Op 28 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.L.M. Reijnen, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van 12 april 2018, waarin een voorlopige aanslag erfbelasting was opgelegd aan eiseres, na het overlijden van erflaatster mevrouw [X] op [datum] 2014. Eiseres was een van de erfgenamen en had een voorlopige aanslag erfbelasting van € 13.297 ontvangen, met daarnaast € 806 aan belastingrente.
Het geschil in deze zaak betreft uitsluitend de in rekening gebrachte belastingrente. Eiseres heeft niet betwist dat de belastingrente correct is berekend volgens de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat het niet aan de rechter of de inspecteur is om van de wettelijke regeling af te wijken. Eiseres' argument dat de rente onredelijk hoog is en dat er politieke en maatschappelijke discussie over is, werd door de rechtbank verworpen. De rechter kan de billijkheid van wettelijke bepalingen niet toetsen, tenzij deze in strijd zijn met internationale verdragsbepalingen, wat in deze zaak niet is aangetoond.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.