3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Op 25 november 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen haar (ex-)partner [verdachte] , de verdachte, met wie zij 34 jaar een relatie en drie dochters heeft. Zij heeft onder meer verklaard dat zij op 22 juni 2016 in de avond thuis was en dat [verdachte] boos was omdat ze geen avondeten had gemaakt. Hij heeft haar uitgescholden voor tyfuswijf en is daarna gaan tennissen. Toen hij thuis kwam wilde aangeefster sigaretten gaan halen. [verdachte] wilde dat zij eerst het bureau zou opruimen. Aangeefster besloot toch sigaretten te gaan halen en ze liep de voordeur uit. [verdachte] zei dat ze nog helemaal niet weg mocht. Ze hoorde dat [verdachte] achter haar aankwam. Ze voelde dat hij haar van achteren vastgreep op de oprit. Hij pakte haar stevig vanaf achteren om haar keel vast. Ze kon geen kant meer op. Aangeefster kon geen adem meer halen en raakte in paniek. [verdachte] sleurde haar naar achteren, richting de voordeur. Hij zei dat hij klaar was met haar en dat hij niets meer te verliezen had.
Ze zakte door haar knieën. [verdachte] heeft haar tot aan de voordeur meegesleurd. Dit was tegen haar zin in. Ze wilde weg en niet terug naar de woning. Op de grond sloeg hij haar met vuisten op haar gezicht. Op dat moment voelde ze helemaal niks meer. Ze is daarna opgestaan en voelde later dat ze bloedde. Ze heeft haar dochter gebeld en is door een van haar dochters opgehaald. Die avond is ze naar het ziekenhuis gegaan.
De politie heeft van aangeefster een usb-stick ontvangen met daarop de camerabeelden van 22 juni 2016 van drie beveiligingscamera’s die elk op een andere hoek van het pand aan de [adres 2] gericht stonden. Op de usb-stick stonden ook foto’s van door haar opgelopen letsel. De politie heeft de camerabeelden bekeken.
Camera 1 stond gericht op de voordeur van het pand en was tevens voorzien van geluidsopname. Camera 2 stond, gezien vanuit de woning, gericht in de richting van de oprit van het pand en camera 3 was gericht in de richting van de voortuin en het trottoir.
Op het beeld, vanaf 20.16.59 uur, is te zien dat een vrouw de woning uitloopt. De verbalisant herkent deze vrouw als zijnde aangeefster [slachtoffer] . [slachtoffer] zegt dat ze zo terug komt. Een mannelijke stem zegt dat ze nu even moet opruimen voordat ze weggaat. [slachtoffer] sluit de voordeur achter zich. Een man doet vanuit de woning de deur open. De agent herkent deze man als zijnde verdachte. Verdachte rent achter [slachtoffer] aan en pakt haar vast om haar nek en trekt haar naar achteren. Hij zegt dat hij er toch klaar mee is en dat ze gewoon naar hem moet luisteren en sleept haar naar de woning. Voor de deur zakt [slachtoffer] door haar benen. Ze ligt met haar gezicht naar de deur op haar zij. Verdachte buigt voorover en geeft [slachtoffer] met zijn vuist twee harde klappen. [slachtoffer] krijst hard. Verdachte geeft haar vervolgens een harde schop in haar rug terwijl ze nog op de grond ligt. Hij zegt dat hij toch klaar is met haar en noemt haar een tyfuswijf. Op dat moment komt [slachtoffer] iets omhoog met haar gezicht en dan schopt verdachte haar met zijn rechtervoet vol in haar gezicht. Daarna zakt [slachtoffer] voorover en wordt haar lichaam slap. Ze ligt op haar buik. Verdachte buigt voorover en pakt [slachtoffer] bij haar shirt en sleept haar de woning in. Hij zegt dat zij hier dan lekker gaat blijven liggen. Hij pakt twee goederen bij de voordeur van de grond en loopt de woning weer in en zegt: “Hoppa”. Te zien is dat de voeten van [slachtoffer] slap liggen. Verdachte wil de deur dicht doen en zegt dat hij helemaal klaar is met haar. Hij sluit de deur.
Op het beeld vanaf 22.21.37 uur doet [slachtoffer] de deur open. Ze kijkt verdwaast en sluit de deur. Op het beeld vanaf 20.22.14 uur opent ze de deur weer. Verdachte vraag haar wat ze gaat doen. [slachtoffer] loopt de woning uit. Verdachte rent achter haar aan en zegt dat hij haar nu twee keer gewaarschuwd heeft. Hij duwt haar weer in de richting van de voordeur. [slachtoffer] zegt dat hij haar met rust moet laten. Verdachte zegt dat het anders nog veel erger gaat worden en hij duwt [slachtoffer] de woning in. Verdachte zegt dat als het voor hem klaar is, er toch geen weg terug is. Vervolgens sluit hij de deur. Te horen is dat verdachte in de woning commandeert: “Opruimen nu”.
Op het beeld vanaf 20.31.08 uur doet aangeefster de deur weer open en loopt zij de deur uit. Verdachte zegt tegen [slachtoffer] dat ze niemand gaat bellen en hij wijst daarbij op dwingende wijze naar aangeefster. Verdachte zegt dat ze watten in haar neus moet doen en niet zo over straat moet lopen. Hij vraagt of ze een zwerver is en zegt dat ze normaal moet doen. [slachtoffer] loopt de woning weer in. Te horen is dat verdachte in de woning zegt dat ze drie kinderen hebben en dat dit als moeder gewoon niet normaal is.
Op het beeld vanaf 20.32.10 uur loopt [slachtoffer] weer naar buiten. Verdachte vraagt roepend vanuit de woning waar ze naartoe gaat. [slachtoffer] zegt dat ze naar haar oudste dochter gaat. Verdachte zegt dat ze dit niet gaat doen. Hij loopt op zijn blote voeten naar [slachtoffer] die inmiddels voor de oprit van de woning loopt en klemt haar met zijn linkerarm om haar nek en loopt zo met haar de woning in. Te horen is dat er in de woning verder gediscussieerd wordt. Op het beeld, vanaf 20.34.30 uur, is te zien dat [slachtoffer] de woning uit loopt en de afrit af loopt.
Blijkens de geneeskundige verklaring d.d. 30 november 2016 is aangeefster op 27 juni 2016 door de arts bezocht. Op 20 juli 2016 is aangeefster opnieuw op haar lichamelijke klachten beoordeeld. Bij haar zijn, onder meer, meerdere schaafwonden en bloeduitstortingen in het gelaat aangetroffen. Ook is bij haar een blauw oog en gering bloedverlies geconstateerd. Te verwachten is dat zij ernstige psychische klachten zal ondervinden. De genezingsduur is geschat op enkele weken danwel enkele maanden.
De verdachte heeft ter terechtzitting op 24 september 2018 verklaard dat er iets bij hem brak en dat hij [slachtoffer] toen heeft mishandeld. Hij heeft haar beetgepakt en twee schoppen gegeven, naar binnen getrokken toen zij nog buiten lag en een schop tegen haar schouder gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte op 22 juni 2016 aangeefster meermalen heeft gedwongen terug de woning in te gaan en dat daarbij geweld is gebruikt in de vorm van het van achteren bij de keel beetpakken van aangeefster en haar naar achteren trekken, duwen, slaan/stompen, schoppen en slepen. De verklaring van aangeefster hieromtrent vindt steun in het proces-verbaal van bevindingen omtrent hetgeen de politie heeft gezien op de camerabeelden van de camera’s die rondom de woning hingen en die door aangeefster aan de politie beschikbaar zijn gesteld, alsmede door de geneeskundige verklaring die past bij de beschreven geweldsinwerking op aangeefster.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat de verdachte aangeefster tegen haar wil meermalen van buiten weer mee naar binnen heeft genomen, waarbij de verdachte geweld gebruikte of dreigde geweld te gebruiken.
De rechtbank ziet zich voor feit 1 vervolgens gesteld voor de vraag of de geweldshandelingen van de verdachte kunnen worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag danwel een poging tot zware mishandeling.
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat de toegepaste geweldshandelingen niet gekwalificeerd kunnen worden als een poging tot doodslag. De verdachte zal daarom van het impliciet primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte aangeefster tweemaal in het gezicht heeft gestompt en tweemaal heeft geschopt, waarvan éénmaal krachtig met zijn voet tegen het hoofd, terwijl zij op de grond lag. De verdachte heeft met de geweldshandelingen tegen het hoofd van aangeefster een bij uitstek kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam geraakt. Op het beeld is evenwel ook te zien dat dit schoppen niet met geschoeide voet heeft plaatsgevonden. Verder blijkt dat de verdachte aangeefster, meermalen, van achteren, bij de keel heeft beetgepakt.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte toegepaste geweldshandelingen naar uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het beslist niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 impliciet subsidiair feit wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.