6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens een 13-jarige schoolgenoot van één van de medeverdachten. Het jonge slachtoffer is diverse malen op zijn gezicht/kaak geslagen en uiteindelijk ten val gekomen. Ten gevolge van deze geweldshandelingen is er een dubbele kaakbreuk ontstaan.
Dat de verdachte het slachtoffer nog een trap heeft gegeven nadat hij al was gevallen en weerloos op de grond lag, is voorts een erg laffe daad.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het jonge slachtoffer, die ter terechtzitting door zijn advocaat is voorgelezen, blijkt dat het gebeurde nog steeds een enorme impact heeft op zijn leven. Na een operatie en eenverblijf in het ziekenhuis heeft het slachtoffer nog zes weken vloeibaar voedsel moeten eten, omdat zijn kaken waren vastgezet. Ook nu heeft hij nog veel pijn bij het kauwen en eet hij nog vaak vloeibaar voedsel. Omdat hij gedurende de eerste zes weken na de operatie niet heeft kunnen praten, zijn de spieren om te kunnen praten verzwakt en slist hij nu. Daarvoor zal nog fysiotherapie volgen. Het gebeurde heeft ook psychisch een grote impact gehad op het slachtoffer. Hij krijgt nog wekelijks een behandeling bij de psychiater en EMDR-therapie bij de psycholoog, heeft nachtmerries en is angstig om naar buiten te gaan.
De rechtbank rekent de verdachte en zijn medeverdachten deze gevolgen zwaar aan.
Als gevolg van dit soort delicten nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De persoon van de verdachte
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) heeft op 11 september 2018 rapport en advies uitgebracht.
Blijkens dit rapport functioneert de verdachte sinds zijn schorsing goed op de verschillende leefgebieden. Hij heeft zich goed gehouden aan de schorsende voorwaarden en er is geen sprake van nieuw delictgedrag. Hij heeft zijn diploma VMBO theoretische leerweg gehaald en is dit schooljaar gestart met de MBO-opleiding evenementen organisatie (niveau
4). In de thuissituatie voegt hij zich naar de regels van zijn vader. Wel blijft hun
onderlinge communicatie bij tijden stroef en soms moeizaam verlopen. De vrije tijd van de verdachte is goed ingevuld. De verdachte heeft zijn tijd in de jeugdgevangenis als zwaar ervaren en hier gaat een preventieve werking vanuit. Wat betreft de strafafdoening stelt de Raad zich op het standpunt dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, afdoende is.
Geadviseerd wordt dan ook aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentiestraf op te leggen gelijk aan zijn voorarrest. Mocht een taakstraf hiernaast passend worden
gevonden dan adviseert de Raad een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van
een werkstraf op te leggen. Een voorwaardelijk strafdeel wordt niet nodig geacht en ook voortzetten van de begeleiding door de jeugdreclassering niet.
Ter terechtzitting is van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering beaamd dat het goed gaat met de verdachte. Er is een coach ingezet van Welzijn E25 om de verdachte te begeleiden op het gebied van scholing, in de communicatie met zijn vader en richting zelfstandigheid. Dit is geheel vrijblijvend.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij destijds erg boos was op het slachtoffer, maar dat hij erg is geschrokken van het letsel bij het slachtoffer. Het is nimmer zijn bedoeling geweest het slachtoffer dit aan te doen. Hij heeft dan ook spijt en om die reden enige tijd geleden een excuusbrief aan het slachtoffer geschreven.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van het feit, de LOVS-oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen, het advies van de Raad en de toelichting van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering ter zitting.
Zoals reeds overwogen rekent de rechtbank de verdachte het geweld jegens het slachtoffer zwaar aan. De verdachte en zijn medeverdachten waren ten tijde van het incident tussen de 16 en 17 jaar oud, terwijl het slachtoffer slechts 13 jaar oud was. Voorts zijn de gevolgen van dit geweld voor het slachtoffer enorm. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie.
Teneinde de verdachte in de toekomst van het plegen van nieuwe strafbare feiten te weerhouden en zijn begeleiding te waarborgen, ziet de rechtbank wel reden om een deel van deze jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde ter bescherming van het slachtoffer een contactverbod met het slachtoffer van de openlijke geweldpleging, [benadeelde] , opleggen. Ook ziet de rechtbank toch reden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht als bijzondere voorwaarde op te leggen. De coaching door Welzijn E25 kan dan in een verplicht kader plaatsvinden.
Hoewel door de officier van justitie tevens het opleggen van een werkstraf is gevorderd, zal de rechtbank, nu zij de verdachte van het zwaardere, primair ten laste gelegde feit heeft vrijgesproken, naast voornoemde jeugddetentie geen werkstraf opleggen.