ECLI:NL:RBDHA:2018:12718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
26 oktober 2018
Zaaknummer
09/842039-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met geweld en bedreiging, meermalen gepleegd

Op 26 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing in vereniging. De zaak betreft een incident dat zich voordeed in januari 2018, waarbij het slachtoffer, een man met een drugsschuld, door de verdachte en een medeverdachte werd bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met een verhit mes en spatel hebben verbrand en met een spatel op zijn hoofd hebben geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de verdachte ontkende betrokken te zijn bij de drugshandel en de afpersing. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de poging tot afpersing. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 3 jaar opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat de gebruikte geweldsmiddelen zeer zorgwekkend zijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842039-18
Datum uitspraak: 26 oktober 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 mei 2018 (pro forma), 27 juli 2018 (pro forma) en 12 oktober 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. van Kins en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. J.P.M. Denissen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 januari 2018 tot en met 31 januari 2018, in elk geval in of omstreeks de maand januari 2018 te Katwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om (telkens) zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 1500 euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen die [slachtoffer] (telkens)
om geld heeft gevraagd en/of een (verhit) mes en/of (verhit) spatel, althans een of meer (verhitte) voorwerpen tegen een voet en/of een arm en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft geplaatst/gehouden en/of die [slachtoffer] (daarmee) op het hoofd heeft geslagen en/of een tv van die [slachtoffer] heeft vernield en/of die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Dit is pas het begin als je niet betaalt" en/of "je moet betalen" en/of "we vechten het wel uit", of soortgelijke bewoordingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 januari tot en met 31 januari 2018, in elk geval in de maand januari 2018 te Katwijk, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (tweedegraads) brandwond(en) en/of een hoofdwond en/of een of meer littekens, althans enig letsel heeft toegebracht en/of bij die [slachtoffer] pijn heeft veroorzaakt, door (telkens)
- een (verhit) voorwerp (te weten een ijzeren spatelen/of een mes) tegen een voet en/of een arm, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] te plaatsen/houden en/of met een (verhit) voorwerp (te weten een ijzeren spatel) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 31 januari 2018 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
art 310 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie betoogd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de telefoon heeft weggenomen.
Van feit 2 en 3 dient verdachte daarom te worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft – kort gezegd – bepleit dat enkel kan worden vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 1] de heer [slachtoffer] op het hoofd heeft geslagen met een spatel. Dit is onvoldoende om tot bewezenverklaring van het medeplegen van afpersing te komen. Met betrekking tot feit 2 en 3 heeft de verdediging zich aangesloten bij standpunt van de officier van justitie.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
Aangever [slachtoffer] (
hierna: aangever) heeft op 31 januari 2018 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op drie verschillende dagen in de maand januari 2018 door meerdere personen in zijn woning in Katwijk is bedreigd en mishandeld in verband met een drugsschuld. Bij deze drie incidenten waren (in ieder geval) steeds twee personen betrokken die hij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] noemt. Aangever heeft op stills van camerabeelden van zijn flat van kort vóór het incident op 31 januari 2018 verdachte [verdachte] herkend als de persoon die hij [betrokkene 1] noemt en hij heeft medeverdachte [medeverdachte 1] herkend als de persoon die hij [betrokkene 2] noemt. [2] Deze personen waren tot zeven maanden eerder zijn vaste dealers. Zijn schuld was opgelopen tot 380 euro. Rond de kerst kwamen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] om het geld op te halen. Toen aangever het bedrag niet kon betalen, zeiden de dealers dat hij nu 1000 euro moest betalen. [3] Verdachte heeft verklaard dat hij de persoon op de foto is die door aangever als [betrokkene 1] wordt aangeduid. [4]
De aangifte door [slachtoffer]
Incident I, januari 2018:
Aangever was bij [getuige] te Katwijk wat aan het eten. Er werd aangebeld en er stonden drie personen van de deur. Aangever herkende [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , de derde persoon herkende hij niet. Aangever is met de mannen naar zijn woning gelopen, waar [betrokkene 2] en [betrokkene 1] lieten weten geld te willen hebben, waarna aangever zei dat hij geen geld had. Hierop veranderde de sfeer en begonnen ze hem te bedreigen. [betrokkene 1] liep naar de keuken en aangever zag dat hij iets van het fornuis haalde. Hij zag dat [betrokkene 1] terug de woonkamer inliep met een gekarteld broodmes in zijn hand, dat hij aan [betrokkene 2] gaf. Aangever, die op dat moment met zijn voeten op de salontafel zat, zag dat [betrokkene 2] met het mes naar zijn rechtervoet bewoog. Hij hoorde een sissend geluid en voelde een pijnscheut door zijn voet schieten. [betrokkene 2] gooide het mes weg en riep: “Dit is pas het begin als je niet betaalt.” Daarop verliet het drietal de woning. Aangever zag dat er een brandplek op zijn rechtervoet zat. De plek deed behoorlijk pijn. [5] De verwonding is door de verbalisant geconstateerd en een foto daarvan is bijgevoegd bij het proces-verbaal. [6]
Incident II, 26 januari 2018:
Op maandag 29 januari 2018 (
naar later blijkt op vrijdag 26 januari 2018 [7] ) werd aangebeld aan de voordeur van aangever. Hij heeft de deur geopend en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] binnengelaten. Ze dreigden hem in elkaar te slaan als hij niet direct zou betalen. Aangever vertelde dat hij op dit moment geen geld had, maar dat er wat zat aan te komen via het UWV. Beide waren erg boos dat hij niet over de brug kwam. Op verzoek van [betrokkene 1] stak aangever zijn linkerhand naar hem uit. Hij zag dat [betrokkene 1] vervolgens een ijzeren spatel tevoorschijn haalde en deze op zijn linker onderarm drukte. Hij voelde direct een hevige brandende pijn en hoorde een sissend geluid. Aangever trok zijn arm direct terug, maar [betrokkene 1] hield hem vast. Hij voelde dat [betrokkene 1] de spatel verschillende keren op zijn arm drukte. Het deed verschrikkelijk veel pijn en aangever zag rook van zijn arm komen. Aangever begon hierop te schreeuwen en te schelden en riep dat het nergens voor nodig was. [betrokkene 1] riep hierop dat het allemaal veel erger kon als hij niet zou betalen. Aangever gaf aan dat zijn geld mogelijk over twee dagen op zijn rekening zou staan en dat ze dan maar terug moesten komen. Zijn onderarm deed verschrikkelijk veel pijn. Hij zag dat de huid losliet en hij is direct gaan koelen. [8] Verbalisant ziet op de linker onderarm van aangever verschillende verbrandingen zitten. Foto’s van het letsel zijn bijgevoegd bij het proces-verbaal. [9]
Incident III, 31 januari 2018:
Op 31 januari 2018 werd op de voordeur van de woning van aangever geklopt. Er stonden drie dealers voor zijn deur: [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en een derde persoon die hij niet kende. Zij vroegen of er geld op zijn rekening stond. Aangever gaf aan dat hij dat niet wist. Aangever stelde voor om samen naar de ING pinautomaat te lopen, maar dat wilden de mannen niet en ze begonnen te dreigen. Ze scholden hem uit en dreigden om zijn familie aan te pakken als hij nu niet zou betalen. Ze riepen dat ze 1500 euro wilden hebben. Ze wilden zijn pinpas hebben en die heeft hij gegeven. [betrokkene 2] vond de ING-app op de telefoon van aangever en onder bedreiging heeft aangever die geopend. Hierop zag [betrokkene 2] dat de laatste storting (
de rechtbank begrijpt: afschrijving) de huur was. Hierop gaf [betrokkene 1] aan dat hij de ING wilde bellen om te kijken of het mogelijk was om de huur terug te storten. [betrokkene 1] belde met zijn eigen telefoon en aangever hoorde dat hij een medewerker van ING aan de lijn kreeg. Hij hoorde dat de verbinding werd verbroken. [betrokkene 1] schreeuwde waarom aangever hen niet had betaald maar de huur wel. Hij zag dat [betrokkene 1] naar de keuken liep en hij zag dat [betrokkene 1] een ijzeren spatel van het fornuis haalde en vervolgens terug de woonkamer inliep met de spatel in zijn handen. Hij hoorde dat [betrokkene 1] weer om zijn hand vroeg. Aangever sprong op want hij wilde niet weer verbrand worden. Hij zag dat [betrokkene 2] de spatel overpakte en deze dreigend boven zijn hoofd hield. Hij riep: “Wat wil je doen, wil je vechten.” Aangever zag dat [betrokkene 2] meteen uithaalde in de richting van zijn hoofd. Hij voelde dat de spatel hard tegen zijn hoofd kwam. Hij voelde direct dat er bloed over zijn hoofd naar beneden sijpelde. Hij voelde pijn op de plek waar hij was geraakt en voelde dat hij een bult kreeg. Aangever wist zich los te wurmen en rende de galerij op. Het drietal rende daarna richting de trap. [10] Buurvrouw [naam 1] heeft verklaard dat ze haar buurman zag en dat hij bloed op zijn hoofd en handen had. Hij vroeg haar 112 te bellen. Hij vertelde dat drie mannen bij hem langskwamen die nog geld van hem kregen en dat ze iets heets op zijn handen hadden gelegd en op zijn hoofd hadden geslagen. [11] De verbalisant heeft geconstateerd dat aangever een snee op het hoofd heeft van ongeveer 3 centimeter lang. Ook zit er een bult op de plek waar de snee zit. Van deze verwondingen zijn foto’s gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. [12]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 31 januari 2018 de woning van aangever binnenkwam en dat er nog drie mannen in de woning aanwezig waren. Er was maar één man die het woord voerde (
naar later blijkt: medeverdachte [medeverdachte 1]). Deze man hoorde hij tegen aangever zeggen dat hij het nu wel zat was en dat hij anders wel even de zus van aangever zou bellen of bij haar langs zou gaan. [getuige] zag dat hij opstond en aangever begon te duwen. Daarna zag hij dat (
naar later blijkt) medeverdachte [medeverdachte 1] aangever op zijn hoofd sloeg met een spatel. [13]
Het letsel
Naast de constatering van het letsel door verbalisanten ten tijde van de aangifte heeft ook huisarts [naam 2] op 8 februari 2018 letsel waargenomen bij aangever, bestaande uit oudere wonden met korsten, een wond van 2 centimeter op 8 centimeter boven het oog,
2 wonden met korsten op de onderarm links van 6x2 centimeter en een wond van 2x2 centimeter op de bovenzijde. Op de voet rechts bovenzijde een wond met korst van 3x2 centimeter. Geschatte duur tot genezing: 4 weken. [14]
Dit letsel is aan de hand van foto’s beoordeeld door [naam 3] , forensisch arts KNMG. Deze arts heeft geconcludeerd dat het letsel zou kunnen passen bij de door aangever aangegeven ontstaanswijze. Dit geldt met name voor het letsel op de linker onderarm. Voor het letsel op de rechter voet en links op het hoofd is dat veel minder helder. Het lijkt erop dat het letsel aan de rechtervoet en de linker onderarm eerder zijn ontstaan dan het letsel op het hoofd. [15]
DNA-onderzoek aan achtergelaten Nokia telefoon en de ijzeren spatel
Uit DNA-onderzoek door The Maastricht Forensic Institute blijkt dat op de (op
31 januari 2018) door de daders in de woning van aangever achtergelaten Nokia telefoon een DNA-mengprofiel is gevonden afkomstig van celmateriaal van drie donoren, van wie zeker één man. De mogelijke donoren van dit celmateriaal zijn [slachtoffer] en [medeverdachte 1] .
Op de aangetroffen spatel is DNA aangetroffen. De kans dat dit van andere personen dan van [slachtoffer] en van [medeverdachte 1] is, is kleiner dan één op één miljard. [16]
De achtergelaten Nokia telefoon en de daarin voorkomende contacten
Tijdens het incident van 31 januari 2018 werd door de daders een zwarte Nokia telefoon met telefoonnummer [nummer 1] achtergelaten op de salontafel. Deze telefoon is uitgelezen door de politie en daaruit zijn 266 berichten en sms veiliggesteld. In de contactenlijst stond
-onder andere- een contact genaamd ‘ [naam 5] ’ met het telefoonnummer [nummer 2] . Als vermoedelijke gebruiker van dit telefoonnummer werd door de politie aangemerkt [naam 4] . [17]
Deze
[naam 4]heeft verklaard dat hij al ongeveer een jaar of zeven drugs afneemt bij een jongen die hij kent als [betrokkene 2] , die een paar maanden eerder bij hem thuis geweest, samen met een paar andere jongens. [betrokkene 2] gooide toen uit het niets een whisky karaf tegen hem aan, waarna ze hem met z’n allen in elkaar hebben geslagen. [naam 4] belt [betrokkene 2] op het nummer [nummer 1] als hij drugs nodig heeft. Op foto’s herkent [naam 4] medeverdachte [medeverdachte 1] als zijnde de persoon die hij [betrokkene 2] noemt, van wie hij drugs kocht en die de baas is. Hij herkent [verdachte] op de foto als een jongen die via [betrokkene 2] voor zichzelf is begonnen. Deze personen regelen volgens [naam 4] samen de drugshandel in Katwijk. [18]
Ook het telefoonnummer [nummer 3] onder de naam ‘ [naam 6] ’ werd in voornoemde Nokia telefoon aangetroffen. [19] Dit nummer behoort toe aan
[naam 7]. Hij heeft verklaard
dat de gebruiker van telefoonnummer [nummer 1] [betrokkene 2] is, die dealt. [naam 7] heeft ook wel eens problemen met [verdachte] (
verdachte) gehad, die het poffen heel hoog laat oplopen en dan gaat dreigen. Van [verdachte] heeft hij een filmpje waarop te zien is dat hij drugs geeft en dat hij, [naam 7] , betaalt. [verdachte] is de handlanger van [betrokkene 2] . Hij noemt zich ook wel [betrokkene 1] . Hij heeft ongeveer een jaar geleden voor het eerst drugs bij [betrokkene 2] gekocht. [naam 7] heeft een schuld bij [betrokkene 2] (3000 euro) en [betrokkene 1] (1000 euro). Ze gaan steeds hoger met de prijs die hij moet betalen, hebben bedreigingen geuit en er is een keer een bom op zijn balkon gegooid [naam 7] herkent de foto van verdachte als [betrokkene 1] , de foto van medeverdachte [medeverdachte 1] als [betrokkene 2] . [20] Op het door [naam 7] aan de verbalisant toegestuurde filmpje is te zien dat verdachte (vermoedelijk) heroïne aan [naam 7] verkoopt en (vermoedelijk) praat over drugshandel. [21]
Verder werd het telefoonnummer [nummer 4] aangetroffen onder de naam “ [naam 8] ”. Uit de politiesystemen kwam naar voren dat de vermoedelijke gebruiker van dir telefoonnummer [naam 9] is. [22] Getuige
T. [naam 9]heeft verklaard dat hij de man op foto 2 (
medeverdachte [medeverdachte 1]) herkent als [betrokkene 2] . In het dealnummer stond twee keer het getal 84. Voordat hij drugs bij [betrokkene 2] ging kopen, kocht hij drugs bij [betrokkene 1] ofwel [verdachte] . [23]
Camerabeelden
Op camerabeelden van de flat aan de Treubstraat die zijn uitgekeken is -voor zover relevant- het volgende te zien.
Vrijdag 26 januari 2018:
Omstreeks 17:28 uur komen er vier mannen bij de lift op de begane grond aan. Verbalisant herkent de mannen als [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De man voorop hoort niet bij het drietal. Op camerabeelden van de twaalfde etage is te zien dat de mannen de lift uitkomen en richting de woning van aangever lopen. Omdat aangever niet thuis is, lopen de mannen weer terug naar de liften om vervolgens te vertrekken.
Om 17:36 uur komt aangever met de eerdergenoemde drie mannen op de twaalfde etage weer de lift uit en loopt naar woning van aangever.
Om 17:57 uur gaat aangever de lift weer in. De drie mannen komen niet in beeld op de twaalfde etage of begane grond. Zij komen wel in beeld op beelden van camera 3 om 17:57 uur waar zij het gebouw verlaten aan de noordzijde van het gebouw.
Om 19:10 uur komt aangever de lift op de begane grond in met een onbekende man. Te zien is dat hij zijn mouw meerdere keren ‘omhoog’ houdt en dat hij veel aandacht heeft voor zijn linker arm. [24]
Woensdag 31 januari 2018
Omstreeks 14:46 komen drie mannen, die herkend worden als [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , via de centrale hal de flat binnen en gaan via de trap naar boven. Op de beelden van de twaalfde etage is te zien dat ze richting de woning van aangever lopen.
Op beelden van de twaalfde etage is te zien dat de mannen tussen 15:28 uur en 15:30 uur naar beneden rennen. [medeverdachte 1] als eerste met in zijn hand een voorwerp, gelijkend op een GSM, [medeverdachte 3] als tweede, terwijl hij zijn gezicht probeert af te schermen met zijn capuchon en [verdachte] volgt als laatste terwijl hij al rennend zijn vest aantrekt. [25]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij door verdachte was gevraagd om mee te gaan, bij iemand langs. Er ontstond een woordenwisseling tussen aangever en verdachte en toen aangever dichterbij kwam, heeft hij, [medeverdachte 1] , een spatel van tafel gepakt en aangever daarmee een klap gegeven. Aangever begon te schreeuwen, hij had bloed op zijn hoofd en toen zijn ze weggerend. [26]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 januari 2018 met medeverdachte [medeverdachte 1] naar de woning van aangever in Katwijk is gegaan om geld op te halen. Aangever gaf in een kort gesprek aan dat hij nog geen geld had en verdachten zijn daarop weggegaan. Op
31 januari 2018 is verdachte opnieuw naar de woning van aangever gegaan, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Nadat aangever had voorgesteld naar de ING bank te gaan, zei verdachte dat aangever de ING bank kon bellen met zijn, verdachtes, telefoon. Verdachte vertelde aangever dat hij duidelijke afspraken met hem wilde maken. Verdachte zag aangever opstaan van de bank, hij werd verbaal agressief, en aangever richtte zich tot hem, verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 1] pakte daarop iets van de tafel, maakte daarmee een zwaaiende beweging en heeft aangever geraakt. Verdachte zag aangever daarna zijn hand op zijn hoofd houden en hij zag bloed. Vervolgens zijn de drie mannen weggegaan uit de woning van aangever. [27]
Conclusies naar aanleiding van de bewijsmiddelen
Betrouwbaarheid van de aangifte
De rechtbank acht de verklaringen van aangever betrouwbaar. Met uitzondering van de genoemde data van de incidenten, heeft aangever met betrekking tot de aanwezige personen, de geuite bedreigingen en het op hem toegepaste geweld consistent verklaard. Zijn verklaring komt bovendien voor een deel overeen met de verklaring van verdachte, namelijk dat verdachte met één of meer anderen in ieder geval op twee data bij aangever thuis is geweest om geld op te halen.
Verdachte heeft echter wel ontkend dat zijn bezoeken aan aangever iets van doen hadden met drugshandel, dan wel het innen van een drugsschuld die aangever bij verdachte en/of zijn medeverdachte en/of iemand anders had uitstaan. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. Immers, niet valt in te zien waarom verdachte, die naar eigen zeggen een goedlopend beveiligingsbedrijf had, tot drie keer toe samen met anderen naar aangever toe zou gaan om een voor hem in hoogte niet nader bekend geldbedrag op te halen voor een vriend. Ook valt niet in te zien waarom verdachte de naam van die vriend niet wil noemen. Verder is het zeer opmerkelijk dat verdachte en zijn medeverdachten hard zijn weggerend na het incident op 31 januari 2018, terwijl er -uitgaand van hun eigen verklaringen- een redelijke verklaring voor hun aanwezigheid en voor de klap met de spatel aan de politie zou kunnen worden gegeven.
Tegenover de verklaring van verdachte dat hij niets van doen heeft met drugshandel staan de verklaringen van getuigen [naam 7] en [naam 4] die de verklaringen van aangever op dit punt ondersteunen. Bovendien wordt de verklaring van [naam 7] dat verdachte zich bezighoudt met de verkoop van drugs ondersteund door het door hem aan de politie overgelegde filmpje. Uit deze verklaringen, bezien in samenhang met het voornoemde filmpje, blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich al langere tijd bezig hielden met de verkoop van drugs. Ook schetsen zij een modus operandi die overeenkomt met hetgeen aangever heeft verklaard, namelijk dat verdachte en zijn medeverdachte de schuld laten oplopen, om daarna bedreigingen te uiten en geweld te gebruiken om tot incasso van de schuld te komen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de aangifte, het geconstateerde letsel, en de overige bewijsmiddelen, alles in onderlinge samenhang bezien, kan worden bewezenverklaard dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] op drie verschillende dagen in januari naar aangever zijn toegegaan om hem tot afgifte van een geldbedrag te bewegen, dat zij daarbij dreigementen hebben geuit, dat zij aangever hebben verbrand met een verhit mes op zijn voet, met een verhitte spatel en op zijn arm en dat zij hem op zijn hoofd hebben geslagen met een spatel, maar dat zij er niet in zijn geslaagd om hem daadwerkelijk geld afhandig te maken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachte steeds gezamenlijk naar aangever zijn toe gegaan. Bij het eerste incident heeft verdachte het mes uit de keuken gehaald en heeft medeverdachte [medeverdachte 1] de brandwond op de voet toegebracht. Bij het tweede incident heeft verdachte meermalen de verhitte spatel op de arm van aangever gedrukt terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte beide dreigementen uitten. Bij het derde incident heeft medeverdachte [medeverdachte 1] de ING app geopend, heeft verdachte de ING gebeld en een spatel uit de keuken gehaald en heeft medeverdachte [medeverdachte 1] met deze spatel op het hoofd van aangever geslagen. Hieruit concludeert de rechtbank dat er steeds sprake is geweest van een vooropgezet plan om bij aangever op bezoek te gaan om hem middels bedreigingen en het gebruik van geweld geld afhandig te maken. De vraag wie op welk moment een uitvoeringshandeling verrichtte werd daarbij min of meer aan het verloop van het bezoek overgelaten. Hiermee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte zodat medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het vernielen van de tv van aangever. Dit kan niet wettig en overtuigend worden bewezen omdat de verklaringen van aangever met betrekking tot de vraag bij welk incident dit heeft plaatsgevonden niet consistent zijn.
Ten aanzien van feit 2:
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, moet worden gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. [28]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verklaringen van huisarts [naam 2] en de forensisch arts kan worden vastgesteld dat er sprake is van lichamelijk letsel bij aangever. Uit de verklaring van de forensisch arts blijkt dat deze alleen beschikte over een scan van foto’s die door de politie zijn gemaakt. De kwaliteit daarvan was dermate slecht dat een foto bij de beoordeling geheel buiten beschouwing moest worden gelaten en dat bij een andere foto door schaduwwerking een grote donkere verkleuring op de arm te zien is die op andere foto’s niet te zien is. Nu ook de overige bewijsmiddelen onvoldoende uitsluitsel geven, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat er bij aangever sprake was van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal daarom van het onder feit 2 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3:
Aangever heeft verklaard dat zijn telefoon is gestolen door één van de mannen die op
31 januari 2018 in zijn woning aanwezig waren. Verdachte heeft stellig ontkend de telefoon te hebben gestolen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de persoon die hij ‘ [naam 10] ’ noemt de telefoon heeft meegenomen. Later blijkt dat hij met ‘ [naam 10] ’ verdachte [medeverdachte 1] bedoelt. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat niet verdachte maar medeverdachte [medeverdachte 1] de telefoon zou hebben meegenomen, zodat reeds op die grond vrijspraak van diefstal door verdachte moet volgen. Daar komt bij dat er ook een telefoon door verdachte en zijn medeverdachten is achtergelaten bij het op haastige wijze verlaten van de woning. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld of sprake was van het oogmerk tot het wegnemen van de telefoon, of dat verdachte en/of zijn medeverdachte mogelijk per ongeluk de verkeerde telefoon hebben meegenomen, zodat verdachte ook op die grond zou moeten worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de maand januari 2018 te Katwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om (telkens) zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer] , die [slachtoffer] (telkens) om geld heeft gevraagd en/of een (verhit) mes en (verhit) spatel, tegen een voet en een arm van die [slachtoffer] heeft geplaatst/gehouden en die [slachtoffer] (daarmee) op het hoofd heeft geslagen en die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Dit is pas het begin als je niet betaalt" en "je moet betalen" en "we vechten het wel uit", of soortgelijke bewoordingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een lagere straf dan geëist aan verdachte zou moeten worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing, meermalen gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachte hebben de drugsschuld die het slachtoffer bij hen had laten oplopen. Nadat het slachtoffer een aantal malen had aangegeven geen geld te hebben om hen te kunnen betalen, zijn verdachte en zijn medeverdachte overgestapt op hardere maatregelen. Het slachtoffer werd tijdens bezoeken van zijn dealers niet alleen bedreigd, verdachte en zijn medeverdachte gingen zover dat zij tijdens afzonderlijke bezoeken een mes en een spatel hebben verhit boven het gasfornuis en het slachtoffer daarmee hebben verbrand op zijn voet en zijn arm. Het slachtoffer hoorde daarbij een sissend geluid en zag rook van zijn arm komen. Toen hij zijn arm wegtrok, bleef de medeverdachte die vasthouden en drukte de verhitte spatel nogmaals op zijn arm. De huid van de arm van het slachtoffer liet los. Het slachtoffer heeft naast het ervaren van afschuwelijke pijn ook verwondingen opgelopen die nog lang zichtbaar zijn gebleven. Mogelijk houdt hij daaraan littekens over die niet meer volledig zullen verdwijnen. Ook hebben verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met een spatel op zijn hoofd geslagen, waaraan hij een snee en een bult op zijn hoofd heeft overgehouden. Op dat moment was voor het slachtoffer de maat vol en is hij naar buiten gerend en heeft hij zijn buurvrouw gevraagd om 112 te bellen. Verdachte en zijn medeverdachte zijn hierop de flat uit gevlucht. De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat verdachte en zijn medeverdachte elkaar op geen enkel moment hebben tegengehouden bij het plegen van deze sadistische handelingen en dat zelfs het bijzijn van een vriend van het slachtoffer hen niet weerhield van het uiten van bedreigingen en het plegen van geweld. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat alles alleen ten behoeve van zijn eigen financieel gewin. Gelet op de gruwelijke aard van het gebruikte geweld, de planmatige aanpak en het letsel van aangever, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend is.
Verdachte heeft geen relevante documentatie. De reclassering heeft in het advies van
25 april 2018 de kans op herhaling niet kunnen inschatten en concludeert dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om reclasseringstoezicht te adviseren. De rechtbank ziet daarom, mede in aanmerking genomen de ontkennende houding van verdachte, geen aanleiding om een deel van die straf voorwaardelijk op te leggen.
De omstandigheden van het bewezenverklaarde feit en de persoonlijke omstandigheden van afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar passend en geboden is.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder feit 1 tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (DRIE) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis ten aanzien van feit 2 en 3.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. M.M.F. Holtrop, rechter,
mr. F.W. van Dongen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018032651, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 635).
2.Proces-verbaal aangifte, p. 165
3.Proces-verbaal aangifte, p. 161-162
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 285
5.Proces-verbaal aangifte, p. 164
6.Proces-verbaal aangifte, p. 164 en 173
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, d.d. 24 juli 2018, punt 11
8.Proces-verbaal aangifte, p. 162
9.Proces-verbaal aangifte, p. 162, 171 en 172
10.Proces-verbaal aangifte, p. 162 en 163
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 231
12.Proces-verbaal aangifte, p. 163 en 170
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 227, bezien in samenhang met proces-verbaal bevindingen [slachtoffer] en [getuige] over het slaan, p. 406
14.Geneeskundige verklaring, p. 400
15.Letselbeschrijving [slachtoffer] , p. 401-402
16.Proces-verbaal van bevindingen p. 208 en Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek door The Maastricht Forensic Institute, d.d. 10 april 2018
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 350
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 357
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 352
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] , p. 427, 430
21.Proces-verbaal bevindingen film dealen [verdachte] , p. 434-436
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 351
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] , p. 423-424
24.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Treubstraat, p. 450-455
25.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Treubstraat, p. 457-460
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 529-532
27.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 oktober 2018
28.HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051