ECLI:NL:RBDHA:2018:14048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
C/09/561808 / KG RK 18-1489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in belastingzaak

Op 26 november 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker in een belastingzaak. De verzoeker, die zonder rechtsbijstand was, had de rechter gewraakt omdat hij zich ondergesneeuwd voelde tijdens de zitting van 9 oktober 2018. Hij stelde dat hij niet de kans had gekregen om zijn standpunten voldoende kenbaar te maken en dat zijn verzoek om uitstel van de behandeling was afgewezen, waardoor hij zonder advocaat moest verschijnen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, ondanks de late indiening, omdat rekening werd gehouden met zijn gezondheidstoestand.

De wrakingskamer heeft echter het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer stelde vast dat de bij de mondelinge behandeling aangevoerde gronden niet in de beoordeling konden worden betrokken, omdat deze al voor de indiening van het verzoek bekend waren. De wrakingskamer benadrukte dat de procedure niet bedoeld is voor klachten over de bejegening door de rechter, en dat het gevoel van de verzoeker dat hij niet gehoord was, niet werd ondersteund door objectieve factoren. De beslissing van de rechter om het verzoek om uitstel af te wijzen, kon niet inhoudelijk worden getoetst in het kader van de wrakingsprocedure.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat de rechter tekort was geschoten in zijn bejegening. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2018/72
zaak- /rekestnummer: C/09/561808/ KG RK 18-1489
Beslissing van 26 november 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer,
strekkende tot de wraking van
mr. G.J. Ebbeling,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam.
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 oktober 2018;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 9 oktober 2018;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 22 oktober 2018;
- het verzoek om uitstel van verzoeker, met bijlage, van 24 oktober 2018;
- de schriftelijke reactie daarop van 30 oktober 2018.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P.A. Kint;
- de rechter.
De belanghebbende heeft bij brief van 30 oktober 2018 laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 18/778, SGR 18/799 en SGR 18/1057 tussen verzoeker en de belanghebbende.
Verzoeker is eiser in een beroepszaak inzake een tweetal naheffingsaanslagen omzetbelasting en een aanslag inkomstenbelasting. De bezwaren van eiser tegen de naheffingsaanslagen zijn door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. Op de zitting van 9 oktober 2018 zijn de zaken gelijktijdig behandeld, is de behandeling gesloten en is bepaald dat twee weken later mondeling uitspraak zou worden gedaan.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals – mede bij monde van mr. Kint aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen – toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker wraakt de rechter omdat hij het gevoel heeft dat hij tijdens de zitting van 9 oktober 2018 is ‘ondergesneeuwd’ en door verschillende aan de rechter te verwijten omstandigheden niet de gelegenheid heeft gekregen om fatsoenlijk het woord te voeren en zijn standpunten voldoende kenbaar te maken. Het tweede bezwaar van verzoeker is gelegen in het feit dat, nadat zijn advocaat zich ter zitting had onttrokken, zijn verzoek om uitstel van de behandeling van de zaken is afgewezen, als gevolg waarvan hij er zonder enige rechtsbijstand alleen voorstond en geen eerlijke rechtsgang heeft gehad.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Ontvankelijkheid van het verzoek
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op de zitting van 9 oktober 2018 en het verzoek is pas gedaan op 15 oktober 2018. Hoewel het wrakingsverzoek strikt genomen als gevolg van het tijdsverloop van ruim vijf dagen te laat is ingediend, kan verzoeker toch worden ontvangen in het verzoek. De wrakingskamer heeft daarbij rekening gehouden met de medische toestand van verzoeker, die hij tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek op 12 november 2018 heeft toegelicht en de omstandigheid dat hij na de zitting van 9 oktober 2018 niet langer beschikte over rechtsbijstand.
Nader aangevoerde gronden voor het wrakingsverzoek
3.3.
Voor zover verzoeker – mede op basis van de door hem overgelegde schriftelijke reactie van 10 november 2018 met bijlagen – bij de mondelinge behandeling op 12 november 2018 nog gronden aan zijn verzoek heeft toegevoegd, zal de wrakingskamer deze niet in de beoordeling betrekken. De wet schrijft immers voor dat alle omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Het doel van dit voorschrift is dat onnodige vertraging wordt voorkomen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De door verzoeker aangevoerde nadere gronden waren hem echter al vóór indiening van het verzoek bekend.
Wrakingsverzoek gericht tegen de (processuele) beslissing op het uitstelverzoek
3.4.
De wrakingskamer overweegt dat de juistheid van een rechterlijke (processuele) beslissing alleen kan worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter en deze niet dient als een verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt daarom geen oordeel toe over de juistheid van (tussen)beslissingen of over verzuimen om daarop te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er evenzeer tegen dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (Hoge Raad 25 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1413).
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat deze een – in de ogen van verzoeker – onjuiste beslissing heeft genomen op het verzoek tot uitstel. Uit het proces-verbaal blijkt dat verzoeker zijn gemachtigde, na een schorsing, ter zitting heeft ontslagen, waardoor hij niet langer als de gemachtigde van verzoeker kon optreden. Ondanks een verzoek daartoe van verzoeker, heeft de rechter vervolgens medegedeeld dat zij geen reden ziet om de OB-zaken te schorsen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de wrakingskamer deze beslissing niet inhoudelijk toetsen en ziet zij in de genoemde beslissing van de rechter geen blijk van vooringenomenheid, zodat geen grond bestaat voor toewijzing van het wrakingsverzoek op dit punt.
Bejegening door de rechter
3.5.
De klachten van verzoeker betreffen ook de manier waarop hij door de rechter is bejegend tijdens de mondelinge behandeling op de zitting van 9 oktober 2018. De wrakingskamer stelt voorop dat voor dergelijke klachten de wrakingsprocedure niet is bedoeld. Verzoeker kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in het onderhavige geval in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken. Daarbij heeft de wrakingskamer in aanmerking genomen dat bij verzoeker weliswaar het gevoel is ontstaan dat hij niet gehoord is, maar dat dit niet blijkt uit objectieve factoren. Uit het van de zitting opgemaakte proces-verbaal blijkt dat verzoeker meerdere malen het woord heeft gevoerd en dat hij door de rechter aan het eind van de behandeling in de gelegenheid is gesteld om te reageren. Dat de zitting voor verzoeker mogelijk overweldigend en ingewikkeld is geweest, is onvoldoende om aan te nemen dat de rechter tekort is geschoten in de bejegening en dat daardoor de schijn van partijdigheid zou zijn gewekt. Dat uit de door verzoeker overgelegde medische verklaring van zijn huisarts van 8 november 2018 blijkt dat hij het als gevolg van spanningsklachten niet aankan om meerdere zaken tegelijk te bespreken, maakt het oordeel van de wrakingskamer niet anders. Daarom wordt het verzoek in zoverre eveneens afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker via zijn gemachtigde mr. R.P.A. Kint;
• verweerders in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J.A. van Steen, J. Eisses en T.F. Hesselink, in tegenwoordigheid van de griffier mrs. M.C. Bruins en E. Noorlander en in openbaar uitgesproken op 26 november 2018.
de griffier mr. Noorlander de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.