Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[cardioloog 1] te [plaats 1] ,
[BV I]te [plaats 1] ,
1.[cardioloog 2] te [plaats 2] ,
[BV II]te [plaats 2] ,
1.De procedures
- de dagvaarding van 24 november 2017;
- de akte overlegging producties (1 tot en met 24) tevens vordering tot rolvoeging
- de dagvaarding van 24 november 2017;
- de akte tot in het geding brengen van producties (1 tot en met 44) en houdende
- de conclusie van antwoord van 28 februari 2018 met producties 1 tot en met 40;
- het tussenvonnis van 14 maart 2018 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de dagvaarding van 24 november 2017;
- de akte tot in het geding brengen van producties (1 tot en met 35) van de zijde van
- de conclusie van antwoord van 28 februari 2018 met producties 1 tot en met 41;
- het tussenvonnis van 14 maart 2018 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
2.De feiten
Hospital Standarised Mortality Ratiovan het ziekenhuis (hierna: de HSMR) - de werkelijke sterfte in het ziekenhuis afgezet tegen de op grond van de patiëntkenmerken verwachte sterfte - over 2010 erop duidde dat het aantal sterfgevallen in het ziekenhuis, ook op de afdeling cardiologie, aanmerkelijk hoger was dan het aantal sterfgevallen in vergelijkbare ziekenhuizen. De Raad van Bestuur van het ziekenhuis (hierna: RvB) had naar aanleiding van de uitkomsten van die berekening in november 2011 opdracht gegeven aan het onderzoeksbureau Medirede (hierna: Medirede) om dossiers van patiënten die in 2010 zijn overleden en vallen onder de diagnosegroep acuut myocardinfarct en hartfalen te onderzoeken op potentieel vermijdbare schade.
De vakgroep houdt zich in deze aanbevolen voor nadere adviezen en/of verbeterpunten zijdens de Raad van Bestuur.”
adverse events- ongewenste voorvallen - er twee niet vermijdbaar, acht mogelijk vermijdbaar en negen waarschijnlijk vermijdbaar zijn geweest, alsmede dat bij vier patiënten de
adverse eventsgeen bijdrage aan het overlijden hebben gehad, bij tien patiënten de
adverse eventseen bijdrage aan het overlijden hebben gehad en bij één patiënt een
adverse eventde waarschijnlijk oorzaak van het overlijden is geweest.
de vereiste zorgvuldigheid die wij in het onderzoek moeten betrachten en een aantal (formele) bepalingen in de toelatingsovereenkomsten.” Verder meldt de RvB dat de cardiologen (nog) niet hebben ingestemd met een
time outvoor de duur van twee maanden.
Er ligt aan de verhouding met de betrokken cardiologen […] een toelatingsovereenkomst ten grondslag. Deze standaardovereenkomst biedt weliswaar de mogelijkheid van op non-actiefstelling, maar daarop dient binnen een maand een beëindiging van de toelating te volgen. Een dergelijk besluit vereist zorgvuldigheid. De cardiologen moeten daarbij de gelegenheid krijgen hun zienswijze te geven […] Momenteel hebben het ziekenhuis en de cardiologen een time-out van 6 weken afgesproken. De cardiologen kunnen de time-out benutten zodat zij hun zienswijze kunnen geven.” en:
vrij omvangrijk [zijn], ca 18.700 patiëntenbezoeken per jaar” en “
Deze zorg zal zich deels verspreiden over de 3 andere ziekenhuizen. De patiëntenpopulatie is echter te omvangrijk om binnen deze ziekenhuizen geabsorbeerd te kunnen worden.
triggersaan en wel gemiddeld 2,2
triggerper dossier. Medirede vond potentiële, al dan niet vermijdbare,
adverse eventsin 12 dossiers. De cardiologen hebben hun zienswijze daarop gegeven. Medirede concludeerde uiteindelijk tot waarschijnlijk vermijdbare
adverse eventsin vijf dossiers en mogelijk vermijdbare
adverse eventsin 3 dossiers. Van deze (5+3=) acht
adverse eventsis er volgens Medirede één die de waarschijnlijke oorzaak van het overlijden is en hebben er vijf mogelijk bijgedragen aan het overlijden.
pre-pack). De rechtbank heeft vervolgens twee curatoren aangesteld die op 24 juni 2013 overeenstemming hebben bereikt met Spijkenisse Medisch Centrum (SMC) die de inventaris, de voorraden en de immateriële activa van het ziekenhuis heeft overgenomen. Het ziekenhuis heeft op diezelfde datum eigen aangifte tot faillietverklaring gedaan. Het faillissement van het ziekenhuis is dezelfde dag – 24 juni 2013 dus – uitgesproken.
“De commissie is van oordeel dat het verleningsbesluit te onbepaald is, nu er omtrent de duur van de verlenging en de mogelijkheid van in de toekomst te verlenen cardiologische zorg door [de cardiologen] in het geheel geen overwegingen zijn opgenomen in het besluit.”
Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de door de zorg veroorzaakte schade en de mate waarin die heeft bijgedragen aan overlijden over de onderzoeksperiode in het Ruwaard van Putten ziekenhuis niet afwijkt van wat in andere soortgelijke ziekenhuizen in Nederland wordt gevonden. Dat geldt ook voor de afdeling cardiologie.
de Staatscourantzullen worden bekendgemaakt zodra deze onherroepelijk zouden zijn geworden en aan enkele medische tijdschriften ter bekendmaking zullen worden aangeboden.
de Staatscourantzullen worden bekendgemaakt en aan enkele medische tijdschriften ter bekendmaking zullen worden aangeboden.
3.Het geschil
in zaak I
RECTIFICATIE ONJUISTE BERICHTGEVING CARDIOLOGEN RUWAARD VAN PUTTEN ZIEKENHUIS
primair:de Staat te veroordelen om binnen één week na dit vonnis aan [cardioloog 3] te voldoen een bedrag van € 2.958.507 ter zake van door [cardioloog 3] geleden schade als nader gespecificeerd in een door deskundige Joling vervaardigd rapport, te vermeerderen met € 19.374,76 en € 1.454,92 aan beëindigingsvergoeding arts-assistent, € 66.614 aan [cardioloog 3] ’s deel in de kosten van waarneming, € 65.957,50 aan kosten van rechtsbijstand bij het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege, € 375.000 aan schade ten gevolge van de gedwongen verkoop van de woning van [cardioloog 3] en
quick scan- die destijds overigens niet in het kader van wederhoor aan de cardiologen ter beschikking is gesteld - kunnen volstaan.
4.De beoordeling in alle zaken
quick scanvan de Inspectie en de gestelde willekeur in de aanpak van de Inspectie ten opzichte van andere afdelingen binnen het ziekenhuis. De rechtbank dient immers ervan uit te gaan dat het bevel en de verlenging tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. Ook de stellingen van de cardiologen dat het bevel en de verlenging dispropor-tioneel zijn geweest stuiten hierop af. Ten aanzien van de
quick scangeldt nog dat
second opiniondaarover en de
quick scanuiteindelijk (ongecensureerd) aan de cardiologen ter hand is gesteld.
Doorpakken!”).
onder toezicht van zowel externe cardiologen als de NVVCtot een situatie zou leiden waarin een (nieuw) bevel met betrekking tot de cardiologen uit het oogpunt van patiëntveiligheid aangewezen zou zijn. Over de vraag naar de kans van slagen van bedoeld beoordelingstraject in of buiten het ziekenhuis, verwijst de rechtbank naar haar hieronder opgenomen overwegingen betreffende de causaliteit.
Er waren hoge sterftecijfers. Er was een hele slechte dossiervoering, een slechte communicatie en regels rondom het levenseinde werden niet gevolgd.”;
Het was meer dan alleen de afdeling cardiologie. Bij de cardiologie, daar waren cijfers dat er een oversterfte was voor bepaalde aandoeningen, maar eigenlijk was het een probleem van het hele ziekenhuis.”;
Ze voerden geen goede dossiers, aldus de inspectie, lieten de kliniek over aan een arts-assistent en namen onnodig grote risico’s met hun keuzes van behandelen. Die risico’s zijn bewaarheid geworden volgens de inspectie: patiënten zijn overleden en dat had kunnen worden voorkomen.”en
“Ze leggen de schuld bij iedereen behalve bij zichzelf.”
De artsen van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis te Spijkenisse zijn mogelijk te vervolgen voor dood door schuld”, “
Alle vier cardiologen Ruwaard van Putten per direct op non-actief […] Eindelijk en jaren te laat, ten koste van de levens van een onbekend aantal patiënten […]”en van nu.nl op 2 september 2014: “
patiënten zijn onnodig overleden”).
Cardiologen Ruwaard bespoedigden dood niet-terminale patiënten” en “Meer verdachte sterfte in Ruwaard”)waarvan het merendeel is overgelegd als productie 42
.Voorts wijzen [cardioloog 2] c.s. op een antwoord van de minister op een vraag van een Tweede Kamerlid luidende welke afdelingen en personen bij de “
hoge sterfte” betrokken zijn. De minister heeft daarop geantwoord: “
Afdeling cardiologie, de vier cardiologen en een arts assistent”. Ten slotte voert [cardioloog 2] c.s. aan de onder 4.13.1 sub 1 en 2 opgenomen fragmenten, het onder 4.13.2 genoemde artikel op nu.nl en de fiattering door de Inspectie van een AD-artikel van 27 november 2012 waarin onder meer is opgenomen: “
Het Ruwaard van Putten Ziekenhuis in Spijkenisse, waar mogelijk hartpatiënten zijn overleden door een foute diagnose, wil contact zoeken met nabestaanden van alle slachtoffers. Dat bevestigde een woordvoerder […] In 2010 zijn in het ziekenhuis 54 patiënten overleden aan hartfalen of een hartaanval. Dat is boven het landelijk gemiddelde. Vijftien patiënten zijn mogelijk overleden na een verkeerde diagnose”.
Of en zo ja, in welke mate, deze gebrekkige organisatie consequenties heeft gehad voor individuele patiënten […] heeft het College niet kunnen vaststellen”. Medirede II kon niet als onderbouwing gelden, omdat daarin slechts sprake is van
mogelijkeen
waarschijnlijkeoorzaken (zie 2.22). Voor zover bedoeld was onderbouwing te vinden in Medirede I, is niet komen vast te staan dat de daarin gesuggereerde bijdrage aan het overlijden van patiënten (zie 2.10) ziet op patiënten die door de cardiologen zijn behandeld. In het ziekenhuis overleden namelijk ook patiënten aan hartfalen of myocardinfarct die niet onder behandeling stonden van de afdeling cardiologie. Daarbij komt dat de individuele verwijten aan de cardiologen ten aanzien van een twaalftal concrete patiëntendossiers ten overstaan van het Regionaal Tuchtcollege kennelijk summier geformuleerd waren (vgl. nr. 5.3 van de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege). Anders dan de Staat lijkt te betogen, kan de overweging van het Centraal Tuchtcollege luidende: “
Concluderend kan in het algemeen gesteld worden dat in vrijwel alle casus het aan de maatschap […] verweten tekortschieten in de organisatie van de zorg ten grondslag ligt aan wat er niet goed is gegaan”,bezien in de context van de gehele uitspraak, niet aldus worden begrepen dat het Centraal Tuchtcollege de door de Inspectie gestelde link wel aanwezig acht.
Ze […] namen onnodig grote risico’s met hun keuzes van behandelen. Die risico’s zijn bewaarheid geworden volgens de inspectie: patiënten zijn overleden en dat had kunnen worden voorkomen”en
“patiënten zijn onnodig overleden”.
warendie duidden op oversterfte en hoge sterftecijfers. Dat is een feitelijk juiste mededeling (de HSMR-cijfers, Medirede I en II en de contra-expertise van de NVVC) en door de uitspraak van de Afdeling staat vast dat de Inspectie en de minister aanvankelijk op grond van deze cijfers hebben mogen handelen.
“mogelijk te vervolgen voor dood door schuld”, “
per direct op non-actief […] Eindelijk en jaren te laat, ten koste van de levens van een onbekend aantal patiënten”en
”Cardiologen Ruwaard bespoedigden dood niet-terminale patiënten”).De uitlating van de Inspectie in het AD-artikel van
mogelijkhartpatiënten zijn overleden door een foute diagnose acht de rechtbank evenmin onrechtmatig, mede vanwege het voorbehoud dat in die mededeling is vervat en het gegeven dat de uitlating niet is gericht op de cardiologen, maar op het ziekenhuis als geheel.
Tot op heden heeft het ziekenhuis […] geen opschaling kunnen krijgen voor de afdeling cardiologie” (productie 29 bij conclusies van antwoord) in samenhang met de passage uit de Voortgangsrapportage van 13 mei 2013 waarin te lezen valt:
“De maatschap cardiologie van het Maasstad Ziekenhuis is er tot nu toe niet in geslaagd de activiteiten uit te breiden. Als belangrijkste oorzaak wordt beperkte beschikbaarheid van cardiologen genoemd.”.Anderzijds wordt deze belangrijkste oorzaak verderop in de Voortgangsrapportage in twijfel getrokken: “
Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat concurrentiemotieven hier een rol spelen”(zie 2.25)
.
de RPZ cardiologen na de time-out zeker niet terugkomen” en dat de RvB medio april 2013 het voornemen heeft uitgesproken de bedoelde overeenkomsten te beëindigen. De rechtbank onderkent dat dit een omstandigheid is die bijzonder gewicht in de schaal legt bij de afweging van de kansen van de cardiologen. Uit de Voortgangsrapportage blijkt dat de belangrijkste motieven van de RvB tot beëindiging van de overeenkomsten met de cardiologen gelegen zijn in de contra-expertise van de NVVC en (de ontkenning van de cardiologen van de bevindingen in) Medirede I en Medirede II. Verder zal de uiterst negatieve publiciteit betreffende de cardiologen uit november 2012 zonder meer een rol hebben gespeeld.
In het voorgenomen bevel van de inspectie staat vermeld dat het ziekenhuis de betrokken cardiologen de toegang zou moeten ontzeggen […] In het definitieve besluit staat vermeld dat de betrokken cardiologen geen zorg meer mogen verlenen in het ziekenhuis”. De kans bestaat dan ook dat indien de Inspectie zich zou hebben geschaard achter het aanbod van de NVVC - de NVVC is gezien de in de Voortgangsrapportage opgenomen motieven een voor de RvB gezaghebbende organisatie - de RvB ook zou hebben ingestemd met het hervatten van werkzaamheden
onder toezicht. Daarbij zou ook een rol hebben kunnen spelen dat de RvB blijkens haar onder 2.15 aangehaalde brief voorzag dat het beëindigen van de toelatingsovereenkomsten niet zonder slag of stoot zou gaan, gezien de vereiste zorgvuldigheid en een aantal formele bepalingen in die overeenkomsten en dat de toelatingsovereenkomsten feitelijk nooit formeel zijn beëindigd. Ten slotte wijst de rechtbank nog op de negatieve financiële gevolgen voor het ziekenhuis die de sluiting en beperkte hervatting van de cardiologische zorg hebben gehad (zie 2.41: een productieverlies van 20%) die voor een (gezien het benodigde toezicht beperkte) personele uitbreiding op de afdeling cardiologie zou pleiten. In de afwegingen van de RvB zou ook een rol hebben gespeeld dat het ziekenhuis cardiologische zorg moest aanbieden om als ziekenhuis te kunnen voortbestaan.
pre-packzou zijn meegegaan naar het SMC, gaat de rechtbank daarvan evenmin uit. De vraag rijst wat de kans was geweest dat de cardiologen na een beroepsstage van drie maanden (van eind maart 2013 tot eind juni 2013), anders dan in de feitelijke gang van zaken, elders als (betaalde) cardiologen aan de slag zouden hebben kunnen gaan. De rechtbank is van oordeel dat, nu uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat dit niet gelukt is, daarop slechts een kans zou zijn ontstaan indien de NVVC en de beroepsgenoten die het toezicht hadden uitgevoerd, na die relatief korte periode een positief oordeel over de beoordelingsstage zouden hebben gegeven. Slechts dan zou een wezenlijk andere situatie zijn ontstaan ten opzichte van de feitelijke.
pre-packook hun goodwill hebben zien verdampen (vgl. Hof Den Haag 28 november 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3384).