ECLI:NL:RBDHA:2018:13364

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
NL18.17693
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Litouwen onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een burger van Wit-Rusland, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat de Litouwse autoriteiten asielzoekers zonder inhoudelijke toets terugsturen naar hun land van herkomst, wat zou leiden tot een risico op indirect refoulement. Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij als Wit-Rus en Roma in Litouwen het slachtoffer kan worden van discriminatie en dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Litouwen.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel Litouwen verantwoordelijk is voor de aanvraag, de staatssecretaris discretionaire bevoegdheid heeft om de aanvraag alsnog te behandelen indien er concrete aanwijzingen zijn dat Litouwen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar asielaanvraag in Litouwen niet op zorgvuldige wijze zal worden behandeld of dat zij geen opvang zal hebben. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat zij bijzondere individuele omstandigheden heeft die een inhoudelijke behandeling van haar aanvraag rechtvaardigen, verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overdracht aan Litouwen niet getuigt van onevenredige hardheid en dat het beroep ongegrond is verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.17693

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

alsmede voor het minderjarige kind:
[naam 2],
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.17694, NL18.17697, NL18.17698, NL18.17700 en NL18.17701 plaatsgevonden op 25 oktober 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Snoek. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is burger van Wit-Rusland. Zij is geboren op [geboortedatum] . Op 27 mei 2018 heeft zij een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de aanvraag in het bestreden besluit niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in het EU-Vis systeem is gebleken dat de Litouwse vertegenwoordiging in Minsk aan eiseres en haar familieleden een Schengenvisum heeft verleend. Dit visum was geldig van 10 mei 2018 tot 9 augustus 2018. Verweerder heeft Litouwen verzocht om eiseres over te nemen. De autoriteiten van Litouwen hebben op 4 september 2018 laten weten op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk te zijn voor de behandeling van het verzoek van eiseres om internationale bescherming.
3. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Uit het ‘Country Report on Human Rights Practices’ van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken van 2017 (het USDOS country report) blijkt dat de Litouwse autoriteiten asielzoekers zonder inhoudelijke toets terugsturen naar het land van herkomst, als dit land door hen wordt beschouwd als een veilig land van herkomst. Hierdoor loopt eiseres bij overdracht aan Litouwen een risico op indirect refoulement. In haar beroepsgronden heeft eiseres daarnaast, onder verwijzing naar verschillende bronnen, [2] naar voren gebracht dat zij als Wit-Rus en Roma vreest in Litouwen het slachtoffer te worden van discriminatie en corruptie. Dit zal tot gevolg hebben dat zij niet in aanmerking komt voor medische zorg en sociale voorzieningen. Naar de mening van eiseres zijn er aldus concrete aanwijzingen waaruit blijkt dat Litouwen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Ter zitting heeft zij verder, onder verwijzing naar een rapport van Fafo Research Foundation uit 2017 [3] , naar voren gebracht dat de Litouwse -procedure en asielopvang structurele tekortkomingen kent, met name voor asielzoekers die in het kader van de uitvoering van de Dublinverordening naar Litouwen komen. Er is een tekort aan opvangplekken en procedures duren erg lang door een capaciteitsgebrek bij de Litouwse immigratiedienst. Ook hebben asielzoekers niet automatisch en alleen in zeer beperkte gevallen toegang tot rechtsbijstand.
Eiseres stelt ten slotte dat bijzondere individuele omstandigheden voor verweerder reden zouden moeten zijn om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen: eiseres is bijzonder kwetsbaar omdat zij in Wit-Rusland het slachtoffer is geworden van mishandeling, en omdat zij een minderjarig kind heeft. Verweerder had in navolging van het Tarakhel-arrest [4] aanvullende garanties moeten vragen aan de Litouwse autoriteiten. Nu dit niet is gedaan zou overdracht aan Litouwen van een onevenredige hardheid getuigen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Litouwen verantwoordelijk is voor de aanvraag. Elke lidstaat heeft echter een discretionaire bevoegdheid om te besluiten een verzoek om internationale bescherming alsnog te behandelen volgens artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder maakt volgens paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 gebruik van deze bevoegdheid indien er concrete aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat de verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt, of in het geval er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. Het is aan de vreemdeling om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit blijkt dat verweerder van zijn bevoegdheid gebruikt moet maken.
5. Zoals eiseres in haar beroepschrift stelt, bestaat in Litouwen de mogelijkheid asielaanvragen van vreemdelingen uit veilige landen van herkomst verkort af te doen. Daarbij is Litouwen echter gebonden aan de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Procedurerichtlijn. [5] Uit de artikelen 36, 37 en 38 van deze richtlijn volgt dat indien een vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst of veilig derde land, hij in de gelegenheid moet worden gesteld om specifieke omstandigheden aan te voeren waaruit blijkt dat dit land voor hem niet veilig is. Volgens het door eiseres aangehaalde rapport van het US Department of State zet Litouwen vreemdelingen uit naar veilige landen "without reviewing the substantive merits of their applications”. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 23 november 2016 [6] reeds overwogen dat de gelijkluidende passage uit het USDOS country report 2016 niet aannemelijk maakt dat Litouwen zich niet houdt aan genoemde bepalingen uit de Procedurerichtlijn. De beoordeling van de door de vreemdeling naar voren gebrachte specifieke omstandigheden op grond waarvan een land niet als veilig land van herkomst of veilig derde land kan gelden, is immers een andere beoordeling dan de beoordeling van de "substantive merits" van de aanvraag, aldus de Afdeling. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de aangehaalde passage in het USDOS country report 2017 anders moet worden gelezen.
Verder is niet aannemelijk geworden dat eiseres in Litouwen geen effectieve rechtsbescherming zal hebben. De enkele omstandigheid dat in Litouwen niet automatisch rechtsbijstand wordt verleend, noch de stelling dat rechtsbijstand in de praktijk in Litouwen nauwelijks voorkomt, maken aannemelijk dat Litouwen zich niet houdt aan artikel 20 van de Procedurerichtlijn.
Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op indirect refoulement.
6. Eiseres heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat haar asielaanvraag in Litouwen niet op een zorgvuldige wijze zal worden behandeld of dat zij geen opvang zal hebben. Eiseres heeft in dit verband ter zitting verwezen naar algemene informatie [7] waarin melding wordt gemaakt van een beperkte capaciteit van de uitvoerende dienst en problemen van die dienst om aan de geldende beslistermijnen te voldoen, mede vanwege de prioriteit die gegeven wordt aan de relocatie van asielzoekers. Ook wordt gewezen op niet-optimale omstandigheden in de opvang. Naar het oordeel van de rechtbank is deze informatie onvoldoende om te concluderen tot systematische tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Litouwen.
De genoemde uitvoeringsproblemen laten onverlet dat Litouwen gebonden is aan de verplichtingen zoals die voortvloeien uit de Procedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn. [8]
Uit artikel 19 van de Opvangrichtlijn volgt dat eiseres aanspraak maakt op medisch noodzakelijke zorg. De door haar genoemde informatie over discriminatie van minderheden en corruptie in de zorg maakt het tegendeel niet aannemelijk. Van belang hierbij nog is dat eiseres bij de Litouwse autoriteiten kan klagen, indien zij meent dat Litouwen zijn verplichtingen niet naleeft.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat overdracht aan Litouwen niet getuigt van onevenredige hardheid. Eiseres beroep op het Tarakhel-arrest kan niet slagen. Niet is gebleken van de noodzaak van aanvullende garanties van Litouwen dat aan eiseres toereikende opvangvoorzieningen worden geboden. De omstandigheid dat zij slachtoffer zou zijn van mishandeling, noch dat zij een minderjarig kind heeft, leiden tot de conclusie dat zij moet worden gezien als een extra kwetsbare asielzoeker, ten aanzien van wie niet op voorhand mag worden aangenomen dat toereikende opvang is gegarandeerd.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.United States Department of State Country Report on Human Rights Practices 2017 – Lithuania, 20 april 2018, Freedom House, Freedom in the world - Lithuania 1 augustus 2018 en United States Department of State, 2016 Report on international Religious Freedom, 15 augustus 2017.
3.Asylum, integration and irregular migration in Lithuania, Fafo-report 2017:23.
4.Arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland (nr. 29217/12; JV2014/384)
5.Richtlijn 2013/32/EU
7.Asylum, integration and irregular migration in Lithuania, Fafo-report 2017:23, p 20 e.v.
8.Richtlijn 2013/33/EU