ECLI:NL:RBDHA:2018:13365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
NL18.17697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Litouwen onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, een burger van Wit-Rusland, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een asielaanvraag ingediend op 27 mei 2018, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat de overdracht aan Litouwen zou leiden tot indirect refoulement en dat zij als Roma in Litouwen het risico liep op discriminatie en onvoldoende toegang tot medische zorg.

Tijdens de zitting op 25 oktober 2018 heeft de rechtbank de argumenten van de eiseres en de verweerder gehoord. De rechtbank overwoog dat, hoewel Litouwen verantwoordelijk was voor de asielaanvraag, de staatssecretaris discretionaire bevoegdheid had om de aanvraag alsnog te behandelen indien er concrete aanwijzingen waren dat Litouwen zijn internationale verplichtingen niet nakwam. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat Litouwen niet in staat zou zijn om haar asielaanvraag op een zorgvuldige manier te behandelen.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij in Litouwen geen effectieve rechtsbescherming zou hebben en dat de enkele omstandigheid dat er geen automatische rechtsbijstand is, niet voldoende was om aan te nemen dat Litouwen zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van W.H. Mentink, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.17697

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.17693, NL18.17694, NL18.17698, NL18.17700 en NL18.17701 plaatsgevonden op 25 oktober 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Snoek. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is burger van Wit-Rusland. Zij is geboren op [geboortedatum] . Op 27 mei 2018 heeft zij een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de aanvraag in het bestreden besluit niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in het EU-Vis systeem is gebleken dat de Litouwse vertegenwoordiging in Minsk aan eiseres en haar familieleden een Schengenvisum heeft verleend. Dit visum was geldig van 10 mei 2018 tot 9 augustus 2018. Verweerder heeft Litouwen verzocht om eiseres over te nemen. De autoriteiten van Litouwen hebben op 4 september 2018 laten weten op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk te zijn voor de behandeling van het verzoek van eiseres om internationale bescherming.
3. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Uit het ‘Country Report on Human Rights Practices’ van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken van 2017 (het USDOS country report) blijkt dat de Litouwse autoriteiten asielzoekers zonder inhoudelijke toets terugsturen naar het land van herkomst, als dit land door hen wordt beschouwd als een veilig land van herkomst. Hierdoor loopt eiseres bij overdracht aan Litouwen een risico op indirect refoulement. In haar beroepsgronden heeft eiseres daarnaast, onder verwijzing naar verschillende bronnen, [2] naar voren gebracht dat zij als Wit-Rus en Roma vreest in Litouwen het slachtoffer te worden van discriminatie en corruptie. Dit zal tot gevolg hebben dat zij niet in aanmerking komt voor medische zorg en sociale voorzieningen. Naar de mening van eiseres zijn er aldus concrete aanwijzingen waaruit blijkt dat Litouwen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Ter zitting heeft zij verder, onder verwijzing naar een rapport van Fafo Research Foundation uit 2017 [3] , naar voren gebracht dat de Litouwse -procedure en asielopvang structurele tekortkomingen kent, met name voor asielzoekers die in het kader van de uitvoering van de Dublinverordening naar Litouwen komen. Er is een tekort aan opvangplekken en procedures duren erg lang door een capaciteitsgebrek bij de Litouwse immigratiedienst. Ook hebben asielzoekers niet automatisch en alleen in zeer beperkte gevallen toegang tot rechtsbijstand.
Eiseres stelt ten slotte dat bijzondere individuele omstandigheden voor verweerder reden zouden moeten zijn om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen: eiseres is bijzonder kwetsbaar omdat zij lijdt aan hartproblemen, hoge bloeddruk en psychische klachten. Verweerder had in navolging van het Tarakhel-arrest [4] aanvullende garanties moeten vragen aan de Litouwse autoriteiten. Nu dit niet is gedaan zou overdracht aan Litouwen van een onevenredige hardheid getuigen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Litouwen verantwoordelijk is voor de aanvraag. Elke lidstaat heeft echter een discretionaire bevoegdheid om te besluiten een verzoek om internationale bescherming alsnog te behandelen volgens artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder maakt volgens paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 gebruik van deze bevoegdheid indien er concrete aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat de verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt, of in het geval er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. Het is aan de vreemdeling om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit blijkt dat verweerder van zijn bevoegdheid gebruikt moet maken.
5. Zoals eiseres in haar beroepschrift stelt, bestaat in Litouwen de mogelijkheid asielaanvragen van vreemdelingen uit veilige landen van herkomst verkort af te doen. Daarbij is Litouwen echter gebonden aan de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Procedurerichtlijn. [5] Uit de artikelen 36, 37 en 38 van deze richtlijn volgt dat indien een vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst of veilig derde land, hij in de gelegenheid moet worden gesteld om specifieke omstandigheden aan te voeren waaruit blijkt dat dit land voor hem niet veilig is. Volgens het door eiseres aangehaalde rapport van het US Department of State zet Litouwen vreemdelingen uit naar veilige landen "without reviewing the substantive merits of their applications”. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 23 november 2016 [6] reeds overwogen dat de gelijkluidende passage uit het USDOS country report 2016 niet aannemelijk maakt dat Litouwen zich niet houdt aan genoemde bepalingen uit de Procedurerichtlijn. De beoordeling van de door de vreemdeling naar voren gebrachte specifieke omstandigheden op grond waarvan een land niet als veilig land van herkomst of veilig derde land kan gelden, is immers een andere beoordeling dan de beoordeling van de "substantive merits" van de aanvraag, aldus de Afdeling. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de aangehaalde passage in het USDOS country report 2017 anders moet worden gelezen.
Verder is niet aannemelijk geworden dat eiseres in Litouwen geen effectieve rechtsbescherming zal hebben. De enkele omstandigheid dat in Litouwen niet automatisch rechtsbijstand wordt verleend, noch de stelling dat rechtsbijstand in de praktijk in Litouwen nauwelijks voorkomt, maken aannemelijk dat Litouwen zich niet houdt aan artikel 20 van de Procedurerichtlijn.
Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op indirect refoulement.
6. Eiseres heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat haar asielaanvraag in Litouwen niet op een zorgvuldige wijze zal worden behandeld of dat zij geen opvang zal hebben. Eiseres heeft in dit verband ter zitting verwezen naar algemene informatie [7] waarin melding wordt gemaakt van een beperkte capaciteit van de uitvoerende dienst en problemen van die dienst om aan de geldende beslistermijnen te voldoen, mede vanwege de prioriteit die gegeven wordt aan de relocatie van asielzoekers. Ook wordt gewezen op niet-optimale omstandigheden in de opvang. Naar het oordeel van de rechtbank is deze informatie onvoldoende om te concluderen tot systematische tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Litouwen.
De genoemde uitvoeringsproblemen laten onverlet dat Litouwen gebonden is aan de verplichtingen zoals die voortvloeien uit de Procedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn. [8]
Uit artikel 19 van de Opvangrichtlijn volgt dat eiseres aanspraak maakt op medisch noodzakelijke zorg. De door haar genoemde informatie over discriminatie van minderheden en corruptie in de zorg maakt het tegendeel niet aannemelijk. Van belang hierbij nog is dat eiseres bij de Litouwse autoriteiten kan klagen, indien zij meent dat Litouwen zijn verplichtingen niet naleeft.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat overdracht aan Litouwen niet getuigt van onevenredige hardheid. Het beroep van eiseres op het Tarakhel-arrest kan niet slagen. Niet is gebleken dat verweerder aanvullende garanties van de Litouwse autoriteiten had moeten opvragen. Eiseres heeft immers niet met een recent medisch rapport onderbouwd dat zij voor haar medische problemen specialistische zorg behoeft.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.United States Department of State Country Report on Human Rights Practices 2017 – Lithuania, 20 april 2018, Freedom House, Freedom in the world - Lithuania 1 augustus 2018 en United States Department of State, 2016 Report on international Religious Freedom, 15 augustus 2017.
3.Asylum, integration and irregular migration in Lithuania, Fafo-report 2017:23.
4.Arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland (nr. 29217/12; JV2014/384)
5.Richtlijn 2013/32/EU
7.Asylum, integration and irregular migration in Lithuania, Fafo-report 2017:23, p 20 e.v.
8.Richtlijn 2013/33/EU