ECLI:NL:RBDHA:2018:13366
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een burger van Wit-Rusland, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat Litouwen niet voldoet aan zijn internationale verplichtingen en dat zij als kwetsbare persoon risico loopt op indirect refoulement en discriminatie in Litouwen.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2018 heeft eiseres haar standpunten toegelicht, ondersteund door een tolk en haar gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel Litouwen verantwoordelijk is voor de aanvraag, de staatssecretaris discretionaire bevoegdheid heeft om de aanvraag alsnog te behandelen indien er concrete aanwijzingen zijn dat Litouwen zijn verplichtingen niet nakomt. Eiseres heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat dit het geval is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de informatie over de asielprocedure in Litouwen niet voldoende is om te concluderen dat er systematische tekortkomingen zijn die de overdracht aan Litouwen als onevenredig hard zouden kwalificeren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de overdracht aan Litouwen niet getuigt van onevenredige hardheid. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij in Litouwen niet adequaat behandeld kan worden voor haar medische aandoeningen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.