Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
[naam 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een burger van Wit-Rusland, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat de Litouwse autoriteiten asielzoekers zonder inhoudelijke toets terugsturen naar hun land van herkomst, wat zou leiden tot een risico op indirect refoulement. Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij als Wit-Rus en Roma in Litouwen het slachtoffer kan worden van discriminatie en dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Litouwen.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel Litouwen verantwoordelijk is voor de aanvraag, de staatssecretaris discretionaire bevoegdheid heeft om de aanvraag alsnog te behandelen indien er concrete aanwijzingen zijn dat Litouwen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar asielaanvraag in Litouwen niet op zorgvuldige wijze zal worden behandeld of dat zij geen opvang zal hebben. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat zij bijzondere individuele omstandigheden heeft die een inhoudelijke behandeling van haar aanvraag rechtvaardigen, verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overdracht aan Litouwen niet getuigt van onevenredige hardheid en dat het beroep ongegrond is verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.