3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van feit 1
Op 9 februari 2018 was [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) op een schoolfeest van het College Sint Paul te Den Haag. Het schoolfeest was omstreeks 22.30 uur afgelopen. Hij heeft aangegeven dat hij, toen hij over het schoolplein liep, werd vastgepakt door een jongen, die hij via Instagram kent als [medeverdachte 2] . Naast deze [medeverdachte 2] stond een jongen van ongeveer 2 meter lang. [slachtoffer 1] was bang, met name omdat de tweede jongen zo groot was.
[medeverdachte 2] pakte hem ter hoogte van zijn jaszak beet en gaf hem met zijn platte rechterhand een klap tegen de linkerzijde van zijn gezicht. Vervolgens voelde [medeverdachte 2] in de jaszakken van [slachtoffer 1] , maar daar zat niets in. Daarna sloeg [medeverdachte 2] hem weer met zijn platte rechterhand tegen de linkerzijde van zijn gezicht en zijn linkeroor. [slachtoffer 1] hoorde een piep in zijn linkeroor. [slachtoffer 1] liep weg en werd bij het weglopen nog van achteren geschopt.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 februari 2018 met vrienden, onder wie de verdachte en [medeverdachte 2] , naar een schoolfeest van zijn school is gegaan en dat hij heeft gezien dat na afloop van dit schoolfeest [medeverdachte 2] en de verdachte naar een jongen liepen en dat één van hen, hij dacht [medeverdachte 2] , de jongen met een vlakke hand in het gezicht op zijn wang sloeg. De jongen zou eerder spullen van [medeverdachte 2] hebben weggenomen.
[medeverdachte 2] blijkt [medeverdachte 2] te zijn.
De verdachte heeft bij de politieen ter terechtzittingverklaard dat [medeverdachte 2] ruzie had met een jongen, dat [medeverdachte 2] de jongen op zijn wangen sloeg en in zijn zakken voelde, dat hij de grote jongen is die aangever bedoelde en dat hij zelf ook in de zakken van de jongen heeft gevoeld, maar dat het niet zijn bedoeling was om de jongen te beroven. De verdachte had gehoord dat er eerder iets van [medeverdachte 2] was gestolen en heeft uit reflex gevoeld.
De raadsman heeft betoogd dat de handeling van de verdachte, te weten het voelen in de zakken van aangever [slachtoffer 1] , niet was gericht op de beroving van [slachtoffer 1] , maar op het terugkrijgen van de spullen van een ander, te weten [medeverdachte 2] .
De rechtbank overweegt dat dit, zo daarvan al sprake zou zijn geweest, niet maakt dat de verdachte het recht heeft om eigenhandig de zakken van [slachtoffer 1] , zonder diens toestemming, te doorzoeken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm strekt het doorzoeken van de zakken van een ander, zonder toestemming van die ander, tot een wederrechtelijke inbreuk op diens eigendom. Dit verweer slaagt dan ook niet.
Door de aanwezigheid van de verdachte ten tijde van het incident en het ook door hem doorzoeken van de zakken van [slachtoffer 1] is er sprake geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 2] dat er sprake is van medeplegen. De rol van de verdachte is daarbij van voldoende gewicht om te spreken van een wezenlijke bijdrage aan de poging om [slachtoffer 1] te beroven.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2
Op 9 februari 2018 was [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ) ook op het schoolfeest van het College Sint Paul te Den Haag. Na afloop van het feest, omstreeks 22.30 uur, liep [slachtoffer 2] samen met zijn vriend [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ) naar de tramhalte gelegen aan de Hofzichtlaan. Terwijl zij bij de tramhalte stonden te wachten, kwam er een groepje van vier jongens aanlopen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat een van deze jongens hem stevig bij zijn schouders beetpakte en zei ‘haal je zakken leeg, heb je geld’. [slachtoffer 2] zei niets bij zich te hebben en kreeg vervolgens een klap in het gezicht van die jongen. De jongen raakte hem met zijn platte hand vol op zijn gezicht. Hij raakte de linkerzijde van de kaak van [slachtoffer 2] . Die voelde pijn en spuugde een beetje bloed uit. De tram kwam er aan en [slachtoffer 2] wilde instappen. Er kwam een tweede jongen bij die hem belette in de tram te stappen en bedreigde met de woorden ”als je nu de tram in stapt, dan sla ik je totall loss”. Hij is toen niet ingestapt. [slachtoffer 2] was duizelig van de eerste klap.
Hij kreeg vervolgens weer een vuistslag tegen de rechterzijde van zijn gezicht ter hoogte van zijn kaak. Deze kreeg hij van de tweede jongen. Hij was wederom duizelig.
Hij kreeg nogmaals een vuistslag van de eerste jongen tegen de rechterzijde van zijn gezicht ter hoogte van zijn wang, waarna klasgenoten hen uit elkaar haalden.
Op 10 februari 2018 heeft [slachtoffer 2] het instagramprofiel ‘ [naam 1] ’ herkend als zijnde de eerste jongen en op een filmpje op het account [naam 2] heeft hij ook de tweede jongen herkend.
[naam 1] wordt door [verbalisant 1] herkend als medeverdachte [medeverdachte 2] ,en de tweede jongen wordt door [verbalisant 2] herkend als de verdachte.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat zijn vriend werd geslagen.
[getuige 2] heeft gezien dat [slachtoffer 2] werd vastgehouden en meegenomen door [medeverdachte 2] en een andere jongen. Ze zag dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] opeens een klap gaf, in zijn gezicht aan de rechterkant. Daarna gaf [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] nog een paar klappen en drie andere jongens ook, ook met vuisten.
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte en [medeverdachte 2] bij de beroving van [slachtoffer 2] (lees: [slachtoffer 2] ) aanwezig waren, dat ze zijn telefoon wilden pakken maar dat [slachtoffer 2] zijn telefoon niet wilde geven en dat [medeverdachte 2] hem toen in zijn gezicht sloeg.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij er bij stond toen [medeverdachte 2] een jongen aansprak en [medeverdachte 2] zei dat hij zijn zakken leeg moest maken, maar dat hij zelf niets heeft gedaan.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich aan het primair ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt; zij zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een wezenlijk aandeel heeft gehad in de poging tot afpersing van [slachtoffer 2] , zoals ten laste gelegd onder feit 2 subsidiair.
Ten aanzien van feit 3
Op 9 februari 2018 was ook [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ) ophet schoolfeest geweest van het College Sint Paul te Den Haag. Na afloop van het feest omstreeks 22.30 uur, liep [benadeelde 1] samen met een vriend, [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ), naar tramhalte Hofzichtlaan. [benadeelde 1] heeft aangegeven dat, terwijl zij bij de tramhalte stonden, zijn vriend werd geslagen, en dat er vervolgens een groep jongens zijn kant op kwam.
Eén van de jongens met een gezet postuur, ongeveer 1.64-1.70 meter lang, donker getint, Hindoestaans of Surinaams, ongeveer 18-19 jaar oud, krulletjes haar tot ongeveer op zijn oren, capuchon op, donkere jas, sprak [benadeelde 1] aan en zei “laat je spullen zien, maak je zakken leeg”. [benadeelde 1] voelde dat die jongen hem bij mijn jas vastpakte en zei “geef je spullen anders ga ik jou ook slaan”. [benadeelde 1] gaf zijn telefoon (iPhone SE, zwart van kleur) en zijn OV- en identiteitskaart af. Hij moest zijn gegevens van zijn iCloud wissen.
Op 14 februari 2018 zijn de telefoon en de identiteitskaart van aangever [benadeelde 1] teruggevonden in de slaapkamer van [medeverdachte 2] .
De verdachte heeft ter terechtzitting ook over dit feit verklaard dat hij er bij stond toen [medeverdachte 2] een jongen aansprak en zei dat hij zijn zakken leeg moest maken, maar dat hij zelf niets heeft gedaan.
Gelet op de aangifte van [benadeelde 1] en de omstandigheid dat de weggenomen goederen niet bij verdachte maar bij [medeverdachte 2] zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat de rol van de verdachte bij deze diefstal, en daarmee zijn wezenlijke bijdrage aan dit feit, niet voldoende duidelijk is geworden. Het staat voor de rechtbank wel vast dat de verdachte erbij heeft gestaan, zoals de verdachte ook ter terechtzitting heeft erkend, maar niet dat de verdachte ook daadwerkelijk zelf een bijdrage heeft geleverd aan de wegnemingshandeling. Het enkele aanwezig zijn is, gelet op de jurisprudentie terzake, onvoldoende om tot medeplegen te komen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 4
Op 13 februari 2018 omstreeks 15.30 uur liep [benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2] ), 13 jaar, naar de tramhalte Hofzichtlaan te Den Haag. Er waren grote jongens, breed en lang. Van één van deze jongens kreeg hij een klap op zijn kaak waardoor hij op de grond viel en buiten bewustzijn raakte. In de ambulance voelde [benadeelde 2] overal hevige pijn.
Hij kreeg zijn mond niet dicht omdat zijn lippen bloedden. In het ziekenhuis zijn zijn lippen gehecht en is hij aan zijn kaak geopereerd. [benadeelde 2] heeft naderhand van omstanders gehoord dat hij diverse keren tegen zijn hoofd en lichaam is geslagen en geschopt. Hij is bang, kan niet slapen en heeft last van nachtmerries.
In het ziekenhuis is een zwelling en een hematoom rond de onderkaak geconstateerd, evenals een laceratie van de onderlip en het mondslijmvlies en een dubbelzijdige onderkaakfractuur. Hierbij is aangegeven dat dit letsel alleen kan worden veroorzaakt door een forse krachtvector/impact. De geschatte duur van de genezing is:
6 weken botheling en na 3 maanden volgt een tweede operatie voor de plaatverwijdering.
Op 14 februari 2018, als [benadeelde 2] in het ziekenhuis ligt, verklaart hij tegenover de [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat hij bij de tramhalte werd aangesproken door [verdachte] (verder: [verdachte] ) en nog twee andere jongens. [verdachte] sloeg hem met een hand waaraan hij een handschoen droeg. Hierna zag [benadeelde 2] zwart en is hij op de grond gevallen. Vervolgens kwamen de politie en de ambulance waarna hij naar het ziekenhuis vervoerd.
De verdachte heeft bij bij de politie verklaard dat [benadeelde 2] hem van de straatroven beschuldigde en dat hij daarom erg boos was. Hij had die dag afgesproken met [medeverdachte 1] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 3] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) bij de school. De verdachte zag [benadeelde 2] bij de tramhalte staan en vroeg hem waarom hij hem beschuldigde. [benadeelde 2] was volgens de verdachte aan het liegen en toen heeft hij hem een tik gegeven. Op datzelfde moment kwam [medeverdachte 1] achter hem staan en gaf hij [benadeelde 2] een vuist in zijn gezicht, op zijn rechterkaak of wang. Deze klap was volgens de verdachte erg hard. [medeverdachte 1] ging met [benadeelde 2] vechten. Ze lagen op de grond en op een gegeven moment zag de verdachte dat [benadeelde 2] aan zijn gezicht bloedde.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [benadeelde 2] bleef liegen en dat hij hem toen een tik heeft gegeven met een open vuist tegen zijn hoofd. [medeverdachte 1] , die volgens de verdachte langer is dan hij, gaf [benadeelde 2] vervolgens over de verdachte heen een klap. [benadeelde 2] liep weg en is volgens de verdachte vervolgens over een drempel op de tramrails gevallen. [medeverdachte 3] heeft [benadeelde 2] nog een trap gegeven.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 13 februari 2018 samen met [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) was. [medeverdachte 1] was boos omdat [benadeelde 2] hem al drie dagen aan het beschuldigen was. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren met [benadeelde 2] bezig en de anderen stonden er omheen. [verdachte] gaf [benadeelde 2] een duw en daarna heeft [medeverdachte 1] [benadeelde 2] geslagen. Hij heeft hem blindelings met zijn vuist geslagen, tweemaal. Hij sloeg normaal, alsof hij tegen een boksbal sloeg.
Het zou kunnen zijn dat hij [benadeelde 2] in zijn gezicht heeft geraakt. Hij had daarna een wondje op zijn rechtervuist. Na zijn klap viel [benadeelde 2] van de tramverhoging op de grond. [medeverdachte 1] is toen weggelopen en zag [benadeelde 2] ook opstaan en weglopen. [benadeelde 2] had toen aan zijn rechterwang een beetje bloed. [verdachte] had [benadeelde 2] voor zijn klap al een duw gegeven. [medeverdachte 3] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) was later gekomen. Hij was aanwezig bij de mishandeling.
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat er een incident is geweest op 13 februari 2018 en dat hij daarbij aanwezig was. Samen met [medeverdachte 1] en de verdachte is hij achter [benadeelde 2] aangelopen. Bij de tramhalte sprak de verdachte [benadeelde 2] aan, waarna [benadeelde 2] de eerste klap gaf en [medeverdachte 1] volgde. Daarna gaf [medeverdachte 3] [benadeelde 2] een duw waardoor [benadeelde 2] van het afstapje bij de tram viel. Vervolgens gaf hij [benadeelde 2] nog een trap tegen zijn benen. [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat er een plan was om [benadeelde 2] te gaan slaan en dat hij heeft meegedaan om stoer te doen.
Uit de hiervoor weergegeven verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] blijkt dat zij allen in de veronderstelling verkeerden dat [benadeelde 2] hen beschuldigde van een beroving en twee pogingen tot beroving van drie andere jongens op
9 februari 2018. De verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wilden dat [benadeelde 2] hiermee zou stoppen. Uit onderzoek is gebleken dat eerder een whatsappgroep is aangemaakt genaamd ‘Omar’. Zowel het telefoonnummer in gebruik bij de verdachte als de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] maakten deel uit van deze whatsapp groep. Uit de berichten kan worden afgeleid dat zij met zijn drieën van plan waren [benadeelde 2] te gaan slaan.
De rechtbank is, gelet op vorenstaande verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten, alsmede de inhoud van de whatsapp berichten van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten naar [benadeelde 2] toe zijn gegaan met de bedoeling om [benadeelde 2] te slaan. Vervolgens hebben zij alle drie geweldshandelingen jegens [benadeelde 2] verricht, wat tot ernstig lichamelijk letsel bij [benadeelde 2] heeft geleid. Anders dan door de officier van justitie gerekwireerd, volgt uit het dossier en het verhandelde ter zitting echter onvoldoende dat de verdachte en zijn medeverdachten het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het dossier bevat verder geen ondersteuning voor de aanname dat er met een boksbeugel zou zijn geslagen.
Evenmin valt met voldoende overtuiging vast te stellen dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit, gericht op het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op het voorgaande zijn de handelingen zoals jegens [benadeelde 2] verricht dan ook te kwalificeren als openlijk geweld, zoals subsidiair ten laste is gelegd, en zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder primair ten laste gelegde feit.
Voor wat betreft het opgetreden letsel overweegt de rechtbank dat een dubbele kaakbreuk, gelet op het noodzakelijk medisch ingrijpen en de gestelde genezingsduur, kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Zo is sprake van meerdere operaties bij aangever O. [benadeelde 2] , en is er thans nog geen duidelijkheid of er zicht is op volledig herstel.
De in het subsidiair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, zoals genoemd in artikel 141 tweede lid, Wetboek van Strafrecht, zijnde dat het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, acht de rechtbank dan ook eveneens wettig en overtuigend bewezen.