ECLI:NL:RBDHA:2018:13571

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
C/09/545905 / HA ZA 18-37
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid producent CV-ketel en de vraag naar de oorzaak van brand in woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van Bosch Thermotechniek B.V. voor schade die is ontstaan door een brand in de woning van eiseres, die een Nefit cv-ketel in gebruik had. De brand vond plaats op 28 februari 2015 en veroorzaakte aanzienlijke schade aan de woning van eiseres en de woningen van haar buren. Eiseres stelde dat de brand was veroorzaakt door een gebrek in de cv-ketel, die door Bosch was geproduceerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de brand daadwerkelijk door een defect in de cv-ketel is ontstaan. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar verschillende deskundigenrapporten en de verklaringen van betrokkenen. De deskundigen waren verdeeld over de oorzaak van de brand, waarbij de ene partij stelde dat de brand was ontstaan door hete rookgassen die uit de cv-ketel ontsnapten, terwijl anderen wezen op de mogelijkheid van een elektrisch defect. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van eiseres onvoldoende onderbouwd waren en dat andere mogelijke oorzaken van de brand niet waren uitgesloten. Daarom werd de vordering van eiseres afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van Bosch.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/545905 / HA ZA 18-37
Vonnis van 31 oktober 2018
in de zaak van
[eiseres ], te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. N.C. Ogg te Eindhoven,
tegen
BOSCH THERMOTECHNIEK B.V., te Deventer,
gedaagde,
advocaten mr. H. Lebbing en mr. E.S. Oudshoorn te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres ] en Bosch genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 november 2017, met producties 1 t/m 31,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 7,
  • het tussenvonnis van 25 april 2018, waarin een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2018 en de daarin genoemde stukken, (aanvullende producties 32 t/m 38 van [eiseres ] en aanvullende producties 8 en 9 van Bosch),
  • de opmerkingen van partijen bij het buiten hun aanwezigheid opgemaakte proces-verbaal,
  • de akte van [eiseres ] van 25 juli 2018, met een reactie op de producties 8 en 9 van Bosch,
  • de akte van Bosch met productie 10, houdende een reactie op de producties 36 t/m 38 van [eiseres ] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres ] is sinds 1 februari 2012 eigenaar van het woonhuis aan de [adres] (hierna te noemen: de woning). De woning maakt deel uit van een voormalige boerderij die is ongebouwd tot een twee-onder-een-kapwoning, bestaande uit een parterre, een eerste verdieping en een vliering. De woning is voorzien van een doorlopende rieten kap.
2.2.
Ten tijde van de koop van de woning was deze voorzien van een hoog rendement combiketel van het merk ‘Nefit’, type Ecomline Excellent HR30 uit het jaar 2001 (hierna te noemen: de cv-ketel). De cv-ketel stond in een kast in een (kleine) badkamer (naast de grote badkamer) op de eerste verdieping. De kast waarin de cv-ketel stond kon met een houten deur worden afgesloten.
2.3.
De cv-ketel is geproduceerd en in het verkeer gebracht door Nefit Fasto B.V. (hierna: Nefit). Nefit is nadien overgenomen door Bosch. Op 1 augustus 1999 heeft Gastec N.V. voor de cv-ketel een CE-keurmerk afgegeven, waarin wordt verklaard dat de cv-ketel voldoet aan de essentiële eisen die zijn gesteld in de EEG-richtlijn betreffende gastoestellen (90/396/EEG) en de EEG-richtlijn betreffende de rendementseisen (92/42/EEG).
2.4.
De cv-ketel is voorzien van een rookgasafvoersysteem, dat is geproduceerd door Ubbink B.V. Het rookgasafvoerkanaal is een concentrisch kanaal. Dat houdt in dat twee kanalen in elkaar zijn gemonteerd, waarbij door het binnenste kanaal rookgassen naar buiten worden afgevoerd en door het buitenste kanaal verse lucht wordt aangezogen.
2.5.
Nefit heeft in november 2008 een publicatie doen uitgaan, die, voor zover van belang, als volgt luidt:
‘Nefit is op 1 november 2008 gestart met een preventieve vervangingsactie van een onderdeel voor bepaalde Nefit HR-Ketels van de typenSmartLineenSmartLine Basic.
Nefit zal van alle Smartline en SmartLine Basic toestellen die zijn gemaaktvan 2002 tot en met 31 december 2007de branderkop vervangen. De reden hiervoor is dat bij een zeer beperkt aantal exemplaren (minder dan 0,3 promille) oververhitting is opgetreden met de branderkop waardoor de branderkop kan smelten. Dit kan in het ergste geval brand veroorzaken.’
2.6.
In 2009 (nog voor de aankoop van de woning door [eiseres ] ) heeft een monteur van Nefit naar de cv-ketel gekeken in verband met een mogelijk explosieve brander. Deze monteur heeft geen melding gemaakt van een brandgevaarlijke situatie.
2.7.
Bij de aankoop van de woning heeft [eiseres ] een bouwkundig onderzoek laten uitvoeren door Perfect Bouw B.V. In het bouwkundig rapport van 16 augustus 2011 wordt over de cv-ketel het volgende opgemerkt:
‘De Nefit CV ketel met bouwjaar 2001, radiatoren, leidingwerk en afsluiters functioneren, voor zover tijdens de visuele inspectie steeksproefsgewijs is vast te stellen, voldoende. Op langere termijn rekening houden met reguliere kosten zoals vervangen drukvat en pomp. Cyclus van de ketel is circa 15 jaar. Er is geen zichtbaar onderhoud uitgevoerd.’
2.8.
Op 28 februari 2015 is omstreeks 16:00 uur brand ontstaan in de woning. Als gevolg van de brand is schade ontstaan aan de woning van [eiseres ] en de woning van haar buren.
2.9.
Op 3 maart 2015 heeft dhr. [A] , technisch onderzoeker bij EMN Forensic (hierna: [A] ), in opdracht van Reaal Verzekeringen (de inboedel- en opstalverzekeraar van [eiseres ] ) een technisch onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de brand. [A] heeft naar aanleiding van het onderzoek op 24 maart 2015 een expertiserapport opgemaakt, dat, voor zover van belang, het volgende inhoudt:
‘4. Analyse / brandoorzaak
4.1
Algemeen
(…) De brand is op de vliering in de achterste woning ontstaan. In deze woning woont mevrouw [eiseres ] met haar drie kinderen. De heer [X] woont wegens een op handen zijnde scheiding al een jaar elders. Ten tijde van de brand stond mevrouw [eiseres ] onder de douche (badkamer 1e etage) (…) Op het moment van de 1e rook was er noggeensprake van stroomuitval.
Door een buurman van een nabij gelegen woning (..) was rook gezien uit de rieten kap. Dit boven één van de kinderslaapkamers. Deze buurman waarschuwde verzekerde [Y] (bewoner voorste deel van het pand / perceel [nummer] ). Verzekerde [Y] is op een ladder geklommen om de rook te lokaliseren. Deze kwam uit de rieten kap ter hoogte van de afvoer van de cv-ketel. Hij is ook de woning van mevrouw [eiseres ] ingelopen en op de 1e etage geweest. Daar was op dat moment nog niets van brand te zien. Nadat hij het houten luik van de vlizotrap had opengetrokken, ontdekte hij rook op de vliering. De verlichting op de vliering kon op dat moment niet meer worden ingeschakeld.
De oudste zoon (..) van mevrouw [eiseres ] heeft gezien, dat de zekeringen (groepenkast) in de meterkast nog niet waren aangesproken. Hij heeft deze voor de komst van de brandweer uitgeschakeld.
(…)
4.2
Plaats ontstaan brand
De plaats van het ontstaan van de brand bevond zich op de vliering boven één van de kinderslaapkamers. Binnen de plaats van het ontstaan van de brand trof ik alleen de rookgassenafvoer van de combi cv-ketel aan. Deze combi cv-ketel werd op dat moment gebruikt (mevrouw [eiseres ] stond onder de douche).
Binnen de plaats van het ontstaan van de brand trof ik geen aanwijzingen voor een opzetbrand. Vanwege de naderende scheiding heb ik hier speciale aandacht aan geschonken (…)
4.3
Vermoedelijke brandoorzaak
Alles wijst op een brand door een technische oorzaak. Vermoedelijk door warmteoverdracht of het ontsnappen van hete rookgassen uit de rookgassenafvoer van de combi cv-ketel.
Van een opzetbrand is mij niets gebleken.
(…)’
2.10.
De opstalverzekeraar van [eiseres ] heeft, na een schikking, € 641.000,- aan [eiseres ] uitgekeerd. Bij de herbouw (in 2016) is de cv-ketel afgevoerd en vervangen door een nieuwe cv-ketel.
2.11.
Begin februari 2017 heeft Bosch een veiligheidswaarschuwing gepubliceerd voor een vastgesteld gebrek in een aantal cv-ketels van het merk Nefit. In de publicatie staat onder meer het volgende:
‘Bent u gebruiker van een cv-toestel van het type Nefit TopLine, TopLine Compact of Nefit TopLine AquaPower (Plus) tot en met 30 kW welke geproduceerd is vanaf 2006 tot en met 2009, dan vragen we uw aandacht voor het volgende;
In 2009 hebben wij vastgesteld dat, wanneer de branderklemmen na geopend te zijn geweest niet juist worden gesloten, de brander niet altijd voldoende wordt afgesloten. Hierdoor kunnen binnenin het toestel rookgassen ontsnappen, waardoor smeltschade kan ontstaan aan de binnenzijde van het toestel. Dit zou kunnen leiden tot brand.’
2.12.
Na kennisneming van het bovenstaande bericht heeft [eiseres ] op 6 februari 2017 een e-mailbericht naar Bosch gestuurd, waarin [eiseres ] – kort gezegd – Bosch aansprakelijk houdt voor de door haar geleden brandschade, op grond van een structureel brandgevaarlijk gebrek in de door Bosch (Nefit) geproduceerde cv-ketels.
2.13.
Bij brief van 16 maart 2017 heeft Bosch aansprakelijkheid voor de brand van de hand gewezen. Hierna hebben partijen verder gecorrespondeerd over de aansprakelijkheid voor de brandschade. Van de kant van [eiseres ] is mr. Ogg ingeschakeld als advocaat, van de kant van Bosch is de aansprakelijkheidsverzekeraar (Allianz Global Corporate & Specialty SE, hierna: Allianz) ingeschakeld. Tevens heeft [eiseres ] zich voor deskundig advies over de oorzaak van de brand gewend tot dhr. [B] van Brand Technisch Bureau Nederland (hierna: [B] ). In een eerste e-mail (volgend op een telefoongesprek) van 1 juni 2017 heeft [B] onder meer het volgende aan [eiseres ] bericht:
‘Op de fotografische opnamen van EMN is te zien dat de mantel van de cv-ketel is opgewarmd; verschillende kunststof onderdelen zijn gesmolten.
Als de deur van de cv-ruimte tijdens de brand gesloten was en is gebleven, dan kan het kunststof niet door de warmte van de brand zijn gesmolten. Dit betekent dus dat in de cv-ketel ongewenste warmte is ontstaan.
Dit lijkt in lijn met het beschreven falen dat in later gefabriceerde cv-ketels blijkt te kunnen ontstaan en wordt veroorzaakt door lekkage van – zeer – hete rookgassen. Het lijkt er sterk op dat de brand in jouw woning daarvan het gevolg is.
(…)’
2.14.
Bij e-mail van 7 juni 2017 heeft [A] aan mr. Ogg bericht dat hij toestemming aan zijn opdrachtgever (Reaal) heeft gevraagd om contact op te nemen met (de advocaat van) [eiseres ] en de gemaakte foto’s te overhandigen, maar die toestemming nog niet heeft ontvangen. Ook schrijft [A] , voor zover van belang:
‘[Ik] kan u wel zeggen, dat de cv-ketelnietde oorzaak van de brand is geweest. Deze bevond zich buiten de ontstaansplaats van de brand. Ik verwijs u naar de vermoedelijke brandoorzaak in mijn rapportage (…).
De warmteoverdracht kan zijn ontstaan doordat de rookgassenafvoer te dicht tegen brandbare materialen (houten delen van de woning of inboedel) heeft bevonden of dat er een lek is ontstaan. Wanneer deze situatie is ontstaan is niet duidelijk. (…)
De brand is niet in de rookgassenafvoerkanaal maar vermoedelijk door het rookgassenafvoerkanaal ontstaan (warmteoverdracht of lekkage). Vermoedelijk wil zeggen dat ik het niet 100% zeker weet. Dat is ook de reden dat er van de zijde van mijn opdrachtgever geen regresactie is gestart. Voor een andere oorzaak heb ik geen aanwijzingen (bijv. een opzetbrand). Echter door de grote destructie kan ik dat niet met 100% zekerheid uitsluiten. Dat is de reden dat ik de term vermoedelijk heb gebruikt. Ik kan het nooit over een gebrekkige cv-ketel hebben gehad. De brand is niet in of bij de cv-ketel ontstaan.
Vanwege de vermoedelijke oorzaak en gelet op het feit dat de brandbare situatie na de overname van 2012 kan zijn ontstaan was een geslaagde regresactie op de installateur cv-ketel of de destijds ingeschakelde aannemer niet mogelijk.’
2.15.
Bij e-mail van 8 juni 2017 heeft [B] een eerste – korte – reactie gegeven op de bovenstaande verklaring van [A] . [B] schrijft, voor zover van belang, het volgende aan [eiseres ] :
‘In hoog rendement cv-ketels wordt onder meer de warmte van de hete rookgassen teruggewonnen. Dit betekent dat de temperatuur van de rookgassen relatief laag is: 50 – 70 °C. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een gecombineerde – dubbelwandige – pijp waarbij de warme rookgassen worden afgevoerd èn de voor de verbranding van het gas noodzakelijke omgevingslucht – zuurstof – tevens wordt aangevoerd.
In het door [A] geschetste scenario is de brand ontstaan door warmte afgifte van de rookgasafvoer, dit betekent:
I) de rookgassen zijn verder opgewarmd dan bij een HR-ketel normaal is, te weten hoger dan 50 – 70 °C;
II) de rookgassen zijn – waarschijnlijk – terecht gekomen in dat deel van de rookgasafvoer dat bestemd is voor deaanvoervan de verbrandingslucht.
Met andere woorden en uitgaande van het door [A] geschetste scenario, betekent dit dus dat – zeer – hete rookgassen zijn vrijgekomeninde cv-ketel enbuitende brander die feitelijk een gesloten systeem betreft.
Dat de brand ter plaatse van de doorvoer in het rieten dak is ontstaan, lijkt mij aannemelijk. Dit betekent dat op dat punt voldoende warmte moet zijn afgegeven hoger dan 200 °C om de dakconstructie en/of het rieten dak te ontsteken.
Zoals je ziet is dat alleen mogelijk als in de cv-ketel rookgassen zijn vrijgekomen van 200 °C of hoger. Naar mijn oordeel is dat alleen mogelijk als sprake is geweest van lekkage van rookgassen en/of vlamwerking buiten het gesloten systeem van de brander hetgeen in lijn is met het brandbeeld aan de mantel van de cv-ketel.’
2.16.
[eiseres ] heeft in dezelfde periode contact opgenomen met dhr. [C] van de Stichting Gasveiligheid (hierna: [C] ). [C] heeft bij e-mail van 8 juni 2017 een verslag toegestuurd van een in 2003 (in opdracht van een tv-producent) door de stichting uitgevoerde test van cv-ketels. Daarbij is onder meer de Nefit Ecomline Excellent 22 HR getest. In het verslag van de test staat onder meer het volgende:
‘(…) Bij een defect van de ventilator slaat de ketel niet onmiddellijk af. Dit duidt op een gasregeling die (..) af fabriek zodanig is ingesteld dat er gas gedoseerd kan worden zonder luchtsignaal. De fabrikant van de gasklep (..) schrijft in de montage-instructie van deze klep dat hiertegen een beveiliging dient te worden aangebracht. Deze beveiliging ontbreekt op de ketel. (…)
Bij een verlopen van de gas-lucht verhouding naar de rijke kant blijft de brander op het punt van CO emissie binnen de grenzen, maar het vlambeeld (extreem lange vlammen) kan na langere tijd problemen geven (oververhitting, schade aan warmtewisselaar en/of brander). Bij een verlopen van de gas-lucht verhouding naar de arme kant voldoet de ketel niet meer aan de eisen (max. 2000 ppm CO). De rookgassen bevatten nu gevaarlijke concentraties CO. Het roodgloeiende branderbed zal na langere tijd versneld tot schade aan de brander en daarmee mogelijkerwijs vlamterugslag en vernielde pakkingen leiden, waardoor er een gevaarlijke situatie kan ontstaan.
Bij deze laatste test is niet nagegaan of de ketel met deze afstelling opnieuw kan opstarten. Deze test zou eigenlijk nog moeten worden uitgevoerd.
E.e.a. neemt niet weg dat aangetoond is dat de ketel met deze afstelling en de waargenomen verschijnselen langere tijd in bedrijf kan blijven, zonder dat de (vlam)beveiliging of de oververhittingsbeveiliging ingrijpt. Op deze punten voldoet de ketel dus niet aan de wettelijke voorschriften.’
2.17.
Bij e-mail van 12 juni 2017 heeft [C] , in reactie op door [eiseres ] toegestuurde (van [A] ontvangen) foto’s, onder meer het volgende aan [eiseres ] bericht:
‘Als je kijkt naar de foto’s van de ketel zelf dan zie je dat ronde metertje met 2 naalden. De bovenste geeft de temp. van het ketelwater aan, de onderste de waterdruk van het ketelwater.
Die onderste meter staat op nul, dwz er was toen geen enkele druk meer in de ketel. Dat duidt op een lekkage van het ketelwatercircuit.
Mogelijk geeft dit ook opheldering over wat er precies is gebeurd. De schade aan de boiler komt duidelijk van binnen uit de boiler, dwz dat er extreem warm water of stoom door een lekkage van de CV warmtewisselaar in de boiler uitgestroomd is en daarmee die plastic afdekking heeft doen vervormen.
Dat nu zou betekenen dat het probleem begonnen is met een kleine lekkage van die warmtewisselaar in de boiler, waardoor het CV circuit dat bij gebruik van de boiler erg klein is, niet meer dan ong. 2 -3 liter, is begonnen leeg te lopen. Er moet een afdoende beveiliging in de ketel zijn (droogkookbeveiliging) die had moeten ingrijpen en de CV ketel uitschakelen. Dat is dan dus niet gebeurd, de CV ketel raakt door verlies van water oververhit, de branderpakking verbrandt en daarmee begint de ellende zoals eerder beschreven.’
2.18.
Bij brief van 12 juni 2017 heeft mr. Ogg aan Allianz bericht dat [eiseres ] bij haar standpunt blijft dat Bosch aansprakelijk is voor de door haar geleden brandschade. [eiseres ] verwijst daartoe naar onder meer de verklaringen van [B] en [C] , waaruit volgens [eiseres ] volgt dat de brand is veroorzaakt door een gebrek in de door Nefit geleverde cv-ketel. Bij e-mailbericht van 28 juni 2017 heeft Allianz geantwoord dat zij de door [eiseres ] overgelegde stukken aan een schade-expert zal voorleggen, maar dat zij in de stukken vooralsnog geen overtuigend bewijs ziet dat Bosch een verwijt van het ontstaan van de brand te maken valt.
2.19.
Bij e-mail van 10 augustus 2017 heeft dhr. [Y] (de buurman van [eiseres ] ) onder meer het volgende aan [eiseres ] bericht:
‘Je vroeg mij naar het gesprek dat ik voerde met de heer [A] kort na de brand. (…) Ik ben met de heer [A] in jouw huis geweest, naar ik me kan herinneren nagenoeg alleen op de overloop boven en de ruimte waar jouw ketel hing. De rest van het huis zijn we wel doorgelopen maar nergens bij stil blijven staan.
De ketel zelf had geen brandschade, maar wel warmteschade. Blijkbaar was de ketel zelf erg heet geweest. De heer [A] liet de warmteschade zien aan de hand van een deels gesmolten display op de ketel. Wat exact de woorden waren van de heer [A] kan ik mij niet herinneren, maar de strekking was, dat hete afvoergassen van de ketel zeer vermoedelijk de oorzaak zijn geweest van de brand. Terugkijkend op het gesprek was het voor mij duidelijk dat de brand is ontstaan bij de afvoer van jouw ketel.’
2.20.
In opdracht van Allianz heeft ing. [D] van Dekra Experts (hierna: [D] ) onderzoek uitgevoerd naar de toedracht van de brand. [D] heeft in het kader van het onderzoek onder meer door [A] gemaakte foto’s en de van [eiseres ] verkregen e-mailberichten van [B] en [C] bestudeerd. Ook heeft [D] gesproken met [A] en verschillende medewerkers van Bosch. Op 5 september 2017 heeft [D] rapport opgemaakt. Dit rapport houdt, voor zover van belang het volgende in:
Rapport EMN Forensic
(…)
Met betrekking tot het eventueel ontsnappen van rookgassen merken wij op dat er geen onderzoek verricht is aan het rookgasafvoerkanaal. De aan ons overgelegde foto’s van het rookgasafvoerkanaal wijzen niet op een rookgaslekkage.
(…)
Op (..) foto’s is de aanwezigheid van electriciteitsbekabeling nabij het rookgasafvoerkanaal boven de betreffende kinderkamer[waarboven, op de vliering, de brand volgens [A] is ontstaan, rechtbank]
zichtbaar. (…)
(…)
Op afbeelding 4 is in het midden van de foto de ingang zichtbaar naar de cv-ruimte (..). Direct rechts daarvan treft u de deur naar de cv-ruimte aan (..). Op de foto is deze deur geopend, echter deze deur werd direct na de brand door de heer [A] dicht aangetroffen. Het bovenste deel van de deur is voor circa een derde weggebrand (..).
In een telefonisch onderhoud met de heer [A] verklaarde deze dat de deur duidelijk zichtbaar vanaf de buitenzijde, vanaf de overloopzijde, aangebrand was.
(…)
Afbeelding 7 is een detail van een kunststof bedieningspaneel van de cv-ketel die door hitte-inwerking vervormd en gedeeltelijk gesmolten is.
Op afbeelding 6 is zichtbaar dat het kunststof paneel wel door hitte-inwerking is aangetast, maar dat de cv-ketel zelf geen sporen heeft van hitte-inwerking.
De hitte-inwerking is verklaarbaar. Door het wegbranden van het bovenste deel van de toegangsdeur naar de cv-ruimte kon in een gevorderd stadium van de brand een hittebelasting in de cv-ruimte ontstaan. De gesmolten kap was van ABS vervaardigd met een kristallijn smeltpunt van 130 °C.
(…)
Wij hebben (..) in het kader van ons onderzoek contact opgenomen met de heer [A] . (…) De heer [A] verklaarde ons het volgende (…)

De cv-ketel heeft niets met de oorzaak van de brand te maken. Mogelijk heeft de rookgassenafvoer iets met de oorzaak van de brand te maken gehad. Hiernaar is echter geen verder onderzoek gedaan.
(…)

Met betrekking tot de bewering dat de heer [A] tegen een buurman verklaard zou hebben dat de cv-ketel de oorzaak van de brand is, verklaarde de heer [A] dat hij dat nooit gezegd heeft en niet kan hebben gezegd, omdat hij overtuigd is dat de cv-ketel niet de oorzaak van de brand is.
(…)
Opmerkingen Arconell[ [C] , rechtbank]
(…)
In zijn e-mail van 8 juni 2017 verklaarde de heer [C] dat de test[uit 2003, rechtbank]
is uitgevoerd op hetzelfde type als de combiketel die in de woning van wederpartij opgesteld stond. Dit is onjuist. De combiketel die bij wederpartij opgesteld stond, betrof een Nefit Ecomline Excellent 30 HR.
(…)
Resultaten onderzoek expert naar hetgeen door Arconell wordt gesteld
1. (…)
2. Volgens opgave van Arconell zou een oververhitting van de luchtdicht afsluitende klep hebben plaatsgevonden. Men trekt deze conclusie onder meer omdat de kunststof kap (afbeelding 6) is gesmolten. De hitte voor het smelten zou volgens Arconell afkomstig moeten zijn vanuit de ketel.
(…)
Voorts merken wij op dat de cv-ketel verder geen enkel kenmerk vertoonde van warmtebelasting van binnenuit. Dit is bevestigd door EMN Forensic die als enige partij een onderzoek naar de oorzaak van de brand ter plaatse heeft ingesteld.
(…)
4+5. De rookgassen zouden volgens opgave van Arconell oververhit geraakt zijn. Dit zou het gevolg zijn van een lekkage van de pakking van de branderkop. (…)
Door verzekerde is een proefopstelling gemaakt, waarbij aan de voorzijde de branderpakking over een lengte van 5 cm geheel is verwijderd. (..) Voorts zijn temperatuursensoren aangebracht (..) ter plaatse van het ontbrekende deel van de pakking enerzijds (T1) en ter plaatse van de aanzuigopening van verse lucht (T2) anderzijds. Tevens is de temperatuur van de rookgassen (T3) gemeten.
(…)
Intacte pakking
T1(in °C)
T2(in °C)
T3(in °C)
Vollast
57,1
46,0
79,1
Laaglast
68,5
41,6
74,1
Defecte pakking
Vollast
54,8
50,6
76,7
Laaglast
67,9
43,3
75,3
De conclusie die uit deze proef getrokken kan worden, is dat de temperatuur van de rookgassen bij een groot defect aan de branderpakking geen relevante invloed heeft op de temperatuur van de verbrandingsgassen.
Verder merken wij op dat wij de logica van Arconell van slechte verbranding naar hogere temperatuur van de verbrandingsgassen niet kunnen volgen. Indien sprake is van slechte verbranding zal er minder gas verbranden wat minder warmteontwikkeling tot gevolg heeft. Dat zou eerder leiden tot een lagere dan een hogere temperatuur van de verbrandingsgassen.
6. (…)
Voorts merken wij op dat het toegepaste rookgasafvoerkanaal een zogenoemd concentrisch kanaal was. (…) Hierdoor wordt het buitenste kanaal dat eventueel met het riet in aanraking zou kunnen komen, geïsoleerd van de verbrandingsgassen en kan nauwelijks door de rookgassen opgewarmd worden. Ter plaatse van de eventuele doorvoer van het kanaal door het riet zal de temperatuur nauwelijks verhoogd zijn.
Verder geldt dat door de lengte van het rookgasafvoerkanaal de rookgassen afkoelen voordat deze de eventuele doorgang van de rieten kap bereiken.
Van een rookgaslekkage is overigens niets gebleken.
(…)
7. Het feit dat de drukmeter op nul staat en er dus een lekkage in het ketelwatercircuit heeft plaatsgevonden, is niet verwonderlijk. De brand was dermate omvangrijk en destructief als ook de bluswerkzaamheden van de brandweer dat een lekkage in het ketelwatercircuit wel haast onvermijdelijk was.
8. De kunststof afdichting van de boiler (afbeelding 11) is aldus Arconell veroorzaakt door extreem warm water of stoom van binnenuit.
Wij merken hierbij op de boiler thermisch geïsoleerd is om warmteverlies naar de omgeving zoveel als mogelijk te beperken. Deze thermische isolatie voorkomt een warmtebelasting die de kunststof kap kan doen smelten zoals op de foto zichtbaar is.
De kunststof kap die door thermische invloeden is vervormd, is vervaardigd van PS met een kristallijn smeltpunt van 160 °C. (…) Pas bij een waterdruk tussen 6 en 7 bar zal water bij 160 °C gaan koken. Pas bij een druk van 8 bar, de druk waarbij de inlaatcombinatie van de cv-installatie wordt aangesproken, zal water koken bij 170 °C. Water van 170 °C in de boiler zal door de isolatie van de boiler geen 160 °C temperatuurbelasting ter plaatse van de kunststof kap kunnen verzorgen. Dit laat onverlet dat een temperatuur van 170 °C en een druk van 8 bar in de boiler als hoogst onwaarschijnlijk dient te worden beschouwd.
(…) Voorts merken wij op dat reeds eerder is aangetoond dat de cv-ruimte een warmtebelasting heeft ondergaan als gevolg van het wegbranden van het bovenste deel van de toegangsdeur naar de cv-ruimte. Dit verklaart het vervormen van de kunststof kap van de boiler.
(…)
Resultaten onderzoek expert naar hetgeen door de heer [B] van Brand Technisch Bureau wordt gesteld.
(…)
Wij merken (..) op dat de heer [B] van slechts één mogelijk scenario uitgaat en dat mogelijke andere scenario’s niet worden beoordeeld.
(…)
Door EMN Forensic zijn geen sporen aangetroffen aan de cv-ketel die zouden kunnen duiden op een brandoorzaak die gelegen zou kunnen zijn in de cv-ketel.
(…)
Er zijn geen aanwijzingen om te veronderstellen dat rookgassen terecht zijn gekomen in de aanvoer van de verbrandingslucht. Zoals uit de proefnemingen van verzekerde is gebleken, bleek het overigens niet mogelijk om de rookgassen substantieel in temperatuur te doen stijgen door het toevoeren van verbrandingsgassen aan de verse verbrandingslucht.
(…)
Conclusies
(…)
De conclusie dat de brand vermoedelijk is veroorzaakt door hete verbrandingsgassen delen wij (..) niet.
  • Er is geen gebrek aan de combiketel vastgesteld;
  • Er is geen gebrek aan de rookgasafvoer vastgesteld
  • Zelfs indien gebreken, zoals door Arconell en Brand Technisch Bureau omschreven, zich zouden voordoen, is het niet mogelijk gebleken de verbrandingsgassen substantieel in temperatuur te doen stijgen. De hoogste rookgastemperaturen die gerealiseerd zijn, liggen rond de 80 °C. Riet ontbrandt pas bij een temperatuur van circa 200 °C.
(…)
Ter plaatse van de brandhaard was elektriciteitsbekabeling aanwezig. Een gebrek aan de elektrische installatie kan de oorzaak van de brand goed verklaren.
In tegenstelling tot hetgeen door de advocaat van wederpartij wordt gesteld, verklaarde verzekerde dat het type combiketel dat zich in de woning bevond, nimmer bij een veldactie in het kader van brandveiligheid is betrokken.
(…)’
2.21.
Na ontvangst van het rapport van [D] , heeft [B] in opdracht van [eiseres ] dit rapport en het rapport van [A] beoordeeld. [B] heeft op 2 november 2017 rapport opgemaakt. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in:
2.1 Beoordeling EMN Forensic rapport (..) van 24 maart 2015
(…)
De door EMN Forensic aangewezen plaats waar de brand is begonnen, is in lijn met de (..) getuigenissen.
EMN Forensic rapporteert op die plaats de aanwezigheid van slechts één warmtebron, namelijk het (..) rookgasafvoerkanaal waarlangs hete rookgassen zijn uitgestoten.
Naar het oordeel van BTB zijn deze vaststellingen juist maar laat EMN Forensic na te rapporteren dat de door een hoog rendement ketel gevormde rookgassen niet warmer worden dan 50 °C tot 70 °C. Dit betekent dat onder normale omstandigheden deze temperaturennietzullen leiden tot een brandgevaarlijke situatie.
Geconcludeerd kan worden dat de Nefit cv-ketel van mevrouw [eiseres ] niet onder normale bedrijfsomstandigheden heeft gefunctioneerd en dit in de afgevoerde rookgassen hogere temperaturen zijn bereikt. (…)
2.2.
Beoordeling Dekra rapport (..) van 5 september 2017
(…)
Waar EMN Forensic – terecht – rapporteert dat als enige ontstekingsbron voor de brand de uitgestoten hete rookgassen kunnen worden aangemerkt, rapporteert ing. [D] dat voor dit scenario geen technisch bewijs of enig redelijk argument is aangedragen. Voor zijn stelling neemt hij samengevat de volgende uitgangspunten:
Uitgangspunt I: de brand is ontstaan buiten de cv-ketel
(…)
Het ingenomen standpunt dat de buitenmantel van de cv-ketel door brand(uitbreiding) aan warmte zou zijn blootgesteld is niet juist.
De cv-ketel was opgesteld in een aparte cv-ruimte die was ondergebracht in een doucheruimte. De cv-ruimte was voorzien van een houten deur welke altijd was gesloten.
EMN Forensic heeft een overzichtsopname gemaakt waarop onder meer de toegang tot de doucheruimte is te zien. Aan de hand van deze opname kan worden geconcludeerd dat de deur van deze ruimte aan de bovenzijde is verbrand. Dit betreft dusnietde deur van de cv-ruimte zoals ing. [D] rapporteert.
De deur van de cv-ruimte staat eveneens op de bewuste foto. Te zien is dat deze niet aan warmte is blootgesteld. (..) Dit betekent dat gedurende de brand(uitbreiding) deze deur de cv-ruimte èn de cv-ketel effectief tegen warmte van buitenaf heeft beschermd en dat de kunststof onderdelen van de cv-ketel dusnietals gevolg van de brand(uitbreiding) zijn gesmolten.
Daarnaast heeft EMN Forensic de cv-ketel in detail gefotografeerd. Op deze opnamen is tevens de bovenzijde van de deur van de cv-ruimte te zien. Aan de hand hiervan kan eveneens worden vastgesteld dat deze deur niet is verbrand (..).
Voor het ontstaan van de smeltschade van de kunststof onderdelen van de cv-ketel voert ing. [D] geen alternatieve oorzaak aan anders dan brand(uitbreiding). Nu dit scenario faalt, betekent dit dus dat uitsluitend een temperatuursverhoginginde cv-ketel de smeltschade aan de kunststof onderdelen kan hebben veroorzaakt (..).
(…)
Uitgangspunt II: de brand is ontstaan als gevolg van een elektrisch (isolatie)defect
(…)
Had ing. [D] de noodzakelijke informatie ingewonnen, dan had hij kunnen vaststellen dat de door hem voor elektra gehouden leidingen in werkelijkheid coax kabels betreffen waarmee de televisietoestellen waren aangesloten op de schotelantenne.
(…)
Verder heeft EMN vastgesteld dat:
  • op de vliering, ter plaatse van de coax-kabels, geen vuurverschijnselen zijn waargenomen;
  • vastgesteld is dat op het moment dat de brand werd ontdekt, de elektriciteit nog niet was uitgevallen en de zekeringen van de elektrische huisinstallatie niet waren aangesproken (hetgeen bij een opgetreden elektrisch defect uiteindelijk onvermijdelijk is).
Het door ing. [D] gepresenteerde scenario, waarin de brand zou kunnen zijn ontstaan door een elektrisch (isolatie)defect, faalt hiermee.
(…)
Uitgangspunt III: invloed van het concentrisch rookgasafvoerkanaal
(…)
Hoewel het uitgangspunt van ing. [D] correct is, is dit in tegenspraak met hetgeen onderzoeker [A] bij zijn onderzoek heeft vastgesteld, namelijk dat de brand is ontstaan ter plaatse waar het stalen rookgasafvoerkanaal door het rieten dak was gevoerd.
(…)
Geconcludeerd kan worden dat het rietpakket op die plaats moet zijn opgewarmd door afgegeven warmte van de buitenwand van het stalen rookgasafvoerkanaal.
Dit kan zich voordoen wanneer onbedoeld hete rookgassen zijn afgevoerd via de buitenschil van het rookgasafvoerkanaal dat bedoeld is voor de aanvoer van de omgevingslucht. Dit duidt op een technisch gebrek dat is opgetreden in de cv-ketel en is in lijn met de waarschuwing die Nefit Fasto B.V. heeft doen laten uitgaan.
Uitgangspunt IV: experimenten uitgevoerd door Nefit Fasto B.V.
(…)
Dat Nefit Fasto B.V. uitsluitend de gevolgen van een lekke brandverpakking heeft onderzocht, is in lijn met de constructie en de werking van een hoog rendement cv-ketel zoals door ing. [D] omschreven in zijn rapport.
Hieruit blijkt namelijk dat het verbrandingsproces, waarbij door het verbranden van gas warmte wordt afgegeven aan een warmtewisselaar, in een separate, luchtdichte branderruimte van de cv-ketel plaatsvindt.
De onbedoelde uitstoot van hete rookgassen kan dus uitsluitend het gevolg zijn van:
I.
een technisch gebrek aan de branderset;
II.
een lek in de luchtdichte ruimte waar het verbrandingsproces plaatsvindt
Door Nefit Fasto B.V. is vastgesteld dat het onder punt I genoemde gebrek kan optreden in verschillende modellen cv-ketels die door haar in het verleden op de markt zijn gebracht. Volgens Nefit Fasto B.V. kan dit leiden tot brand(gevaar) en is het noodzakelijk een nieuwe branderset te installeren.
Nu Nefit Fasto B.V. eveneens heeft vastgesteld dat de onder punt II genoemde lekkage niet zal leiden tot de onbedoelde uitstoot van hete rookgassen, kan worden geconcludeerd dat uitsluitend een technisch gebrek aan de branderset leidt tot een brandgevaarlijke situatie.
Deze conclusie is naar het oordeel van BTB gerechtvaardigd omdat van Nefit Fasto B.V. mag worden verwacht dat zij in haar verweer alle mogelijke oorzaken voor de onbedoelde uitstoot van hete rookgassen heeft onderzocht èn dat door haar uitsluitend cv-ketels in het verkeer mogen worden gebracht die voldoen aan de van toepassing zijnde normen.
(…)
3. Brandgevaar door Nefit Fasto B.V. Geproduceerde CV-ketels
(…)
Hoewel de cv-ketel van mevrouw [eiseres ] niet behoorde tot de modelserie Nefit Topline 2006 – 2009, sluit dit hetzelfde technische gebrek in andere door Nefit Fasto B.V. geleverde cv-ketels zeker niet uit.
Zoals hiervoor uiteengezet hebben noch Nefit Fasto B.V., noch ing. [D] een alternatieve oorzaak voor de onbedoelde uitstoot van hete rookgassen via de buitenschil van het rookgasafvoerkanaal aangedragen anders dan de door Nefit Fasto B.V. vastgestelde problemen met de branderklemmen.
(…)’
2.22.
Bosch heeft op 15 augustus 2017 een rapport opgemaakt van de (op onderdelen ook in het rapport van [D] aangehaalde) resultaten van de testonderzoeken naar de Nefit Ecomline Excellent HR 30. Bosch heeft het testrapport in deze procedure als productie bij conclusie van antwoord in het geding gebracht. In het testrapport concludeert Bosch onder meer het volgende:
‘In de onderzoeken is geanalyseerd wat de maximum temperatuur van de rookgassen is in verschillende situaties:
  • Defecte brander-pakking
  • Defecte ventilator
  • Invloed van wind
  • Optreden van recirculatie in de rookgasafvoer
Bij al deze onderzoeken is een maximumtemperatuur van de rookgassen gemeten van 82,1 °C. (…) Om rieten daken te doen ontbranden is een temperatuur van minimaal 200 °C benodigd. Een temperatuur die wij in al deze onderzoeken niet hebben kunnen bereiken.’
2.23.
In opdracht van [eiseres ] heeft [B] de stellingen in de conclusie van antwoord van Bosch in deze procedure en de daarbij overlegde producties beoordeeld, waaronder het bovengenoemde testrapport van Bosch. [B] heeft hiervan op 5 juni 2018 een aanvullend rapport opgemaakt. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in:
‘Productie T-4 betreft een rapport opgesteld (…) door de heer [E ] , onderzoeker in dienst van Bosch (..).
(…)
Onderzoeker [E ] rapporteert dat in en in de directe omgeving van het cv-toestel – lees in de opstellingsruimte – geen brandschade is ontstaan en dat objecten en materialen in de nabijheid van het cv-toestel geen directe brandschade vertonen (..). Hiermee onderschrijft onderzoeker [E ] andermaal dat uitsluitend ter plaatse van de cv-ketel sterk verhoogde temperaturen zijn opgetreden. Nu (stralings)warmte van buiten de opstellingsruimte als oorzaak is uitgesloten, betekent dit dat uitsluitendinde cv-ketel verhoogde temperaturen zijn opgetreden. (….) Zoals onder 2.2.1. van het BTB-rapport van 2 november 2017 al is uiteengezet, was de opstellingsruimte van de cv-ketel voorzien van een houten deur welke ten tijde van de brand gesloten was. Aan de hand van de EMN-opnamen is onmiskenbaar af te leiden dat deze deur èn het deurkozijn,nietaan warmte zijn blootgesteld waarmee ontegenzeggelijk is aangetoond dat de opstellingsruimte inclusief de cv-ketel en alle andere in deze ruimte aanwezige objecten en materialen, door de gesloten deur dus effectief tegen (stralings)warmte beschermd zijn geweest.
(…)
Onderzoeker [E ] zet (..) de lezer volledig op het verkeerde spoor en suggereert ten onrechte dat de cv-ketel inwendig onbeschadigd zou zijn gebleven. Hierbij dient te worden aangetekend dat ergeenfotografische opnamen beschikbaar zijn van het inwendige van de cv-ketel. De vaststelling van onderzoeker [E ] dat het kunststof van het bedieningspaneel is gesmolten, betekent niet meer en niet minder dat hij erkent dat dit is blootgesteld aan een temperatuur van ten minste 130 °C. Ing. [D] rapporteert immers – terecht – dat bij deze temperatuur ABS-kunststof smelt.
(…)
[Het is] onjuist dat een brandgevaarlijke situatie pas ontstaan bij het bereiken van de ontstekingstemperatuur van riet, circa 200 °C (..)
(…)
De brandgevaarlijke pyrolytische ontleding van hout en andere, daarmee vergelijkbare uit cellulose opgebouwde producten, zoals riet, stro en hooi, kan al optreden bij (..) temperaturen van circa 75 °C. De fijnere verdeling van riet en het gegeven dat de holle rietstengel een zekere mate van ventilatieluchtstroom mogelijk maakt, bevorderen de pyrolyse waardoor sneller een brandgevaarlijke situatie kan ontstaan dan bij compact hout.
De pyrolytische ontleding van riet is een aanvankelijk endotherm proces en treedt op bij langdurige blootstelling aan verhoogde temperaturen. (…)
In de vakliteratuur worden temperaturen opgegeven van circa 75 °C waarbij pyrolyse van hout kan ontstaan. Blootstelling aan deze – of hogere – temperaturen kan na maanden of zelfs jaren leiden tot een zich zelf onderhoudende, vlammende brand zie ter verduidelijking de publicatie van [deskundige] Ph.D. Pyrophonic Carbon and Long-term, Low-temperature Ingnition of Wood (..).
(…)
Door Bosch is vastgesteld dat een gebrek in een Nefit Ecomline excelent HR 30 kan leiden tot verhoogde temperaturen van de rookgassen tot omstreeks boven de 80 °C. (…)
(…)
Op grond van de door Bosch uitgevoerde metingen, moet worden geconcludeerd dat inallefoutsituaties de rookgassen temperaturen bereiken die ter plaatse van de rookgasafvoer door het riet, kunnen leiden tot pyrolytische ontleding van riet en dus tot een brandgevaarlijke situatie.
(…)’
2.24.
Bij rapporten van respectievelijk 22 juni 2018 en 25 juni 2018 hebben Bosch en [D] (in opdracht van Bosch) op het aanvullende rapport van [B] gereageerd. Zowel Bosch als [D] concludeert dat het onwaarschijnlijk is dat pyrolytische ontbranding de oorzaak is geweest van de brand. Het rapport van Bosch houdt, voor zover van belang, het volgende in:
‘Voor de Ecomline Excellent moest een Nefit rookgasafvoer worden gemonteerd. (…) Deze Nefit rookgasafvoer van de leverancier [leverancier 1] bestond destijds uit aluminium en staal. Vergelijkbare rookgassystemen van andere leveranciers ( Ubbink ) waren veelal op dezelfde wijze opgebouwd. (…) Uitsluitend de steunbuis en de luchttoevoerbuis kunnen in aanraking komen met het riet. (…) Er staan [isolatie]eisen in het bouwbesluit waarbij niet helder is of deze, vanwege de lage temperaturen, ook valide is voor dakdoorvoeren van CV installaties. De dakdoorvoer lijktin de praktijkniet geïsoleerd te zijn van het riet. (…) Alleen de binnenste buis van de dakdoorvoer bevat rookgassen. Deze komt echter niet in aanraking met het riet. (…)’
Het rapport van [D] van 25 juni 2018 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
‘(…) Wij hebben in ons rapport van 5 september 2018 diverse foto’s opgenomen nabij de primaire brandhaard waarop duidelijk elektriciteitsbekabeling zichtbaar is. Wij hebben van één van de (..) foto’s een uitsnede gemaakt (…). Op de bijgevoegde uitsnede zijn duidelijk drie koperen draden zichtbaar. (…) De heer [A] bevestigde dat de door hem gefotografeerde bekabeling elektriciteitsbekabeling betreft.
(…)
Wij hebben contact opgenomen met de heer [deskundige] . Deze gaf op dat er geen wetenschappelijk (laboratorium) onderzoek gedaan is naar pyrolytische ontbranding bij een temperatuur van 77 °C. (…) Tevens gaf hij op dat het een zeldzame gebeurtenis is die alleen in overweging kan worden genomen indien alle andere potentiele ontstekingsbronnen in de omgeving van de brandhaard zijn uitgesloten. (…) Wij merken op dat het artikel uitsluitend over pyrolytische ontbranding van hout handelt. Er is geen onderzoek bekend dat aangeeft dat pyrolitsiche verbranding van riet bij 77 °C mogelijk zou kunnen zijn. (…) Voorts wordt gesteld dat deze pyrolytische verbranding bij een dergelijk lage temperatuur alleen onder zeer uitzonderlijke omstandigheden zich zou kunnen voordoen.
Één van de uitzonderlijke omstandigheden zou zijn dat de verhitting gedurende zeer lange tijd zou moeten plaatsvinden in een zuurstofarme omgeving. Deze omstandigheid doet zich naar onze mening ter plaatse niet voor om onderstaande redenen.
1. Rietstengels hebben veel holle ruimten die gevuld zijn met lucht en dus ook met zuurstof. Bovendien is er tussenruimte tussen de rietstengels, ook met zuurstof.
2. Voorts heeft de langdurige verhitting niet plaatsgevonden, immers er is gebruik gemaakt
van een concentrisch rookgasafvoer-luchttoevoerkanaal. De buitenzijde van een concentrisch rookgasafvoer-luchttoevoer kanaal wordt volgens opgave van diverse geraadpleegde installateurs ( [installateurs] ) ter plaatse van de dakdoorvoer niet meer dan handwarm.
(…)
Mochten de rookgassen een temperatuur van 79 °C bij de uitgang van de cv-ketel bereiken, dan heerst deze temperatuur in de rookgassen uitsluitend direct na het verlaten van de cv-ketel en alleen in het rookgasafvoer-luchttoevoer kanaal. De buitenzijde van het buitenste kanaal van het concentrische rookgasafvoer-luchttoevoerkanaal zal bij lange na deze temperatuur niet halen en wordt niet warmer dan handwarm ter plaatse van de dakdoorvoer.
Hierbij komt dat op 28 februari 2015 de buitentemperatuur zich tussen 2° en 9 °C bevond. De aangezogen lucht in het buitenste kanaal was derhalve relatief koud waardoor de rookgassen relatief snel afkoelen.
(…)
In het rapport van BTB (..) geeft BTB aan dat de deur voor de cv-ketel gesloten was.
Wij hebben in dit kader contact opgenomen met de brandonderzoeker van CED Forensic die ter plaatse is geweest. Deze verklaarde ons dat de bewuste deur door hem open werd aangetroffen en dat ook het brandbeeld uitwees dat deze deur ten tijde van de brand openstond.
(…)’
2.25.
Op 20 juli 2018 heeft [B] in opdracht van [eiseres ] nader gerapporteerd. Zijn rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in:
‘(…)
De opstellingsruimte was (..) altijd afgesloten met een houten deur. (…) Het gegeven dat de kunststof flessen op de vloer en de deur van de opstellingsruimte zichtbaar niet aan warmte zijn blootgesteld, vormt een niet te miskennen aanwijzing dat de opstellingsruimte niet aan (stralings)warmte van buitenaf is blootgesteld en dat uitsluitend sprake is geweest van een ongewenste warmte-ontwikkelinginde cv-ketel.
(…)
BTB heeft in totaal circa 5.000 branden onderzocht. Bij een groot aantal daarvan is vastgesteld dat deze zijn veroorzaakt door pyrolytische ontleding van uit cellulose opgebouwde materialen zoals de houten gebouwenconstructie en dakdoorvoeren van rookgasafvoerkanalen door rieten daken. Gebleken is dat het risico van pyrolytische ontleding al kan optreden bij blootstelling aan temperaturen vanaf circa 75 °C.
Dat pyrolyse geen zeldzaam fenomeen is, blijkt ontegenzeggelijk uit verschillende publicaties die op het internet zijn te vinden (…)
Algemeen bekend mag worden verondersteld, dat pyrolytische ontleding al binnen enkele uren, maar ook na maanden en zelfs jaren tot brand kan leiden. Dat de brand in de woning van mevrouw [eiseres ] aan het eind van het stookseizoen is ontstaan, past in dit scenario. De cv-ketel is in deze periode namelijk dagelijks gebruikt (…)
Verder moet worden aangetekend dat DEKRA kennelijk niet op de hoogte is dat het toetreden van zuurstof via de holle rietstengels en de vrije ruimte tussen de stengels, aanvankelijk het risico op pyrolytische ontleding vergroot, waarbij een afsluitende koollaag wordt gevormd die vervolgens het toetreden van zuurstof juist afremt. DEKRA heeft hiermee geen rekening gehouden en rapporteert dus ten onrechte dat de brand niet door pyrolyse kan zijn ontstaan.
(…)
Uit de door Bosch opgestelde rapporten blijkt (..) dat bij een lek in de pakking van de branderkamer de vrijkomende, hete rookgassen zich eerst verspreiden in de cv-ketel zelf en vervolgens via de buitenschil van het rookgasafvoerkanaal worden afgevoerd (..).
Bosch heeft verder vastgesteld dat de stalen buitenwand van dit kanaal wordt opgewarmd door de rookgassen die een temperatuur bereiken van 82.1 °C. De warmte geleidende eigenschappen van de stalen buitenwand hebben vervolgens geleid tot pyrolytische ontleding van riet rondom het kanaal gevolgd door het ontstaan van brand.
(…)’
2.26.
In opdracht van Bosch heeft [D] nog gereageerd op een aantal producties die [eiseres ] tijdens de comparitie heeft overgelegd, waaronder een e-mail van (de eerder al door [B] en [D] aangehaalde) deskundige dhr. [deskundige] (hierna: [deskundige] ). In dat kader heeft [D] nadere vragen gesteld aan [deskundige] , waaronder de vraag of het juist is dat bij een temperatuur van 77 °C pyrolytische ontleding kan optreden bij hout. [deskundige] heeft daarop bij e-mail van 21 juni 2018 geantwoord, voor zover van belang:
‘The 77°C value is correct. However, you have to remember that these are rare events and the 77 °C value refers to the lowest-known credible value. (…) The net conclusion is that if a hot surface at 77 °C, or higher, is on contact with wood for a long time, ignition may result. But we cannot tell you the probability of occurence. Of course, the investigation should be done per NFPA 921, and should first examine all potential ignition sources in the area of origin, and the investigator should be succesful in excluding all of them except one.’
Daarnaast heeft [deskundige] op een daaropvolgende vraag van [D] of ook onderzoek is gedaan naar pyrolytische ontleding bij rieten daken, bij e-mail van 25 juni 2018 onder meer het volgende geantwoord:
‘While fire safety problems of thatched roofs have been known for hundreds of years, there is not much modern research on that. Thatch is made of lignocellulosic material, so its ignition properties, on that basis, should be very similar to wood. The same can be said about cardboard, paper, bagasse fiberboards, etc. Unfortunately, I am not aware of any studies on long-term, low-temperature ignition of thatch.’
Verder heeft [D] in zijn aanvullend rapport enkele door [eiseres ] overgelegde uitsneden van (na de brand genomen) foto’s van bekabeling op de vliering beoordeeld. Het aanvullende rapport van [D] van 23 juli 2018 houdt hierover, voor zover van belang, het volgende in:
‘De dikte van de koperdraden op de foto is te dik voor coaxkabels, bovendien ontbreekt de ontmanteling. De dikte van de koperen kern van een standaard coaxkabel voor woningen is circa 0,5 mm (..) met een koperen mantel van koperdraden van 0,1 mm, terwijl de dikte van standaard elektriciteitsbekabeling voor woningen circa 1,78 mm is (..) zogenoemde 2,5 kwadraat (2,5 mm²).
(…)
Er is geen twijfel over de bekabeling op de foto, dit is 2,5 kwadraat (2,5 mm²) elektriciteitsbekabeling.’

3.Het geschil

3.1.
[eiseres ] vordert dat Bosch bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres ] van een bedrag van € 104.001,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2015, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
[eiseres ] legt, kort weergeven, het volgende aan haar vordering ten grondslag. Uit de deskundigenrapporten blijkt dat de brand is ontstaan door een gebrek in de door Bosch (Nefit) geproduceerde en geleverde cv-ketel. Bosch heeft een gebrekkig product op de markt gebracht, aangezien de ketel niet de veiligheid biedt die men als consument mag verwachten. Er sprake geweest van abnormale omstandigheden, waarbij de (vlam)beveiliging en/of de oververhittingsbeveiliging niet heeft ingegrepen en te hete rookgassen zijn ontstaan. Bosch (Nefit) was bovendien al in 2003 ervan op de hoogte dat de beveiligingssystemen onder bepaalde omstandigheden niet naar behoren functioneerden, maar heeft nagelaten stappen te ondernemen ter voorkoming van onveilige situaties. Bosch is op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk jegens [eiseres ] voor de materiële en immateriële schade die [eiseres ] als gevolg van het gebrek (en de daardoor ontstane brand) heeft geleden. De materiële schade bestaat uit de schade die niet is vergoed door de verzekeraar.
3.3.
Bosch voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of de brand in de woning is ontstaan door een gebrek in de cv-ketel. [eiseres ] stelt dat dit het geval is; Bosch betwist dat.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de regels van bewijslastverdeling in het burgerlijk recht op [eiseres ] de stelplicht en de bewijslast rusten van het bestaan van een gebrek in de cv-ketel. Daarbij geldt dat nadere bewijslevering (bijvoorbeeld door middel van het horen van getuigen of de benoeming van een deskundige) pas aan de orde is, als van de kant van [eiseres ] voldoende is gesteld dat de cv-ketel gebrekkig was. Hoever de stelplicht van [eiseres ] reikt, hangt af van het partijdebat. Hoe uitvoeriger en meer gedocumenteerd Bosch betwist dat de brand is te herleiden tot een gebrek in de cv-ketel, hoe meer [eiseres ] deze stelling zal moeten onderbouwen om aan de vereiste stelplicht te voldoen.
4.3.
[eiseres ] baseert haar stelling dat de brand is veroorzaakt door een gebrek in de cv-ketel op de volgende omstandigheden:
  • [A] heeft de plaats van de brand onderzocht, conform het protocol NFPA 921. Aangenomen moet worden dat hij daarbij aandacht heeft geschonken aan alle mogelijke ontstekingsbronnen. [A] heeft vervolgens het rookgasafvoerkanaal als vermoedelijke ontstekingsbron aangewezen. Andere oorzaken zijn niet aangetroffen. In de zone van de brandhaard bevindt zich alleen – niet brandgevaarlijke – coaxbekabeling.
  • Het rookgasafvoerkanaal kan alleen als ontstekingsbron dienen als er te warme rookgassen doorheen gaan. Bij normaal functioneren van de cv-ketel is de temperatuur van rookgassen laag (50-70 °C) en worden deze door de binnenste afvoerpijp (die niet in contact staat met het rieten dak) afgevoerd. Er moeten dus in de cv-ketel te hete rookgassen zijn vrijgekomen, die in de (buitenste, met het riet in contact staande) luchtaanvoer zijn gelekt.
  • Uit onderzoek van Bosch blijkt dat een gebrek in de cv-ketel kan leiden tot rookgassen tot 82 °C. Bij een lek in de branderpakking kunnen rookgassen van 79 °C ontstaan. Ook blijkt uit de rapporten van Bosch dat bij een lek de vrijkomende hete rookgassen zich eerst verspreiden in de cv-ketel zelf en vervolgens in de buitenschil van het rookgasafvoerkanaal terecht komen.
  • Vast staat dat bij langdurige blootstelling aan temperaturen van 77 °C brandgevaarlijke pyrolytische ontleding van hout en daarmee vergelijkbare uit cellulose opgebouwde producten, zoals riet, kan optreden. Langdurige blootstelling aan rookgassen van 82 °C kan dus tot ontbranding van riet leiden.
  • Dat er te hete rookgassen in de cv-ketel zijn ontstaan, wordt bevestigd door de gesmolten kunststof onderdelen op de mantel van de cv-ketel en de smeltschade op de onderkant van de boiler. De cv-ruimte was ten tijde van de brand afgesloten met een houten deur. Op de foto’s van [A] is te zien dat deze deur geen brandschade heeft opgelopen. Deze deur heeft de cv-ketel tegen warmte van buitenaf beschermd. De kunststof onderdelen moeten dus door warmte van binnenuit de cv-ketel zijn gesmolten.
- Uit diverse rapporten en waarschuwingen van Nefit zelf volgt dat bij cv-ketels van Nefit technische gebreken in de branderset kunnen optreden, wat kan leiden tot brandgevaar (zie de waarschuwing van Nefit uit 2008 (2.5) de waarschuwing van Nefit uit 2017 (2.11) en het testonderzoek van [C] (2.16)).
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de gemotiveerde betwisting door Bosch, [eiseres ] haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Daartoe is het volgende redengevend.
4.5.
Anders dan [eiseres ] betoogt, kan niet worden geoordeeld dat vaststaat dat de rookgasafvoer de bron van de ontbranding van het rieten dak is geweest. [A] , de enige onderzoeker die ter plekke is geweest, komt in zijn rapport immers tot de conclusie dat de brand
vermoedelijkis ontstaan door warmteoverdracht of het ontsnappen van hete rookgassen. Uit zijn rapport blijkt niet waarop [A] deze conclusie heeft gebaseerd. In het rapport staat niet meer dan dat (i) een getuige (buurman [Y] ) vlak na het ontstaan van de brand heeft gezien dat er rook uit de rieten kap kwam ter hoogte van de afvoer van de cv-ketel en (ii) dat [A] binnen de plaats van het ontstaan van de brand alleen de rookgassenafvoer van de cv-ketel aantrof. Niet duidelijk is echter of [A] deze door hem genoemde ‘plaats van het ontstaan van de brand’ (volgens [A] op de vliering boven één van de kinderkamers) alleen heeft gebaseerd op de getuigenverklaring van [Y] , of ook op andere omstandigheden. Het eerste lijkt waarschijnlijk, aangezien het rapport van [A] niets over andere redengevende omstandigheden vermeldt. In elk geval staat vast dat [A] het in het rapport geuite vermoeden dat de rookgasafvoer de oorzaak is van de brand, niet verder heeft onderzocht. Niet is gebleken dat er technisch onderzoek is verricht aan de rookgasafvoer en de cv-ketel om dit vermoeden bevestigd te krijgen.
4.6.
Tegelijkertijd zijn andere brandoorzaken niet volledig uitgesloten. Bosch heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat in de buurt van de gestelde oorsprongslocatie van de brand ook elektriciteitsbekabeling liep, waarbij Bosch ook heeft gewezen op de omstandigheid dat de verlichting op de vliering op het moment dat daar rook werd ontdekt, niet meer kon worden ingeschakeld. Volgens Bosch is niet uitgesloten dat de oorzaak van de brand is gelegen in een gebrek in de elektrische installatie. [eiseres ] stelt dat moet worden aangenomen dat [A] als deskundig onderzoeker deze oorzaak heeft onderzocht en uitgesloten, maar het rapport van [A] biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Uit niets blijkt dat [A] , nadat hij had vastgesteld dat de brand vermoedelijk een technische oorzaak (de rookafvoer) had, het alternatief van een brand door een elektrische storing nog nader heeft onderzocht en uitgesloten. Dat laatste is op zichzelf begrijpelijk, nu uit het rapport volgt dat het onderzoek van [A] vooral was gericht op het uitsluiten van de mogelijkheid van een opzetbrand, en niet zozeer op het vaststellen van de specifieke oorzaak van de brand (met uitsluiting van alle mogelijke andere oorzaken).
4.7.
Bovendien geldt dat ook indien – zoals [eiseres ] bepleit – ervan wordt uitgegaan dat de brand is veroorzaakt door de rookgassenafvoer, daarmee nog niet kan worden geoordeeld dat de brand is veroorzaakt door een defect in de cv-ketel. Uit het rapport van [A] kan dat in elk geval niet worden afgeleid. In zijn rapport noemt [A] als vermoedelijke oorzaak “warmteoverdracht of het ontsnappen van hete rookgassen uit de rookgassenafvoer van de combi cv-ketel”. In zijn e-mail van 7 juni 2017 heeft [A] dit nader toegelicht. [A] bedoelt daarmee dat warmteoverdracht kan zijn ontstaan doordat de rookgassenafvoer zich te dicht bij brandbare materialen heeft bevonden, of dat een lek in de rookgassenafvoer is ontstaan. Dat rechtbank begrijpt dit zo dat volgens [A] de vermoedelijke oorzaak ofwel een verkeerde plaatsing/installatie van de rookgassenafvoer is, ofwel een (mogelijk later ontstaan) gebrek aan de rookgassenafvoer. In het rapport van [A] wordt verder nergens gesteld dat de (mede)oorzaak van de brand het disfunctioneren van de cv-ketel is. Integendeel, [A] heeft in zijn latere verklaring stellig ontkend dat de cv-ketel de oorzaak van de brand is. Dit roept de vraag op of de brand niet is terug te voeren op een lekkage/verkeerde constructie of plaatsing van de rookgassenafvoer die – zo staat als onweersproken vast – niet door Bosch, maar door Ubbink B.V. is geproduceerd en is geïnstalleerd door [installateur] , terwijl de cv-ketel wel naar behoren heeft gefunctioneerd. [eiseres ] heeft verder niet gesteld dat en waarom het scenario van lekkage/verkeerde constructie of plaatsing van de rookgassenafvoer is uitgesloten. Hier wreekt zich dat [eiseres ] niet direct na de brand onderzoek heeft laten verrichten aan de ketel en de rookgassenafvoer. Dat had voor de hand gelegen, nu volgens [eiseres ] [A] direct na de brand al zou hebben gezegd dat de brand is veroorzaakt door de cv-ketel en dat in zijn rapport als enige oorzaak zou noemen (dagvaarding 29).
4.8.
Bij het bovenstaande komt dat Bosch de door [eiseres ] gepresenteerde scenario’s voor het ontstaan van de brand (de cv-ketel heeft door een gebrek te hete, brandveroorzakende rookgassen geproduceerd) gedocumenteerd heeft weerlegd.
4.9.
Het eerste door [eiseres ] gepresenteerde scenario betrof brand door ontsteking. Onvoldoende gesteld en gebleken is dat de brand door ontsteking is ontstaan. Niet in geschil is dat de ontstekingstemperatuur van riet 200 °C bedraagt. [eiseres ] heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat de rookgassen die volgens haar zijn vrijgekomen meer dan 200 °C moeten zijn geweest, omdat de ontstekingstemperatuur van riet 200 °C is. Naar aanleiding van het met testrapporten onderbouwde verweer dat rookgassen uit de cv-ketel een dergelijke temperatuur (bij lange na) niet kunnen bereiken, heeft [eiseres ] haar stelling dat de brand door ontsteking is ontstaan niet nader onderbouwd.
4.10.
Het tweede door [eiseres ] gepresenteerde scenario is dat het riet door middel van pyrolytische ontleding tot ontbranding is gekomen. [eiseres ] verwijst ter ondersteuning van dit scenario naar onderzoeken waaruit is gebleken dat hout bij langere blootstelling aan een temperatuur van 77 °C pyrolytisch kan ontbranden. Bosch heeft echter gemotiveerd (met verklaringen van een deskundige op het gebied van pyrolytische ontbranding, [deskundige] ) aangevoerd dat pyrolytische ontleding een zeldzaam fenomeen is en er nooit onderzoek is gedaan naar pyrolytische ontbranding van riet.
4.11.
Maar zelfs als over deze bezwaren wordt heengestapt en met [eiseres ] – veronderstellenderwijs – wordt aangenomen dat riet zich, als het gaat om pyrolytische ontleding, op dezelfde wijze gedraagt als hout, blijft staan dat (mede) uit het artikel en de e-mails van [deskundige] kan worden afgeleid dat voor pyrolytische ontbranding nodig is dat riet (a) gedurende langere tijd (b) wordt blootgesteld aan een temperatuur van ten minste 77 °C. Bovendien heeft Bosch gesteld, onder verwijzing naar het artikel van [deskundige] – en heeft [eiseres ] onvoldoende weersproken – dat deze vorm van ontbranding ook een zuurstofarme omgeving vereist.
4.12.
In verband met het vereiste van een minimale temperatuur van 77 °C is van belang dat [eiseres ] niet gemotiveerd heeft bestreden dat een defect in de cv-ketel de temperatuur van de rookgassen hoe dan ook hoogstens tot 82,1 °C kan doen stijgen (bij een defect in de branderpakking hoogstens tot 79,1 °C), zoals Bosch in zelf uitgevoerde simulaties heeft vastgesteld. Die temperatuur is bovendien bij de uitgang van de cv-ketel gemeten. Indien al wordt aangenomen dat deze rookgassen vervolgens via de buitenste ring van het afvoerkanaal worden afgevoerd (wat Bosch overigens ter zitting heeft betwist), zullen die rookgassen eerst een weg van 5 tot 8 meter hebben moeten afleggen alvorens het rieten dak te kruisen. De rookgassen moeten die weg bovendien afleggen in een buitenste kanaalschil waarin buitenlucht van een aanmerkelijk lagere temperatuur (het was op 28 februari 2015 buiten 2 tot 9 °C) wordt aangezogen. Voorts zal de inpandige omgevingslucht laag zijn, nu de leidingen door de vliering lopen. Bosch heeft gesteld dat tegen die achtergrond onwaarschijnlijk is dat de rookgassen bij de kruising met het rieten dak een temperatuur van 77 °C zullen hebben; volgens Bosch kan het niet anders dan dat de rookgassen op dat punt al (sterk) zijn afgekoeld. [eiseres ] heeft tegenover deze gemotiveerde stelling van Bosch verder niet, althans onvoldoende, toegelicht dat (en onderbouwd waarom) de rookgassen bij de doorkruising van het rieten dak nog een temperatuur van minimaal 77 °C zullen hebben.
4.13.
Weliswaar stelt [eiseres ] dat uit het smelten van het plastic afdekkapje op het display van de boiler (met een smeltpunt van 130 °C) volgt dat de temperatuur in de boiler ten minste 130 °C is geweest, maar die stelling is onvoldoende onderbouwd. [A] heeft immers vastgesteld dat de cv-ketel geen zichtbare brandschade vertoonde, behalve de gesmolten kunststof componenten op de kap, terwijl Bosch onweersproken heeft gesteld dat de rookgassen bij een defect niet heter dan 82,1 °C worden. Zonder nadere onderbouwing, die [eiseres ] onvoldoende heeft gegeven, valt dan ook niet in te zien dat dit kapje door hitte van binnenuit de boiler is gesmolten. Datzelfde geldt voor de smeltschade aan de kunststof afdichting van de boiler, nu [D] in zijn rapport van 5 september 2017 gemotiveerd heeft gesteld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat deze smeltschade door een defect in de boiler kan zijn veroorzaakt. Volgens [D] is de smeltschade aan de cv-ketel veroorzaakt door stralingswarmte, omdat op de na de brand gemaakte foto te zien is dat de zichtbare delen van de binnenzijde van de cv-ketel onbeschadigd zijn. Dit is bevestigd door de heer [F] (verantwoordelijk voor engineering bij Bosch en ter comparitie aanwezig), die heeft toegelicht dat achter het zichtbare, gesmolten bedieningspaneel een bak met elektronica zit. Volgens hem zou, indien de brand van binnenuit was ontstaan, alle achterliggende elektronica gesmolten zijn, hetgeen zichtbaar was geweest.
4.14.
Bovendien heeft Bosch een op zichzelf geenszins onvoorstelbaar alternatief scenario voor de smeltschade gepresenteerd, namelijk de hittevorming door de brand op het dak en omringende delen van de woning, die zich met name bovenin heeft gemanifesteerd. Dat verklaart ook waarom – zoals op de foto’s te zien is – de spullen die hoger in de cv-kast staan meer brandschade vertonen dan de spullen die op de grond staan. [eiseres ] heeft onvoldoende weersproken dat en toegelicht waarom dat scenario niet mogelijk is. De enkele stelling dat de deur van de cv-ketelkast geen brandschade vertoont en ten tijde van de brand gesloten was, is daartoe onvoldoende. Voor zover die deur gesloten was, wil dat immers nog niet zeggen dat geen sprake is geweest van stralingswarmte. Bovendien vindt de stelling dat die deur gesloten was geen steun in de foto’s die direct na de brand zijn gemaakt, waarop te zien is dat de deur open is, en dat er een wasmand voor de geopende deur staat. Bovendien heeft [A] opgemerkt dat de deur open stond, en dat ook het brandbeeld uitwees dat deze deur ten tijde van de brand open stond, zie het rapport van [D] van 25 juni 2018.
4.15.
Daarnaast is, als gezegd, voor pyrolytische ontleding een langdurige blootstelling aan hogere temperaturen nodig, in een zuurstofarme omgeving. [eiseres ] heeft met verwijzing naar het rapport van [B] van 20 juli 2018 gesteld dat pyrolytische ontleding al na uren kan ontstaan, maar die stelling heeft zij onvoldoende onderbouwd. Bovendien strookt die stelling niet met de (eerdere) stelling in de rapporten van [B] (van 5 juni 2018) en [D] (van 25 juni 2018) dat blootstelling gedurende
zeer lange tijd(maanden of jaren) nodig is. Ook [deskundige] schrijft dat het moet gaan om een
long time. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat voor pyrolytische ontbranding nodig is dat het riet ten minste gedurende maanden aan hogere temperaturen is blootgesteld. [eiseres ] heeft verder niet toegelicht – nog afgezien van de hiervoor al besproken temperatuur van de rookgassen – hoe een dergelijke langdurige blootstelling aan hogere temperaturen mogelijk is, nu dit immers zou inhouden dat de cv-ketel gedurende langere tijd niet functioneerde en te hete rookgassen produceerde. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien hoe een dergelijke langdurige storing in de cv-ketel zich verhoudt tot de vaststaande omstandigheid dat de cv-ketel op het moment van de brand kennelijk nog goed functioneerde ( [eiseres ] stond op dat moment onder de douche). Immers, Bosch heeft ter zitting gesteld dat als de cv-ketel in storing zou zijn getreden, deze slechts korte tijd warm water zou hebben geproduceerd, dat de cv-ketel daarna leeg zou zijn geweest en niet meer uit zichzelf zou kunnen zijn opgestart. [eiseres ] heeft op deze stelling van Bosch verder geen bevredigend antwoord gegeven, anders dan de stelling dat de beveiliging kennelijk niet heeft gefunctioneerd. Die enkele (niet nader gemotiveerde) stelling is in het licht van het voorgaande echter niet toereikend.
4.16.
Ten aanzien van het beroep dat [eiseres ] doet op waarschuwingen van Bosch, heeft Bosch onweersproken aangevoerd dat dit telkens andere typen cv-ketels betreft dan die van [eiseres ] , en dat ten aanzien van de cv-ketel van [eiseres ] (de Nefit Ecomline Excellent HR30), waarvan bijna 1,7 miljoen exemplaren zijn geproduceerd, nooit brandgevaarlijke gebreken zijn geconstateerd. Derhalve kunnen naar het oordeel van de rechtbank de door [eiseres ] aangehaalde rapporten en waarschuwingen geen steun bieden voor haar stelling dat de bij haar aanwezige cv-ketel gebrekkig was.
4.17.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [eiseres ] tegenover de gemotiveerde betwisting van Bosch de door haar gepresenteerde scenario’s, namelijk dat het riet als gevolg van een defect in de cv-ketel door middel van ontsteking dan wel pyrolyse tot ontbranding is gekomen, onvoldoende heeft onderbouwd. De slotsom is dan ook dat [eiseres ] onvoldoende heeft gesteld dat de brand is terug te voeren op een gebrek in de cv-ketel, waarvoor Bosch aansprakelijk is. Nu [eiseres ] niet aan haar stelplicht heeft voldaan, is nadere bewijslevering of het benoemen van een onafhankelijke deskundige niet aan de orde.
4.18.
De vordering wordt afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres ] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Bosch, begroot op € 7.308,- (€ 3.894,- aan griffierecht en € 3.414,- (2 punten x tarief € 1.707,-) aan salaris advocaat).
4.19.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het door Bosch gevorderde liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres ] in de proceskosten, aan de zijde van Bosch begroot op € 7.308,-aan tot op heden gemaakte proceskosten en op € 131,- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 68,- in geval van betekening;
5.3.
bepaalt dat de bovenstaande kosten zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW, indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald.
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018.