ECLI:NL:RBDHA:2018:13946
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en internationale bescherming in Griekenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een statushouder uit Griekenland, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, dat stelt dat een aanvraag niet-ontvankelijk kan zijn als de vreemdeling in een andere EU-lidstaat internationale bescherming geniet. Eiser had eerder in Griekenland asiel aangevraagd en internationale bescherming verkregen.
Tijdens de zitting op 15 november 2018 heeft eiser aangevoerd dat de situatie voor statushouders in Griekenland schrijnend is, met ernstige tekortkomingen in de opvang en toegang tot basisvoorzieningen. Hij verwees naar verschillende rapporten die deze situatie onderbouwen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel de omstandigheden zorgwekkend zijn, deze niet voldoende zijn om te concluderen dat Griekenland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank volgde daarmee het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat Nederland mag aannemen dat Griekenland zijn verplichtingen nakomt.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over zijn psychische problemen en de noodzaak voor medische behandeling in Nederland verworpen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in Griekenland geen toegang heeft tot de benodigde zorg. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, met de conclusie dat eiser in Griekenland de bescherming en rechten geniet die hem toekomen als statushouder. De uitspraak is gedaan door rechter M.M. Meijers, in aanwezigheid van griffier A.E. Maas.