ECLI:NL:RBDHA:2018:12274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
09/827109-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door minderjarige verdachten met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 27 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een geweldsincident op 13 februari 2018 te 's-Gravenhage. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling met voorbedachten rade, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze zware aanklacht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten openlijk geweld hadden gepleegd tegen een 13-jarige jongen, wat resulteerde in een dubbele kaakbreuk en andere verwondingen. De rechtbank nam in haar overwegingen de verklaringen van de slachtoffers en getuigen mee, evenals de inhoud van een whatsappgroep waarin de verdachten hun plannen om de jongen te slaan hadden besproken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zware mishandeling, maar achtte de openlijke geweldpleging wel bewezen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 90 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden vast, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die aanzienlijke materiële en immateriële schade had geleden door het geweld.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/827109-18
Datum uitspraak: 27 september 2018
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2000,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 28 mei 2018 en
13 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.J. Boswijk en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. J. Grabowsky, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakbreuk en/of ander hoofdletsel heeft toegebracht door te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd van [benadeelde] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de Hofzichtlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] door te slaan en/of te schoppen tegen zijn lichaam en/of hoofd.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich op
13 februari 2018 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade danwel openlijke geweldpleging.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De officier van justitie heeft zijn requisitoir op schrift gesteld en ter zitting aan de rechtbank overgelegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Aangevoerd is dat de verdachte aanwezig was ten tijde van het incident en aangever op enig moment heeft geduwd en geschopt. De verdachte is echter niet degene geweest die heeft geslagen ten gevolge waarvan het letsel aan de kaak is ontstaan. Om die reden dient de verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Op 13 februari 2018 omstreeks 15.30 uur liep [benadeelde] (verder: [benadeelde] ), 13 jaar, naar de tramhalte Hofzichtlaan te Den Haag. Er waren grote jongens, breed en lang. Van één van deze jongens kreeg hij een klap op zijn kaak waardoor hij op de grond viel en buiten bewustzijn raakte. In de ambulance [benadeelde] overal hevige pijn.
Hij kreeg zijn mond niet dicht omdat zijn lippen bloedden. In het ziekenhuis zijn zijn lippen gehecht en is hij aan zijn kaak geopereerd. [benadeelde] heeft naderhand van omstanders gehoord dat hij diverse keren tegen zijn hoofd en lichaam is geslagen en geschopt. Hij is bang, kan niet slapen en heeft last van nachtmerries. [2]
In het ziekenhuis werd een zwelling en een hematoom rond de onderkaak geconstateerd, evenals een laceratie van de onderlip en het mondslijmvlies en een dubbelzijdige onderkaakfractuur. Hierbij is aangegeven dat dit letsel alleen kan worden veroorzaakt door een forse krachtvector/impact. De geschatte duur van de genezing is:
6 weken botheling en na 3 maanden volgt een tweede operatie voor de plaatverwijdering. [3]
Op 14 februari 2018, als [benadeelde] in het ziekenhuis ligt, verklaart hij bij de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat hij bij de tramhalte werd aangesproken door [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) en nog twee andere jongens. [medeverdachte 1] sloeg hem met een hand waaraan hij een handschoen droeg. Hierna zag [benadeelde] zwart en is hij op de grond gevallen. Vervolgens kwamen de politie en de ambulance waarna hij naar het ziekenhuis is vervoerd. [4]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat er een incident is geweest op 13 februari 2018 en dat hij daarbij aanwezig was. Samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is hij achter [benadeelde] aangelopen. Bij de tramhalte sprak [medeverdachte 1] [benadeelde] aan, waarna [medeverdachte 1] [benadeelde] de eerste klap gaf en [medeverdachte 2] volgde. Daarna gaf de verdachte [benadeelde] een duw waardoor [benadeelde] van het afstapje bij de tram viel. Vervolgens gaf hij [benadeelde] nog een trap tegen zijn benen. De verdachte heeft voorts verklaard dat er een plan was om [benadeelde] te gaan slaan en dat hij heeft meegedaan om stoer te doen. [5]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet meer precies kan herinneren wat er is gebeurd, maar dat het plan inderdaad was om [benadeelde] te slaan omdat hij hun namen noemde in verband met incidenten op 9 februari 2018 terwijl zij toen niets hadden gedaan. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij denkt dat [benadeelde] door zijn duw is gevallen en dat hij hem daarna nog een trap tegen zijn been heeft gegeven. [6]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 13 februari 2018 samen met [medeverdachte 1] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) was. [medeverdachte 2] was boos omdat [benadeelde] hem al drie dagen aan het beschuldigen was. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren met [benadeelde] bezig en de anderen stonden er omheen. [medeverdachte 1] gaf [benadeelde] een duw en daarna heeft [medeverdachte 2] [benadeelde] geslagen. Hij heeft hem blindelings met zijn vuist geslagen, tweemaal. Hij sloeg normaal, alsof hij tegen een boksbal sloeg.
Het zou kunnen zijn dat hij [benadeelde] in zijn gezicht heeft geraakt. Hij had daarna een wondje op zijn rechtervuist. Na zijn klap viel [benadeelde] van de tramverhoging op de grond. [medeverdachte 2] is toen weggelopen en zag [benadeelde] ook opstaan en weglopen. [benadeelde] had toen aan zijn rechterwang een beetje bloed. [medeverdachte 1] had [benadeelde] voor zijn klap al een duw gegeven. [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte) was later gekomen. Hij was aanwezig bij de mishandeling. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij erg geschrokken is van het feit dat [benadeelde] een gebroken kaak heeft opgelopen. Ze wilden hem alleen maar een paar blauwe plekken bezorgen, op zijn armen. [7]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat [benadeelde] hem van de straatroven beschuldigde en dat hij daarom erg boos was. Hij had die dag afgesproken met [medeverdachte 2] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) en [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte) bij de school. [medeverdachte 1] zag [benadeelde] bij de tramhalte staan en vroeg hem waarom hij hem beschuldigde. [benadeelde] was volgens [medeverdachte 1] aan het liegen en toen heeft hij hem een tik gegeven. Op datzelfde moment kwam [medeverdachte 2] achter hem staan en gaf hij [benadeelde] een vuist in zijn gezicht, op zijn rechterkaak of wang. Deze klap was volgens [medeverdachte 1] erg hard.
[medeverdachte 2] ging met [benadeelde] vechten. Ze lagen op de grond en op een gegeven moment zag [medeverdachte 1] dat [benadeelde] aan zijn gezicht bloedde. [8]
Uit de hiervoor weergegeven verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) blijkt dat zij allen in de veronderstelling verkeerden dat [benadeelde] hen beschuldigde van een beroving en twee pogingen tot beroving van drie andere jongens op 9 februari 2018. De verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wilden dat [benadeelde] hiermee zou stoppen. Uit onderzoek is gebleken dat eerder een whatsappgroep is aangemaakt genaamd [benadeelde] ’. Zowel het telefoonnummer in gebruik bij de verdachte als de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maakten deel uit van deze whatsapp groep. Uit de berichten kan worden afgeleid dat zij met zijn drieën van plan waren [benadeelde] te gaan slaan. [9]
De rechtbank is, gelet op vorenstaande verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten, alsmede de inhoud van de whatsapp berichten van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten naar [benadeelde] toe zijn gegaan met de bedoeling om [benadeelde] te slaan. Vervolgens hebben zij alle drie geweldshandelingen jegens [benadeelde] verricht, wat tot ernstig lichamelijk letsel bij [benadeelde] heeft geleid. Anders dan door de officier van justitie gerekwireerd, volgt uit het dossier en het verhandelde ter zitting echter onvoldoende dat de verdachte en zijn medeverdachten het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het dossier bevat verder geen ondersteuning voor de aanname dat er met een boksbeugel zou zijn geslagen.
Evenmin valt met voldoende overtuiging vast te stellen dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit, gericht op het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op het voorgaande zijn de handelingen zoals jegens [benadeelde] verricht dan ook te kwalificeren als openlijk geweld, zoals subsidiair is ten laste gelegd, en zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank merkt op dat in het primair ten laste gelegde de vraag voorlag, of sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. In het subsidiair ten laste gelegde is de strafverzwarende omstandigheid, zoals genoemd in artikel 141 tweede lid, Wetboek van Strafrecht, zijnde dat het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, echter niet opgenomen. De rechtbank zal de mate van ernst van het opgetreden letsel meewegen bij de bepaling van de strafmaat.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
Subsidiair
hij op 13 februari 2018 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten aan de Hofzichtlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] door te slaan en te schoppen tegen zijn lichaam en/of hoofd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 63 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als
bijzondere voorwaarde een contactverbod met [benadeelde] , daarnaast tot een werkstraf voor de duur van 50 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de strafoplegging gerefereerd aan het oordeel
van de rechtbank alsook ten aanzien van het contactverbod met aangever, hoewel aangever van de verdachte niets te vrezen heeft. De verdachte heeft spijt van hetgeen is gebeurd en om die reden een excuusbrief geschreven aan aangever.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens een 13-jarige schoolgenoot van één van de medeverdachten. Het jonge slachtoffer is diverse malen op zijn gezicht/kaak geslagen en uiteindelijk ten val gekomen. Ten gevolge van deze geweldshandelingen is er een dubbele kaakbreuk ontstaan.
Dat de verdachte het slachtoffer nog een trap heeft gegeven nadat hij al was gevallen en weerloos op de grond lag, is voorts een erg laffe daad.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het jonge slachtoffer, die ter terechtzitting door zijn advocaat is voorgelezen, blijkt dat het gebeurde nog steeds een enorme impact heeft op zijn leven. Na een operatie en eenverblijf in het ziekenhuis heeft het slachtoffer nog zes weken vloeibaar voedsel moeten eten, omdat zijn kaken waren vastgezet. Ook nu heeft hij nog veel pijn bij het kauwen en eet hij nog vaak vloeibaar voedsel. Omdat hij gedurende de eerste zes weken na de operatie niet heeft kunnen praten, zijn de spieren om te kunnen praten verzwakt en slist hij nu. Daarvoor zal nog fysiotherapie volgen. Het gebeurde heeft ook psychisch een grote impact gehad op het slachtoffer. Hij krijgt nog wekelijks een behandeling bij de psychiater en EMDR-therapie bij de psycholoog, heeft nachtmerries en is angstig om naar buiten te gaan.
De rechtbank rekent de verdachte en zijn medeverdachten deze gevolgen zwaar aan.
Als gevolg van dit soort delicten nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De persoon van de verdachte
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) heeft op 11 september 2018 rapport en advies uitgebracht.
Blijkens dit rapport functioneert de verdachte sinds zijn schorsing goed op de verschillende leefgebieden. Hij heeft zich goed gehouden aan de schorsende voorwaarden en er is geen sprake van nieuw delictgedrag. Hij heeft zijn diploma VMBO theoretische leerweg gehaald en is dit schooljaar gestart met de MBO-opleiding evenementen organisatie (niveau
4). In de thuissituatie voegt hij zich naar de regels van zijn vader. Wel blijft hun
onderlinge communicatie bij tijden stroef en soms moeizaam verlopen. De vrije tijd van de verdachte is goed ingevuld. De verdachte heeft zijn tijd in de jeugdgevangenis als zwaar ervaren en hier gaat een preventieve werking vanuit. Wat betreft de strafafdoening stelt de Raad zich op het standpunt dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, afdoende is.
Geadviseerd wordt dan ook aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentiestraf op te leggen gelijk aan zijn voorarrest. Mocht een taakstraf hiernaast passend worden
gevonden dan adviseert de Raad een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van
een werkstraf op te leggen. Een voorwaardelijk strafdeel wordt niet nodig geacht en ook voortzetten van de begeleiding door de jeugdreclassering niet.
Ter terechtzitting is van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering beaamd dat het goed gaat met de verdachte. Er is een coach ingezet van Welzijn E25 om de verdachte te begeleiden op het gebied van scholing, in de communicatie met zijn vader en richting zelfstandigheid. Dit is geheel vrijblijvend.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij destijds erg boos was op het slachtoffer, maar dat hij erg is geschrokken van het letsel bij het slachtoffer. Het is nimmer zijn bedoeling geweest het slachtoffer dit aan te doen. Hij heeft dan ook spijt en om die reden enige tijd geleden een excuusbrief aan het slachtoffer geschreven.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van het feit, de LOVS-oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen, het advies van de Raad en de toelichting van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering ter zitting.
Zoals reeds overwogen rekent de rechtbank de verdachte het geweld jegens het slachtoffer zwaar aan. De verdachte en zijn medeverdachten waren ten tijde van het incident tussen de 16 en 17 jaar oud, terwijl het slachtoffer slechts 13 jaar oud was. Voorts zijn de gevolgen van dit geweld voor het slachtoffer enorm. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie.
Teneinde de verdachte in de toekomst van het plegen van nieuwe strafbare feiten te weerhouden en zijn begeleiding te waarborgen, ziet de rechtbank wel reden om een deel van deze jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde ter bescherming van het slachtoffer een contactverbod met het slachtoffer van de openlijke geweldpleging, [benadeelde] , opleggen. Ook ziet de rechtbank toch reden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht als bijzondere voorwaarde op te leggen. De coaching door Welzijn E25 kan dan in een verplicht kader plaatsvinden.
Hoewel door de officier van justitie tevens het opleggen van een werkstraf is gevorderd, zal de rechtbank, nu zij de verdachte van het zwaardere, primair ten laste gelegde feit heeft vrijgesproken, naast voornoemde jeugddetentie geen werkstraf opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich namens
[benadeelde]als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 9.165,98, bestaande uit een bedrag van
€ 1.165,98 aan materiële schade en een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting heeft mr. De Klerk namens [naam 1] een korte toelichting gegeven op de vordering en ter onderbouwing van de post ‘beschadigde gsm’ nog schriftelijke informatie overgelegd. Ook ten aanzien de fysiotherapie die nog zal volgen, heeft mr. De Klerk informatie overgelegd.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde]tot een bedrag van
€ 8.845,98,zijnde een bedrag van
€ 845,98 aan materiële schade en een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade. Ten aanzien van de post ‘beschadigde gsm’ heeft de officier van justitie tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in zijn vordering geconcludeerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard er alles aan te zullen doen om zijn deel van de door aangever geleden schade te vergoeden. De raadsvrouw heeft matiging bepleit van de vordering van de benadeelde partij en heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de relatief meer bescheiden rol van de verdachte in vergelijking tot zijn medeverdachten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiele post ‘beschadigde gsm’- ook na overlegging van een email terzake ter terechtzitting - onvoldoende onderbouwd door de benadeelde partij. De verdachte heeft de vordering aan materiële schade voor het overige niet betwist. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering, dat ziet op de post ‘beschadigde gsm’ en voor het overige toewijzen, tot een bedrag van € 845,98.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 8.000,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde feit.
Uit de toelichting die is opgenomen ter onderbouwing van de vordering benadeelde partij kan worden opgemaakt dat de immateriële schade die is geleden fors is en opgebouwd uit fysiek en mentaal letsel. Het staat de benadeelde partij vrij om ter onderbouwing van de vordering aan te sluiten bij uitspraken uit de de ANWB-smartegeldgids, evenals bij de schaal van Julin ten aanzien van de geleden cosmetische schade. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om een bedrag vast te stellen.
De rechtbank acht, gelet op de onderbouwing van de vordering, een bedrag van € 8.000,-
redelijk en billijk.
De rechtbank acht de verdachte samen met zijn mededaders verantwoordelijk voor de geleden schade.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 8.845,98.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 13 februari 2018 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 8.845,98, hoofdelijk, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde]

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 90 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie,
groot 53 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder
de algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in
artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de (jeugd)reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal
het einde van de proeftijd) en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de (jeugd)reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk
acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen,
zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2004, wonende te [adres 2]
, zo lang de (jeugd)reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[benadeelde], een bedrag van
€ 8.845,98, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 8.845,98, hoofdelijk, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf
13 februari 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. D.G.J. Dop, kinderrechter,
en mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders
2.Proces-verbaal van aangifte van verhoor [benadeelde] , p. 363-365.
3.Geneeskundige verklaring [benadeelde] , opgesteld en ondertekend door dr. [naam 3] , Kaakchirurg Medisch
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 236-237, met bijlagen, p. 238-244.
5.Proces-verbaal verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 318-327, met bijlagen 328-330.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 september 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 130-140 en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2]
8.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 397-404, met bijlagen, p. 405-407.
9.Proces-verbaal uitlezen mobiel toestel, p. 249-250, met bijlagen, 251-284, en proces-verbaal onderzoek