ECLI:NL:RBDHA:2018:13890
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geen belanghebbende bij ligplaatsvergunning aan derde, bezwaar niet-ontvankelijk, beroep ongegrond
Op 16 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de verlening van een ligplaatsvergunning aan een derde partij, [B.V.], voor het Werninkterrein in [plaats]. Het primaire besluit, dat op 20 december 2016 was genomen, verleende deze vergunning voor de duur van twee jaar. Eiseres werd in het bestreden besluit van 14 november 2017 niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.
Tijdens de zitting op 8 november 2018 werd eiseres vertegenwoordigd door [X] en haar gemachtigde, terwijl verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigden. De rechtbank overwoog dat de gemeenteraad van Leiden in 2009 een Ligplaatsenplan had vastgesteld, waaruit bleek dat eiseres veertien ligplaatsvergunningen had ontvangen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had eerder geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om meer vergunningen aan eiseres toe te kennen.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet als belanghebbende kon worden aangemerkt bij de verlening van de ligplaatsvergunning aan [B.V.]. Eiseres had betoogd dat verweerder ten onrechte was afgeweken van het advies van de Commissie Bezwaarschriften, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder dit voldoende had gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 november 2018.