Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 november 2017, met producties 1 t/m 31,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 7,
- het tussenvonnis van 25 april 2018, waarin een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2018 en de daarin genoemde stukken, (aanvullende producties 32 t/m 38 van [eiseres ] en aanvullende producties 8 en 9 van Bosch),
- de opmerkingen van partijen bij het buiten hun aanwezigheid opgemaakte proces-verbaal,
- de akte van [eiseres ] van 25 juli 2018, met een reactie op de producties 8 en 9 van Bosch,
- de akte van Bosch met productie 10, houdende een reactie op de producties 36 t/m 38 van [eiseres ] .
2.De feiten
zichtbaar. (…)
De cv-ketel heeft niets met de oorzaak van de brand te maken. Mogelijk heeft de rookgassenafvoer iets met de oorzaak van de brand te maken gehad. Hiernaar is echter geen verder onderzoek gedaan.
Met betrekking tot de bewering dat de heer [A] tegen een buurman verklaard zou hebben dat de cv-ketel de oorzaak van de brand is, verklaarde de heer [A] dat hij dat nooit gezegd heeft en niet kan hebben gezegd, omdat hij overtuigd is dat de cv-ketel niet de oorzaak van de brand is.
is uitgevoerd op hetzelfde type als de combiketel die in de woning van wederpartij opgesteld stond. Dit is onjuist. De combiketel die bij wederpartij opgesteld stond, betrof een Nefit Ecomline Excellent 30 HR.
- Er is geen gebrek aan de combiketel vastgesteld;
- Er is geen gebrek aan de rookgasafvoer vastgesteld
- Zelfs indien gebreken, zoals door Arconell en Brand Technisch Bureau omschreven, zich zouden voordoen, is het niet mogelijk gebleken de verbrandingsgassen substantieel in temperatuur te doen stijgen. De hoogste rookgastemperaturen die gerealiseerd zijn, liggen rond de 80 °C. Riet ontbrandt pas bij een temperatuur van circa 200 °C.
- op de vliering, ter plaatse van de coax-kabels, geen vuurverschijnselen zijn waargenomen;
- vastgesteld is dat op het moment dat de brand werd ontdekt, de elektriciteit nog niet was uitgevallen en de zekeringen van de elektrische huisinstallatie niet waren aangesproken (hetgeen bij een opgetreden elektrisch defect uiteindelijk onvermijdelijk is).
een technisch gebrek aan de branderset;
een lek in de luchtdichte ruimte waar het verbrandingsproces plaatsvindt
- Defecte brander-pakking
- Defecte ventilator
- Invloed van wind
- Optreden van recirculatie in de rookgasafvoer
3.Het geschil
4.De beoordeling
- [A] heeft de plaats van de brand onderzocht, conform het protocol NFPA 921. Aangenomen moet worden dat hij daarbij aandacht heeft geschonken aan alle mogelijke ontstekingsbronnen. [A] heeft vervolgens het rookgasafvoerkanaal als vermoedelijke ontstekingsbron aangewezen. Andere oorzaken zijn niet aangetroffen. In de zone van de brandhaard bevindt zich alleen – niet brandgevaarlijke – coaxbekabeling.
- Het rookgasafvoerkanaal kan alleen als ontstekingsbron dienen als er te warme rookgassen doorheen gaan. Bij normaal functioneren van de cv-ketel is de temperatuur van rookgassen laag (50-70 °C) en worden deze door de binnenste afvoerpijp (die niet in contact staat met het rieten dak) afgevoerd. Er moeten dus in de cv-ketel te hete rookgassen zijn vrijgekomen, die in de (buitenste, met het riet in contact staande) luchtaanvoer zijn gelekt.
- Uit onderzoek van Bosch blijkt dat een gebrek in de cv-ketel kan leiden tot rookgassen tot 82 °C. Bij een lek in de branderpakking kunnen rookgassen van 79 °C ontstaan. Ook blijkt uit de rapporten van Bosch dat bij een lek de vrijkomende hete rookgassen zich eerst verspreiden in de cv-ketel zelf en vervolgens in de buitenschil van het rookgasafvoerkanaal terecht komen.
- Vast staat dat bij langdurige blootstelling aan temperaturen van 77 °C brandgevaarlijke pyrolytische ontleding van hout en daarmee vergelijkbare uit cellulose opgebouwde producten, zoals riet, kan optreden. Langdurige blootstelling aan rookgassen van 82 °C kan dus tot ontbranding van riet leiden.
- Dat er te hete rookgassen in de cv-ketel zijn ontstaan, wordt bevestigd door de gesmolten kunststof onderdelen op de mantel van de cv-ketel en de smeltschade op de onderkant van de boiler. De cv-ruimte was ten tijde van de brand afgesloten met een houten deur. Op de foto’s van [A] is te zien dat deze deur geen brandschade heeft opgelopen. Deze deur heeft de cv-ketel tegen warmte van buitenaf beschermd. De kunststof onderdelen moeten dus door warmte van binnenuit de cv-ketel zijn gesmolten.
vermoedelijkis ontstaan door warmteoverdracht of het ontsnappen van hete rookgassen. Uit zijn rapport blijkt niet waarop [A] deze conclusie heeft gebaseerd. In het rapport staat niet meer dan dat (i) een getuige (buurman [Y] ) vlak na het ontstaan van de brand heeft gezien dat er rook uit de rieten kap kwam ter hoogte van de afvoer van de cv-ketel en (ii) dat [A] binnen de plaats van het ontstaan van de brand alleen de rookgassenafvoer van de cv-ketel aantrof. Niet duidelijk is echter of [A] deze door hem genoemde ‘plaats van het ontstaan van de brand’ (volgens [A] op de vliering boven één van de kinderkamers) alleen heeft gebaseerd op de getuigenverklaring van [Y] , of ook op andere omstandigheden. Het eerste lijkt waarschijnlijk, aangezien het rapport van [A] niets over andere redengevende omstandigheden vermeldt. In elk geval staat vast dat [A] het in het rapport geuite vermoeden dat de rookgasafvoer de oorzaak is van de brand, niet verder heeft onderzocht. Niet is gebleken dat er technisch onderzoek is verricht aan de rookgasafvoer en de cv-ketel om dit vermoeden bevestigd te krijgen.
zeer lange tijd(maanden of jaren) nodig is. Ook [deskundige] schrijft dat het moet gaan om een
long time. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat voor pyrolytische ontbranding nodig is dat het riet ten minste gedurende maanden aan hogere temperaturen is blootgesteld. [eiseres ] heeft verder niet toegelicht – nog afgezien van de hiervoor al besproken temperatuur van de rookgassen – hoe een dergelijke langdurige blootstelling aan hogere temperaturen mogelijk is, nu dit immers zou inhouden dat de cv-ketel gedurende langere tijd niet functioneerde en te hete rookgassen produceerde. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien hoe een dergelijke langdurige storing in de cv-ketel zich verhoudt tot de vaststaande omstandigheid dat de cv-ketel op het moment van de brand kennelijk nog goed functioneerde ( [eiseres ] stond op dat moment onder de douche). Immers, Bosch heeft ter zitting gesteld dat als de cv-ketel in storing zou zijn getreden, deze slechts korte tijd warm water zou hebben geproduceerd, dat de cv-ketel daarna leeg zou zijn geweest en niet meer uit zichzelf zou kunnen zijn opgestart. [eiseres ] heeft op deze stelling van Bosch verder geen bevredigend antwoord gegeven, anders dan de stelling dat de beveiliging kennelijk niet heeft gefunctioneerd. Die enkele (niet nader gemotiveerde) stelling is in het licht van het voorgaande echter niet toereikend.