Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
afgegeven bevel tot bewaring, zodat aan de last geen waarde kan worden toegekend. Bij gebreke van een geldige last kan geen sprake zijn van een rechtmatige vrijheidsbeneming.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die op 5 november 2018 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vordert de eiser, die gedetineerd is in Nederland, onmiddellijke invrijheidstelling. De eiser is sinds 15 juni 2016 gesignaleerd voor uitlevering aan de Verenigde Staten wegens beschuldigingen van witwassen, fraude en het helpen van illegale vreemdelingen. Op 19 oktober 2018 is hij op Schiphol aangehouden en in verzekering gesteld op basis van de Uitleveringswet. De officier van justitie heeft vervolgens de bewaring van de eiser gevorderd, wat leidde tot een bevel tot bewaring door de rechter-commissaris op 22 oktober 2018.
De eiser stelt dat zijn detentie onrechtmatig is, omdat de bewaring nog niet was bevolen op het moment dat de last tot tenuitvoerlegging werd afgegeven. De Staat, als gedaagde, voert aan dat de eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat er een andere rechtsgang openstaat die voldoende waarborgen biedt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiser inderdaad niet-ontvankelijk is, omdat hij zijn doel kan bereiken via de procedure bij de rechter-commissaris, zoals vastgelegd in artikel 16 lid 1 van de Uitleveringswet.
De vordering van de eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.606,--, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.P. van Ham.