ECLI:NL:RBDHA:2018:13687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
6800180/18-50218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van opzegging arbeidsovereenkomst en vorderingen tot loonbetaling en re-integratie

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst met VKVE Detachering te vernietigen. Daarnaast verzocht zij om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. De zaak werd behandeld op 6 juni 2018, waarbij de kantonrechter de feiten en het procesverloop in detail heeft besproken. [verzoeker] werkte als uitzendkracht voor VKVE Detachering en meldde zich ziek op 19 februari 2018. Er ontstond onduidelijkheid over de opzegging van haar arbeidsovereenkomst, waarbij VKVE Detachering stelde dat [verzoeker] zelf had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat voor een geldige opzegging een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist is. Aangezien niet kon worden vastgesteld dat [verzoeker] ondubbelzinnig had opgezegd, werd de vordering tot vernietiging van de opzegging afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst nog steeds voortduurde, waardoor [verzoeker] recht had op loonbetaling en toelating tot re-integratie. VKVE Detachering werd veroordeeld tot betaling van het verschuldigde salaris en de wettelijke verhoging, evenals de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
es
Zaaknr.: 6800180/18-50218
Uitspraakdatum: 6 juni 2018
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek,
eisende partij in de incidentele vordering,
gemachtigde: F.W. Roguski van Prawnik.nl Juridisch Adviesbureau ,
tegen
VKVE Detachering Detachering B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verwerende partij in de zaak van het verzoek,
gedaagde partij in de incidentele vordering,
gemachtigde: mr. D.J. Bosboom.
Partijen worden verder aangeduid als ‘ [verzoeker] ’ en ‘VKVE Detachering’.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend, primair om de gedane opzegging te vernietigen
,subsidiair om VKVE Detachering te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. [verzoeker] heeft ook een verzoek ingediend om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen. VKVE Detachering heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 16 mei 2018 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoeker] met haar gemachtigde en VKVE Detachering bij haar gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [verzoeker] bij faxbrief van 15 mei 2018 nog een bijlage toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedag] 1990, heeft in de periode [datum] 2016 tot [datum] 2017 als uitzendkracht voor VKVE Detachering gewerkt. Op [datum] 2017 is zij in dienst getreden bij de VKVE Detachering. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is die van [functie] met een salaris van € 2.000,00 bruto, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
Op 16 februari 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en haar leidinggevende [betrokkene 1] .
2.3.
Op 19 februari 2018 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
2.4.
Bij email van 19 februari 2018 om 12:27 uur heeft [betrokkene 1] aan [verzoeker] het volgende bericht:
“Hallo [verzoeker] ,
Ik heb het nagevraagd en je hebt dus te maken met een opzegtermijn van een maand
ingaande einde maand. Dit betekent dat je pas per eind maart uit dienst kan.”
Bij dit e-mailbericht zit een bericht van een HR medewerkster waarin [betrokkene 1] wordt gevraagd om aan [verzoeker] een opzegbrief te laten sturen voor het einde van de maand.
2.5.
Bij WhatsAppbericht van 22 februari 2018 om 14:08 uur heeft [betrokkene 1] aan [verzoeker] bericht:
“Hallo [verzoeker] wil je me even bellen. Ik wil wat met je bespreken nu je besloten hebt te blijven. Gr. [betrokkene 1] ”
2.6.
In reactie op dit WhatsAppbericht berichtte [verzoeker] :
“Hi. From who did you get this kind of information? On this moment Im sick and I dont know when I gonna back tot work. I have psychology problems. Propably next week I get appointment with psycholog. Greetings.
2.7.
Bij WhatsAppbericht van 22 februari 2018 om 14:48 uur heeft [betrokkene 1] aan [verzoeker] bericht:
“ [betrokkene 2] told me.…and maybe we have a sollution for you with an other job internally at
van Koppen. Let me know if you are interested and willing to talk about this.”
2.8.
Op 5 maart 2018 heeft een gesprek plaats gehad tussen [verzoeker] en [betrokkene 3] , [functie] van VKVE Detachering, in aanwezigheid van [betrokkene 4] , [functie] , die tevens als Poolse vertaler heeft gefungeerd.

3.Het verzoek

3.1.
In het incident
[verzoeker] verzoekt om, uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van de
procedure, VKVE Detachering te veroordelen:
a. aan [verzoeker] te voldoen het verschuldigde salaris van € 2.000,00 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 april 2018 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
b. aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging wegens vertraging van 50% over het aan [verzoeker] toekomende loon ex artikel 7:625 BW;
c. aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de onder a en b genoemde kosten vanaf het
opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening.
In de hoofdzaak
Primair:
[verzoeker] verzoekt om, uitvoerbaar bij voorraad, VKVE Detachering binnen twee dagen na het wijzen van de beschikking, te veroordelen,:
a. tot vernietiging van de opzegging c.q. het gegeven ontslag op staande voet;
b. tot toelating van [verzoeker] tot de re-integratie teneinde de re-integratiewerkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van € 500,00, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat VKVE Detachering in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen;
Subsidiair:
[verzoeker] verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, te betalen binnen twee dagen na de in deze te wijzen beschikking, VKVE Detachering te veroordelen tot betaling van:
a. een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ter hoogte van € 2.160,00;
b. een bedrag gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren/van rechtswege zou zijn geëindigd (conform artikel 7:677 lid 2 e.v.). Dit betreft een bedrag ad € 2.160,00 bruto;
c. tot betaling van de transitievergoeding ad € 1.440,00 bruto aan [verzoeker] ;
d. betaling van de wettelijke rente over de onder a, b en c genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
e. veroordeling van VKVE Detachering tot verval van de werking van het concurrentiebeding, zoals is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen VKVE Detachering en [verzoeker] , op grond van artikel 7:653 lid 4 BW nu het eindigen/het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van de VKVE Detachering;
f. verval van de werking van het relatiebeding, zoals is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen VKVE Detachering en [verzoeker] , op grond van artikel 7:653 lid 4 BW nu het eindigen/het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van de VKVE Detachering;
primair en subsidiair:
en voor zover de voorlopige voorziening als verzocht bij incident geen doorgang kan vinden:
a. doorbetaling van het verschuldigde salaris van € 2.000,00 (bruto) per maand vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 april 2018 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
b. betaling van de wettelijke verhoging wegens vertraging van 50% over het aan [verzoeker] toekomende loon ex artikel 7:625 BW;
c. betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten onder a, b en c genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening.
In het incident en hoofdzaak (primair en subsidiair):
[verzoeker] verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, VKVE Detachering te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van
de gemachtigde en de nakosten bestaande uit € 131,00 nasalaris, vermeerderd met € 68,00 in geval betekening van de beschikking plaatsvindt.
3.2.
[verzoeker] stelt ter onderbouwing van haar vorderingen en verzoeken het navolgende.
[verzoeker] werkte voor VKVE Detachering feitelijk gemiddeld ± 75 uren per week, inclusief het werk dat zij na een drukke werkdag thuis moest afmaken. [verzoeker] had sinds januari 2018 steeds meer fysieke klachten en stress wegens het structurele overwerk en heeft dit meerdere malen gemeld bij VKVE Detachering. Op 16 februari 2018 tijdens een vergadering met haar leidinggevende [betrokkene 1] heeft [verzoeker] aangegeven dat deze enorme werkdruk te zwaar was voor haar en vroeg ze aan haar leidinggevende wat de opzegtermijn voor haar zou zijn als zij zou willen stoppen. Haar leidinggevende zei dat hij het zou uitzoeken en deze vraag later zou beantwoorden. [verzoeker] is sedert 19 februari 2018 ziek. Zij heeft zich die dag om 8:22 uur telefonisch ziek gemeld. [verzoeker] heeft haar ziekmelding op 22 februari 2018 om 14:35 uur herhaald in een WhatsAppbericht aan haar leidinggevende. Haar leidinggevende heeft op 22 februari 2018 om 14:48 uur als mogelijke oplossing een andere functie binnen VKVE Detachering aangeboden. VKVE Detachering heeft telefonisch contact opgenomen met [verzoeker] in verband met haar ziekmelding. VKVE Detachering heeft de ziekmelding niet adequaat behandeld door weigerachtig te blijven met het inschakelen van een bedrijfsarts. In plaats daarvan is op 2 maart 2018 in een telefoongesprek afgesproken dat [verzoeker] op 5 maart 2018 voor een
gesprek naar kantoor van VKVE Detachering diende te komen. Tijdens het gesprek op 5 maart 2018 heeft VKVE Detachering zich voor het eerst op het standpunt gesteld dat [verzoeker] ontslag heeft genomen. Dit zou tijdens een gesprek op 16 februari 2018 zijn geweest. [verzoeker] heeft VKVE Detachering direct duidelijk gemaakt dat dit niet strookte met de feiten; zij heeft nimmer ontslag genomen. De protesten van [verzoeker] werden niet gehoord en VKVE Detachering bleef volharden in haar standpunt dat [verzoeker] ontslag had genomen. VKVE Detachering heeft [verzoeker] tijdens het gesprek op 5 maart 2018 onder ongeoorloofde druk gezet. [verzoeker] ging er van uit dat het gesprek over haar re-integratie en een andere functie zou gaan, maar als donderslag bij heldere hemel heeft VKVE Detachering een ontslag geveinsd. Alhoewel [verzoeker] tijdens het gesprek reeds duidelijk heeft gemaakt dat slechts sprake was van ziekte, en niet van ontslag, heeft VKVE Detachering toch een brief aan haar gestuurd dat ze met terugwerkende kracht geacht werd zelf ontslag te hebben genomen zodat de arbeidsovereenkomst per 1 april 2018 was beëindigd, en dat ze maar actie moest ondernemen als ze het niet eens is met de (ontslag)brief.
De wijze waarop VKVE Detachering tracht een zieke werknemer te lozen is zeer laakbaar, doorzichtig en kansloos. Zo blijkt alleen al uit het feit dat de leidinggevende van [verzoeker] op 22 februari 2018 naar aanleiding van haar ziekmelding nog spreekt over het zoeken van een andere functie. Dit slaat nergens op wanneer [verzoeker] daadwerkelijk haar arbeidsovereenkomst op 16 februari 2018 zou hebben opgezegd. De gemachtigde van [verzoeker] heeft bij brief van 26 maart 2018 gereageerd op de ontslagbrief. Hierin is nadrukkelijk herhaald dat van enig ontslag geen sprake is, en dat VKVE Detachering haar verplichtingen dient na te komen, zoals de loondoorbetalingsverplichting en de re-integratieverplichtingen. VKVE Detachering heeft hierop gereageerd per brief d.d. 30 maart 2018 en heeft haar standpunt herhaald. Gezien de toon van VKVE Detachering en de tactiek die VKVE Detachering heeft gekozen, is geconstateerd dat een minnelijke beslechting niet mogelijk is, wat er overigens niet aan afdoet dat [verzoeker] openstaat voor mediation. [verzoeker] is nog steeds ziek.

4.Het verweer

4.1.
VKVE Detachering verweert zich tegen het verzoek. Zij voert – samengevat – aan dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst met VKVE Detachering is geïnitieerd door [verzoeker] en door VKVE Detachering slechts is bevestigd in de bespreking op 5 maart 2018 en tevens per brief van 5 maart 2018. Naar aanleiding van de ziekmelding van [verzoeker] kort na het door haar zelf aangekondigde ontslag heeft op 5 maart 2018 een bespreking plaatsgevonden. Vanuit VKVE Detachering is aangegeven dat VKVE Detachering is uitgegaan van de door [verzoeker] geïnitieerde opzegging van het dienstverband met VKVE Detachering per 1 april 2018. Aangegeven is dat VKVE Detachering naar aanleiding van de opzegging door [verzoeker] direct maatregelen heeft getroffen zoals o.a. invulling van de werkplek van [verzoeker] . [verzoeker] heeft in het gesprek op 5 maart 2018 in eerste instantie aangegeven dat geen sprake was van een opzegging. Nadat de situatie nogmaals (in het Pools) was uitgelegd, heeft [verzoeker] aangegeven dat het juist was dat zij haar dienstverband met VKVE Detachering zelf had opgezegd op 16 februari 2018 en dat zij een nieuw dienstverband aan zou gaan, hetgeen uiteindelijk niet is gebeurd. Tevens is op 5 maart 2018 met [verzoeker] haar ziekmelding besproken en het feit dat nu zij zelf ontslag had genomen bij VKVE Detachering zij geen recht zou hebben op een WW-uitkering. [verzoeker] heeft aangegeven een en ander begrepen te hebben en te willen stoppen bij VKVE Detachering. Het zou [verzoeker] allemaal te veel zijn geworden.
Uit de schriftelijke verklaringen van de heer [betrokkene 1] , mevrouw [betrokkene 4] , mevrouw [betrokkene 5] , mevrouw [betrokkene 3] en mevrouw [betrokkene 6] volgt dat allen verklaren dat [verzoeker] eerst op 15 februari 2018 het voornemen tot het opzeggen van haar arbeidsovereenkomst met VKVE Detachering heeft uitgesproken tegen mevrouw [betrokkene 6] en mevrouw [betrokkene 5] , vervolgens op 16 februari 2018 daadwerkelijk mondeling haar arbeidsovereenkomst met VKVE Detachering heeft opgezegd bij haar direct leidinggevende de heer [betrokkene 1] en een en ander heeft bevestigd in de bespreking met mevrouw [betrokkene 4] en mevrouw [betrokkene 3] op 5 maart 2018. Het feit dat [verzoeker] in haar verzoekschrift stelt dat zij op 16 februari 2018 slechts aan [betrokkene 1] heeft gevraagd wat haar opzegtermijn zou zijn indien zij zou willen stoppen is gelet op de getuigenverklaringen niet aannemelijk. [verzoeker] lijkt spijt te hebben gehad van haar opzegging en heeft dit achteraf - nadat de opzegging door VKVE Detachering schriftelijk is bevestigd - terug te willen draaien, hetgeen VKVE Detachering niet heeft geaccepteerd. [verzoeker] heeft nagelaten haar (ondubbelzinnige) opzegging naderhand (juridisch) buitengerechtelijk te vernietigen. [verzoeker] is later - nadat voor [verzoeker] waarschijnlijk duidelijk is geworden dat zij toch geen nieuw dienstverband aan zou gaan - slechts teruggekomen op haar opzegging, door in eerste instantie in het gesprek van 5 maart 2018 aan te geven dat geen sprake was van een opzegging aan haar zijde. Voor zover [verzoeker] de bevestigingsbrief van 5 maart 2018 van VKVE Detachering heeft gekwalificeerd als een opzegging van het dienstverband door VKVE Detachering heeft te gelden dat uit de inhoud van deze brief op geen enkele manier een opzegging door VKVE Detachering blijkt. Een en ander brengt met zich mee dat indien geoordeeld zou worden dat de (mondelinge) opzegging door [verzoeker] op 16 februari 2018 niet gekwalificeerd wordt als een (ondubbelzinnige) opzegging aan de zijde van [verzoeker] , geconcludeerd moet worden dat - nu er geen sprake is van een opzegging aan de zijde van VKVE Detachering - de arbeidsovereenkomst thans nog voortduurt.
Voor wat betreft onderdeel 2 van het primaire verzoek van [verzoeker] ‘toelating tot de re-integratie teneinde de re-integratie werkzaamheden te verrichten’ heeft te gelden dat niet is gesteld, noch is gebleken dat [verzoeker] re-integratie werkzaamheden kon verrichten. VKVE Detachering is niet bekend met enig Arbo-rapport, nog daargelaten dat VKVE Detachering niet bekend is met inschakeling van een Arbo-arts.
Het subsidiaire verzoek van [verzoeker] bestaat uit een aantal verzoeken en wordt gepresenteerd als ‘the switch’. VKVE Detachering gaat er bij dit ‘subsidiaire verzoek’ vanuit dat [verzoeker] heeft bedoeld een voorwaardelijk verzoek, indien het primaire verzoek niet toegewezen zou worden. Gelet op de onmogelijkheid van de vernietiging van de opzegging, kan niet toegekomen worden aan het subsidiaire verzoek. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is door [verzoeker] geïnitieerd en door VKVE Detachering slechts bevestigd. In het geval dat geen sprake is van een (ondubbelzinnige) opzegging door [verzoeker] , kan de bevestigingsbrief van VKVE Detachering niet gekwalificeerd worden als een opzegging aan de zijde van VKVE Detachering. Kortom: in dat geval duurt de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en VKVE Detachering nog voort. De subsidiaire verzoeken zijn om deze redenen niet toewijsbaar. VKVE Detachering stelt zich op het standpunt dat het verzoek voor het treffen een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen, nu de kans dat de hierboven genoemde vorderingen in een bodemprocedure worden toegewezen vrijwel nihil is.

5.De beoordeling

5.1.
Voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst door [verzoeker] is een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, die erop is gericht de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. Deze strenge maatstaf beschermt [verzoeker] voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband kan hebben.
5.2.
VKVE Detachering heeft aangevoerd dat [verzoeker] op 16 februari 2018 haar arbeidsovereenkomst mondeling heeft opgezegd bij haar leidinggevende [betrokkene 1] . Dit is door [verzoeker] gemotiveerd weersproken. De verklaring van [betrokkene 1] is onvoldoende om de stelling dat is opgezegd te onderbouwen. Dat zij tijdens dat gesprek op de hoogte was van de exacte gevolgen van het nemen van ontslag en dat dat met haar is besproken is niet gesteld of gebleken. Het WhatsAppbericht van 19 februari 2018 van [betrokkene 1] kan niet ter onderbouwing dienen van de stelling dat [verzoeker] duidelijk en ondubbelzinnig heeft opgezegd. Uit dat bericht kan enkel blijken dat ze navraag heeft gedaan over de mogelijkheid van ontslag en de bijbehorende opzegtermijn. Een akkoord door [betrokkene 1] met de opzegging van [verzoeker] blijkt daaruit niet. Uit de reactie van [verzoeker] na het bericht van haar leidinggevende op 19 februari 2018 kan evenmin worden afgeleid dat ze haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Ze meldt zich immers (voor de tweede keer die dag) ziek bij haar werkgeefster. Op grond van het hiervoor overwogene is niet voldoende aannemelijk dat [verzoeker] duidelijk en ondubbelzinnig heeft opgezegd.
Dat [verzoeker] zich tegen collega’s heeft uitgelaten over een mogelijk andere baan doet aan het bovenstaande niets af. Dat zegt immers niets over hetgeen [verzoeker] tegen haar leidinggevende heeft gezegd en hoe dat te kwalificeren is.
Dat [verzoeker] de opzegging heeft bevestigd in het gesprek van 5 maart 2018 wordt door haar weersproken. Deze bevestiging is voorts niet terug te lezen in een gespreksverslag van dit gesprek en deze bevestiging staat ook niet met zoveel woorden opgenomen in de brief die VKVE Detachering zelf aan [verzoeker] heeft gestuurd op 5 maart 2018. In die brief van 5 maart 2018 wordt enkel gerefereerd aan de vermeende mondelinge opzegging van [verzoeker] op 16 februari 2018.
5.3.
Nu VKVE Detachering stelt de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet te hebben opgezegd en op grond van het hiervoor overwogene niet vast staat dat werkneemster ondubbelzinnig heeft opgezegd, is er geen opzegging. Daarom wordt de vordering tot vernietiging van de opzegging afgewezen. De arbeidsovereenkomst loopt dan ook nog steeds door. Nu vast staat dat werkneemster zich ziek heeft gemeld en nog steeds ziek is, kan de vordering tot toelating van [verzoeker] tot de re-integratie teneinde de re-integratie-werkzaamheden te verrichten worden toegewezen. Dat er geen rapport van een Arbo-arts voorligt, komt voor risico van de werkgever, in casu VKVE Detachering, die verantwoordelijk is voor de inschakeling van een Arbo-arts.
5.4.
Nu de arbeidsovereenkomst voortduurt, heeft [verzoeker] recht op loon. De vordering van [verzoeker] tot loonbetaling zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat VKVE Detachering te laat is met betalen.
5.5.
Nu in deze beschikking al een definitieve beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoeker] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van VKVE Detachering, aangezien zij de in het ongelijk gestelde partij is. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

6.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident
- wijst het verzoek af.
In de hoofdzaak:
- veroordeelt VKVE Detachering tot betaling van het netto-equivalent van het verschuldigde salaris van € 2.000,00 bruto per maand vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 april 2018 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, alsmede betaling van de wettelijke verhoging wegens vertraging van 50% over het aan [verzoeker] toekomende loon ex artikel 7:625 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente over het loon alsook de wettelijke verhoging vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt VKVE Detachering tot toelating van [verzoeker] tot de re-integratie teneinde de re-integratiewerkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of een gedeelte daarvan dat VKVE Detachering in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen, met een maximum van € 20.000,00.
In het incident en de hoofzaak:
- veroordeelt VKVE Detachering tot betaling van de proceskosten, die de
kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 479,00, te weten: griffierecht: € 79,00 en salaris gemachtigde € 400,00, te vermeerderen met € 100,00 aan nasalaris, voor zover [verzoeker] daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van de beschikking;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. D. de Loor, kantonrechter en op 6 juni 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter