ECLI:NL:RBDHA:2018:13905
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse homoseksuele man op grond van ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse man, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld naar aanleiding van het beroep dat eiser heeft ingesteld. Eiser stelt dat hij homoseksueel is en dat hij in Afghanistan vervolgd wordt vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft verklaard dat hij in Afghanistan een relatie heeft gehad met een herder en dat hij door zijn vader is verstoten na een confrontatie over zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn homoseksualiteit en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de werkinstructies die de staatssecretaris hanteert bij de beoordeling van asielaanvragen van LHBTI-personen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op zorgvuldige wijze de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser heeft beoordeeld en dat er geen sprake is van vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.