ECLI:NL:RBDHA:2018:13919
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers, ieder afzonderlijk, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun bezwaarschriften tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft op 8 november 2018 uitspraak gedaan. De verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft erkend dat de beroepen gegrond zijn en heeft eisers een dwangsom van € 1260,00 toegekend. Eisers zijn van mening dat zij recht hebben op de maximale dwangsom, maar de rechtbank oordeelt dat in geval van niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift, de indiener van het bezwaarschrift als aanvrager moet worden aangemerkt. Dit betekent dat er sprake is van één bezwaarschrift van meerdere aanvragers, waardoor de beroepen ongegrond zijn verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen van eisers op 11 augustus 2016 zijn afgewezen en dat het bezwaar op 6 september 2016 is ingediend. Het bezwaar is op 12 mei 2017 ongegrond verklaard, maar op 3 mei 2018 heeft de verweerder dit besluit ingetrokken. Eisers hebben verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen en hebben op 22 mei 2018 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk zijn, omdat er inmiddels een reëel besluit is genomen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de kosten van rechtsbijstand voor de behandeling van de beroepen op € 250,50 zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepen tegen het besluit van 25 juni 2018 ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 november 2018.