6.2De voorzieningenrechter stelt vast dat het primaire besluit de goedkeuring van het faunabeheerplan betreft. Bij de Verordening is vrijstelling verleend van het verbod als bedoeld in artikel 3.1 van de Wnb om knobbelzwanen te doden. De vrijstellingsregeling staat op grond van voorschrift 7 van bijlage 7 bij de Verordening het doden en vangen van knobbelzwanen ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen toe op percelen met ingezaaid gras, graszoden, graszaad en koolzaad in de periode van 1 oktober tot en met
31 mei en op percelen met gras en granen in de periode van 15 november tot en met 31 mei.
Blijkens het verweerschrift kan pas van de vrijstelling gebruik worden gemaakt nadat het faunabeheerplan is goedgekeurd. Nu het primaire besluit het afschieten van een onbeperkt aantal knobbelzwanen met ingang van 1 november 2018 mogelijk maakt en afschieten onomkeerbaar de dood van knobbelzwanen teweeg brengt, hebben verzoeksters naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang.
7. Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Wnb is het verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen.
Ingevolge artikel 3.3, tweede lid, van de Wnb kunnen provinciale staten bij verordening vrijstelling verlenen van verboden als bedoeld in artikel 3.1 of artikel 3.2, zesde lid, ten aanzien van vogels van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van hun nesten, rustplaatsen of eieren.
Ingevolge artikel 3.3, vierde lid, van de Wnb wordt een ontheffing of een vrijstelling uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing;
b. zij is nodig:
(…)
3°. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren;
(…)
c. de maatregelen leiden niet tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort.
Op grond van artikel 1.1, eerste lid, van de Wnb wordt onder de staat van instandhouding van een soort verstaan: effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en grootte van de populaties van die soort op het grondgebied, bedoeld in artikel 2 van de Habitatrichtlijn.
Artikel 3.12 van de Wnb luidt als volgt:
(…)
4. Onderdeel van het faunabeheerplan zijn passende en doeltreffende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade aangericht door in het wild levende dieren.
5. Ten behoeve van een planmatige en doelmatige aanpak van het faunabeheer wordt het faunabeheerplan onderbouwd door trendtellingen van de populaties van in het wild levende dieren in het gebied waarop het faunabeheerplan van toepassing is.
6. Alvorens een faunabeheerplan vast te stellen, hoort de faunabeheereenheid de binnen haar werkgebied werkzame wildbeheereenheden over de inhoud van het plan.
7. Het faunabeheerplan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie waarin de faunabeheereenheid werkzaam is.
Ingevolge artikel 3.2, achtste lid, van de Verordening bevat een faunabeheerplan op basis van gevalideerde gegevens en de daaruit voortvloeiende inzichten, een onderbouwing waaruit blijkt dat de gunstige staat van instandhouding niet significant negatief wordt beïnvloed door de uitvoering van het faunabeheerplan.
Ingevolge artikel 5.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening is het de grondgebruiker op grond van de mogelijkheid van artikel 3.3, tweede lid, van de Wnb toegestaan om de in bijlage 2 aangewezen vogels en kruisingen daarvan opzettelijk te doden en te vangen in het belang van de voorkoming van belangrijke schade aan gewassen als bedoeld in artikel 3.3, vierde lid, onderdeel b, ten derde, van de Wnb.
In bijlage 2 bij de Verordening is de knobbelzwaan aangewezen.
Op grond van artikel 5.2, vijfde lid, van de Verordening kan bij het doden en vangen van dieren als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, uitsluitend gebruik worden gemaakt van de middelen: geweren, haviken, slechtvalken, woestijnbuizerds, honden, niet zijnde lange honden, of slag-, snij- of steekwapens.
In het zesde lid van dit artikel is bepaald dat slag-, snij- of steekwapens als genoemd in het vijfde lid uitsluitend gebruikt mogen worden voor het doden van gewonde dieren.
Op grond van het zevende lid van dit artikel is het toegestaan om, voor de in de bijlage 3 aangewezen soorten, de handelingen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid uitsluitend uit te voeren gedurende de periode vanaf een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang.