Uitspraak
Rechtbank den haag
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .
Rechtbank Den Haag
Op 26 november 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker in een belastingzaak. De verzoeker, die zonder rechtsbijstand was, had de rechter gewraakt omdat hij zich ondergesneeuwd voelde tijdens de zitting van 9 oktober 2018. Hij stelde dat hij niet de kans had gekregen om zijn standpunten voldoende kenbaar te maken en dat zijn verzoek om uitstel van de behandeling was afgewezen, waardoor hij zonder advocaat moest verschijnen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, ondanks de late indiening, omdat rekening werd gehouden met zijn gezondheidstoestand.
De wrakingskamer heeft echter het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer stelde vast dat de bij de mondelinge behandeling aangevoerde gronden niet in de beoordeling konden worden betrokken, omdat deze al voor de indiening van het verzoek bekend waren. De wrakingskamer benadrukte dat de procedure niet bedoeld is voor klachten over de bejegening door de rechter, en dat het gevoel van de verzoeker dat hij niet gehoord was, niet werd ondersteund door objectieve factoren. De beslissing van de rechter om het verzoek om uitstel af te wijzen, kon niet inhoudelijk worden getoetst in het kader van de wrakingsprocedure.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat de rechter tekort was geschoten in zijn bejegening. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.