepleegde misdrijven. Eiser had eerder een voornemen tot intrekking ontvangen, maar deze was niet doorgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onherroepelijk is veroordeeld voor meerdere misdrijven, waaronder zware mishandeling en bedreiging, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet terecht was. Eiser betoogde dat de intrekking in strijd was met artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelde dat het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan de belangen van eiser. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Gezinsherenigingsrichtlijn niet van toepassing was op eiser, omdat hij een autonome verblijfsvergunning had. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de intrekking van de verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod.