ECLI:NL:RBDHA:2018:12257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
09/807286-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en poging tot diefstal met geweld door minderjarige verdachten

Op 27 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 9 en 13 februari 2018 in Den Haag, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een poging tot diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. De rechtbank overwoog dat de verdachte op 9 februari 2018 samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een leeftijdgenoot, [slachtoffer 1], aanviel en hem met geweld probeerde te beroven. De verdachte heeft daarbij in de jaszakken van het slachtoffer gevoeld, maar de diefstal is niet voltooid. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot een bewezenverklaring van de poging tot diefstal met geweld.

Daarnaast werd de verdachte op 13 februari 2018 beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 2], een 13-jarige jongen, die door de verdachte en zijn medeverdachten werd geslagen en geschopt, wat resulteerde in een dubbele kaakbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten met opzet geweld hebben gebruikt, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar legde hem wel een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, vooral gezien de jonge leeftijd van [benadeelde 2] en de langdurige gevolgen van het geweld. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/807286-18
Datum uitspraak: 27 september 2018
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [postcode 1] te [plaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 28 mei 2018 en
13 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R-J. Boswijk en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.F. Grégoire, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich op 9 februari 2018 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld danwel aan afpersing en aan een tweetal pogingen daartoe (feiten 1, 2 en 3). Ook wordt de verdachte verweten dat hij zich op 13 februari 2018 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade (feit 4 primair) danwel openlijke geweldpleging, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft (feit 4 subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van feit 2 primair en feit 3 primair en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair en feit 4 primair heeft begaan.
De officier van justitie heeft zijn requisitoir op schrift gesteld en ter zitting aan de rechtbank overgelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de verdediging komt er kort gezegd op neer dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1, feit 3 primair en subsidiair en feit 4 primair wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 2 en feit 4 subsidiair refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zijn pleidooi ook op schrift gesteld en ter zitting aan de rechtbank overgelegd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Ten aanzien van feit 1
Op 9 februari 2018 was [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) op een schoolfeest van het College Sint Paul te Den Haag. Het schoolfeest was omstreeks 22.30 uur afgelopen. Hij heeft aangegeven dat hij, toen hij over het schoolplein liep, werd vastgepakt door een jongen, die hij via Instagram kent als [medeverdachte 2] . Naast deze [medeverdachte 2] stond een jongen van ongeveer 2 meter lang. [slachtoffer 1] was bang, met name omdat de tweede jongen zo groot was.
[medeverdachte 2] pakte hem ter hoogte van zijn jaszak beet en gaf hem met zijn platte rechterhand een klap tegen de linkerzijde van zijn gezicht. Vervolgens voelde [medeverdachte 2] in de jaszakken van [slachtoffer 1] , maar daar zat niets in. Daarna sloeg [medeverdachte 2] hem weer met zijn platte rechterhand tegen de linkerzijde van zijn gezicht en zijn linkeroor. [slachtoffer 1] hoorde een piep in zijn linkeroor. [slachtoffer 1] liep weg en werd bij het weglopen nog van achteren geschopt. [2]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 februari 2018 met vrienden, onder wie de verdachte en [medeverdachte 2] , naar een schoolfeest van zijn school is gegaan en dat hij heeft gezien dat na afloop van dit schoolfeest [medeverdachte 2] en de verdachte naar een jongen liepen en dat één van hen, hij dacht [medeverdachte 2] , de jongen met een vlakke hand in het gezicht op zijn wang sloeg. De jongen zou eerder spullen van [medeverdachte 2] hebben weggenomen. [3]
[medeverdachte 2] blijkt [medeverdachte 2] te zijn. [4]
De verdachte heeft bij de politie [5] en ter terechtzitting [6] verklaard dat [medeverdachte 2] ruzie had met een jongen, dat [medeverdachte 2] de jongen op zijn wangen sloeg en in zijn zakken voelde, dat hij de grote jongen is die aangever bedoelde en dat hij zelf ook in de zakken van de jongen heeft gevoeld, maar dat het niet zijn bedoeling was om de jongen te beroven. De verdachte had gehoord dat er eerder iets van [medeverdachte 2] was gestolen en heeft uit reflex gevoeld.
De raadsman heeft betoogd dat de handeling van de verdachte, te weten het voelen in de zakken van aangever [slachtoffer 1] , niet was gericht op de beroving van [slachtoffer 1] , maar op het terugkrijgen van de spullen van een ander, te weten [medeverdachte 2] .
De rechtbank overweegt dat dit, zo daarvan al sprake zou zijn geweest, niet maakt dat de verdachte het recht heeft om eigenhandig de zakken van [slachtoffer 1] , zonder diens toestemming, te doorzoeken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm strekt het doorzoeken van de zakken van een ander, zonder toestemming van die ander, tot een wederrechtelijke inbreuk op diens eigendom. Dit verweer slaagt dan ook niet.
Door de aanwezigheid van de verdachte ten tijde van het incident en het ook door hem doorzoeken van de zakken van [slachtoffer 1] is er sprake geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 2] dat er sprake is van medeplegen. De rol van de verdachte is daarbij van voldoende gewicht om te spreken van een wezenlijke bijdrage aan de poging om [slachtoffer 1] te beroven.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2
Op 9 februari 2018 was [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ) ook op het schoolfeest van het College Sint Paul te Den Haag. Na afloop van het feest, omstreeks 22.30 uur, liep [slachtoffer 2] samen met zijn vriend [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ) naar de tramhalte gelegen aan de Hofzichtlaan. Terwijl zij bij de tramhalte stonden te wachten, kwam er een groepje van vier jongens aanlopen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat een van deze jongens hem stevig bij zijn schouders beetpakte en zei ‘haal je zakken leeg, heb je geld’. [slachtoffer 2] zei niets bij zich te hebben en kreeg vervolgens een klap in het gezicht van die jongen. De jongen raakte hem met zijn platte hand vol op zijn gezicht. Hij raakte de linkerzijde van de kaak van [slachtoffer 2] . Die voelde pijn en spuugde een beetje bloed uit. De tram kwam er aan en [slachtoffer 2] wilde instappen. Er kwam een tweede jongen bij die hem belette in de tram te stappen en bedreigde met de woorden ”als je nu de tram in stapt, dan sla ik je totall loss”. Hij is toen niet ingestapt. [slachtoffer 2] was duizelig van de eerste klap.
Hij kreeg vervolgens weer een vuistslag tegen de rechterzijde van zijn gezicht ter hoogte van zijn kaak. Deze kreeg hij van de tweede jongen. Hij was wederom duizelig.
Hij kreeg nogmaals een vuistslag van de eerste jongen tegen de rechterzijde van zijn gezicht ter hoogte van zijn wang, waarna klasgenoten hen uit elkaar haalden. [7]
Op 10 februari 2018 heeft [slachtoffer 2] het instagramprofiel ‘ [naam 1] ’ herkend als zijnde de eerste jongen en op een filmpje op het account [naam 2] heeft hij ook de tweede jongen herkend. [8]
[naam 1] wordt door [verbalisant 1] herkend als medeverdachte [medeverdachte 2] , [9] en de tweede jongen wordt door [verbalisant 2] herkend als de verdachte. [10]
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat zijn vriend werd geslagen. [11]
[getuige 2] heeft gezien dat [slachtoffer 2] werd vastgehouden en meegenomen door [medeverdachte 2] en een andere jongen. Ze zag dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] opeens een klap gaf, in zijn gezicht aan de rechterkant. Daarna gaf [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] nog een paar klappen en drie andere jongens ook, ook met vuisten. [12]
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte en [medeverdachte 2] bij de beroving van [slachtoffer 2] (lees: [slachtoffer 2] ) aanwezig waren, dat ze zijn telefoon wilden pakken maar dat [slachtoffer 2] zijn telefoon niet wilde geven en dat [medeverdachte 2] hem toen in zijn gezicht sloeg. [13]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij er bij stond toen [medeverdachte 2] een jongen aansprak en [medeverdachte 2] zei dat hij zijn zakken leeg moest maken, maar dat hij zelf niets heeft gedaan. [14]
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich aan het primair ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt; zij zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een wezenlijk aandeel heeft gehad in de poging tot afpersing van [slachtoffer 2] , zoals ten laste gelegd onder feit 2 subsidiair.
Ten aanzien van feit 3
Op 9 februari 2018 was ook [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ) ophet schoolfeest geweest van het College Sint Paul te Den Haag. Na afloop van het feest omstreeks 22.30 uur, liep [benadeelde 1] samen met een vriend, [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ), naar tramhalte Hofzichtlaan. [benadeelde 1] heeft aangegeven dat, terwijl zij bij de tramhalte stonden, zijn vriend werd geslagen, en dat er vervolgens een groep jongens zijn kant op kwam.
Eén van de jongens met een gezet postuur, ongeveer 1.64-1.70 meter lang, donker getint, Hindoestaans of Surinaams, ongeveer 18-19 jaar oud, krulletjes haar tot ongeveer op zijn oren, capuchon op, donkere jas, sprak [benadeelde 1] aan en zei “laat je spullen zien, maak je zakken leeg”. [benadeelde 1] voelde dat die jongen hem bij mijn jas vastpakte en zei “geef je spullen anders ga ik jou ook slaan”. [benadeelde 1] gaf zijn telefoon (iPhone SE, zwart van kleur) en zijn OV- en identiteitskaart af. Hij moest zijn gegevens van zijn iCloud wissen. [15]
Op 14 februari 2018 zijn de telefoon en de identiteitskaart van aangever [benadeelde 1] teruggevonden in de slaapkamer van [medeverdachte 2] . [16]
De verdachte heeft ter terechtzitting ook over dit feit verklaard dat hij er bij stond toen [medeverdachte 2] een jongen aansprak en zei dat hij zijn zakken leeg moest maken, maar dat hij zelf niets heeft gedaan. [17]
Gelet op de aangifte van [benadeelde 1] en de omstandigheid dat de weggenomen goederen niet bij verdachte maar bij [medeverdachte 2] zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat de rol van de verdachte bij deze diefstal, en daarmee zijn wezenlijke bijdrage aan dit feit, niet voldoende duidelijk is geworden. Het staat voor de rechtbank wel vast dat de verdachte erbij heeft gestaan, zoals de verdachte ook ter terechtzitting heeft erkend, maar niet dat de verdachte ook daadwerkelijk zelf een bijdrage heeft geleverd aan de wegnemingshandeling. Het enkele aanwezig zijn is, gelet op de jurisprudentie terzake, onvoldoende om tot medeplegen te komen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 4
Op 13 februari 2018 omstreeks 15.30 uur liep [benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2] ), 13 jaar, naar de tramhalte Hofzichtlaan te Den Haag. Er waren grote jongens, breed en lang. Van één van deze jongens kreeg hij een klap op zijn kaak waardoor hij op de grond viel en buiten bewustzijn raakte. In de ambulance voelde [benadeelde 2] overal hevige pijn.
Hij kreeg zijn mond niet dicht omdat zijn lippen bloedden. In het ziekenhuis zijn zijn lippen gehecht en is hij aan zijn kaak geopereerd. [benadeelde 2] heeft naderhand van omstanders gehoord dat hij diverse keren tegen zijn hoofd en lichaam is geslagen en geschopt. Hij is bang, kan niet slapen en heeft last van nachtmerries. [18]
In het ziekenhuis is een zwelling en een hematoom rond de onderkaak geconstateerd, evenals een laceratie van de onderlip en het mondslijmvlies en een dubbelzijdige onderkaakfractuur. Hierbij is aangegeven dat dit letsel alleen kan worden veroorzaakt door een forse krachtvector/impact. De geschatte duur van de genezing is:
6 weken botheling en na 3 maanden volgt een tweede operatie voor de plaatverwijdering. [19]
Op 14 februari 2018, als [benadeelde 2] in het ziekenhuis ligt, verklaart hij tegenover de [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat hij bij de tramhalte werd aangesproken door [verdachte] (verder: [verdachte] ) en nog twee andere jongens. [verdachte] sloeg hem met een hand waaraan hij een handschoen droeg. Hierna zag [benadeelde 2] zwart en is hij op de grond gevallen. Vervolgens kwamen de politie en de ambulance waarna hij naar het ziekenhuis vervoerd. [20]
De verdachte heeft bij bij de politie verklaard dat [benadeelde 2] hem van de straatroven beschuldigde en dat hij daarom erg boos was. Hij had die dag afgesproken met [medeverdachte 1] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 3] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) bij de school. De verdachte zag [benadeelde 2] bij de tramhalte staan en vroeg hem waarom hij hem beschuldigde. [benadeelde 2] was volgens de verdachte aan het liegen en toen heeft hij hem een tik gegeven. Op datzelfde moment kwam [medeverdachte 1] achter hem staan en gaf hij [benadeelde 2] een vuist in zijn gezicht, op zijn rechterkaak of wang. Deze klap was volgens de verdachte erg hard. [medeverdachte 1] ging met [benadeelde 2] vechten. Ze lagen op de grond en op een gegeven moment zag de verdachte dat [benadeelde 2] aan zijn gezicht bloedde. [21]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [benadeelde 2] bleef liegen en dat hij hem toen een tik heeft gegeven met een open vuist tegen zijn hoofd. [medeverdachte 1] , die volgens de verdachte langer is dan hij, gaf [benadeelde 2] vervolgens over de verdachte heen een klap. [benadeelde 2] liep weg en is volgens de verdachte vervolgens over een drempel op de tramrails gevallen. [medeverdachte 3] heeft [benadeelde 2] nog een trap gegeven. [22]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 13 februari 2018 samen met [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) was. [medeverdachte 1] was boos omdat [benadeelde 2] hem al drie dagen aan het beschuldigen was. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren met [benadeelde 2] bezig en de anderen stonden er omheen. [verdachte] gaf [benadeelde 2] een duw en daarna heeft [medeverdachte 1] [benadeelde 2] geslagen. Hij heeft hem blindelings met zijn vuist geslagen, tweemaal. Hij sloeg normaal, alsof hij tegen een boksbal sloeg.
Het zou kunnen zijn dat hij [benadeelde 2] in zijn gezicht heeft geraakt. Hij had daarna een wondje op zijn rechtervuist. Na zijn klap viel [benadeelde 2] van de tramverhoging op de grond. [medeverdachte 1] is toen weggelopen en zag [benadeelde 2] ook opstaan en weglopen. [benadeelde 2] had toen aan zijn rechterwang een beetje bloed. [verdachte] had [benadeelde 2] voor zijn klap al een duw gegeven. [medeverdachte 3] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) was later gekomen. Hij was aanwezig bij de mishandeling.
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat er een incident is geweest op 13 februari 2018 en dat hij daarbij aanwezig was. Samen met [medeverdachte 1] en de verdachte is hij achter [benadeelde 2] aangelopen. Bij de tramhalte sprak de verdachte [benadeelde 2] aan, waarna [benadeelde 2] de eerste klap gaf en [medeverdachte 1] volgde. Daarna gaf [medeverdachte 3] [benadeelde 2] een duw waardoor [benadeelde 2] van het afstapje bij de tram viel. Vervolgens gaf hij [benadeelde 2] nog een trap tegen zijn benen. [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat er een plan was om [benadeelde 2] te gaan slaan en dat hij heeft meegedaan om stoer te doen. [23]
Uit de hiervoor weergegeven verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] blijkt dat zij allen in de veronderstelling verkeerden dat [benadeelde 2] hen beschuldigde van een beroving en twee pogingen tot beroving van drie andere jongens op
9 februari 2018. De verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wilden dat [benadeelde 2] hiermee zou stoppen. Uit onderzoek is gebleken dat eerder een whatsappgroep is aangemaakt genaamd ‘Omar’. Zowel het telefoonnummer in gebruik bij de verdachte als de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] maakten deel uit van deze whatsapp groep. Uit de berichten kan worden afgeleid dat zij met zijn drieën van plan waren [benadeelde 2] te gaan slaan. [24]
De rechtbank is, gelet op vorenstaande verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten, alsmede de inhoud van de whatsapp berichten van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten naar [benadeelde 2] toe zijn gegaan met de bedoeling om [benadeelde 2] te slaan. Vervolgens hebben zij alle drie geweldshandelingen jegens [benadeelde 2] verricht, wat tot ernstig lichamelijk letsel bij [benadeelde 2] heeft geleid. Anders dan door de officier van justitie gerekwireerd, volgt uit het dossier en het verhandelde ter zitting echter onvoldoende dat de verdachte en zijn medeverdachten het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het dossier bevat verder geen ondersteuning voor de aanname dat er met een boksbeugel zou zijn geslagen.
Evenmin valt met voldoende overtuiging vast te stellen dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit, gericht op het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op het voorgaande zijn de handelingen zoals jegens [benadeelde 2] verricht dan ook te kwalificeren als openlijk geweld, zoals subsidiair ten laste is gelegd, en zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder primair ten laste gelegde feit.
Voor wat betreft het opgetreden letsel overweegt de rechtbank dat een dubbele kaakbreuk, gelet op het noodzakelijk medisch ingrijpen en de gestelde genezingsduur, kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Zo is sprake van meerdere operaties bij aangever O. [benadeelde 2] , en is er thans nog geen duidelijkheid of er zicht is op volledig herstel.
De in het subsidiair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, zoals genoemd in artikel 141 tweede lid, Wetboek van Strafrecht, zijnde dat het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, acht de rechtbank dan ook eveneens wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, zoals omschreven in bijlage II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 79 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, onderwijs volgen en een contactverbod met [benadeelde 2] , daarnaast tot
een werkstraf van 60 uren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank zal bepalen dat het toezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf. De raadsman heeft aangegeven dat de verdachte bereid is zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander danwel anderen schuldig gemaakt aan een poging een leeftijdgenoot te beroven, aan een poging tot afpersing van een andere leeftijdgenoot en aan openlijke geweldpleging tegen een 13-jarige schoolgenoot van één van de medeverdachten. Telkens is er geweld gebruikt en zijn de slachtoffers geslagen.
Het 13-jarige slachtoffer is diverse malen op zijn gezicht/kaak geslagen en uiteindelijk ten val gekomen. Ten gevolge van deze geweldshandelingen is er bij hem een dubbele kaakbreuk ontstaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het jonge slachtoffer, die ter terechtzitting door zijn advocaat is voorgelezen, blijkt dat het gebeurde nog steeds een enorme impact heeft op zijn leven. Na een operatie en een verblijf in het ziekenhuis heeft het slachtoffer nog zes weken vloeibaar moeten eten, omdat zijn kaken waren vastgezet. Ook nu heeft hij nog veel pijn bij het kauwen en eet hij nog vaak vloeibaar voedsel. Omdat hij gedurende de eerste zes weken na de operatie niet heeft kunnen praten, zijn de spieren om te kunnen praten verzwakt en slist hij nu. Daarvoor zal nog fysiotherapie volgen. Het gebeurde heeft ook psychisch een grote impact gehad op het slachtoffer. Hij krijgt nog wekelijks een behandeling bij de psychiater en EMDR-therapie bij de psycholoog, heeft nachtmerries en is angstig om naar buiten te gaan.
De rechtbank rekent de verdachte en zijn medeverdachten deze gevolgen zwaar aan.
Als gevolg van dit soort delicten nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De persoon van de verdachte
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) over de persoon van de verdachte.
Op 29 augustus 2018 heeft de Raad laatstelijk rapport en advies uitgebracht. Blijkens dit rapport zijn er weinig zorgen op de verschillende domeinen waar reeds hulpverlening bij betrokken is. Daarnaast zijn er verschillende beschermende factoren die de kans op herhaling verkleinen. De Raad denkt hierbij aan de warme, betrokken opvoedingsomgeving, het feit dat de verdachte primair negatief staat tegenover delinquent gedrag en het hebben van een positieve, structurele dagbesteding. Daarnaast werkt het beschermend dat de verdachte gemotiveerd is voor zijn dagbesteding. De verdachte heeft zich gedurende de afgelopen maanden goed aan zijn schorsende voorwaarden gehouden. Hij doet zijn best op de dagbesteding 070 Watt en heeft geen contact met de medeverdachten, noch met het slachtoffer. Ook heeft hij meegewerkt aan de aanmeldprocedure, is hij aangemeld bij het ROC Mondriaan en werkt hij mee aan de begeleiding door de jeugdreclassering. Het houden aan de avondklok en het aanwezig zijn op de dagbesteding zijn aandachtspunten. De Raad is tot de conclusie gekomen dat het belangrijk is dat er zicht blijft op zijn functioneren.
De Raad is van mening dat het hierom, ondanks zijn leeftijd, belangrijk is de reeds betrokken jeugdreclassering voort te zetten voor de duur van zes maanden. De verdachte heeft begeleiding nodig die hem sturing biedt op het gebied van sociaal en zelfstandig functioneren en hem motiveert zich in te zetten voor en aanwezig te zijn bij een goede dagbesteding in de vorm van een opleiding en een baan.
De Raad heeft gezien de aard en de ernst van het delict een leerstraf overwogen maar heeft hiervan afgezien. Er is sprake van een laag dynamisch risicoprofiel bij de verdachte, wat betekent dat er weinig veranderbare criminogene factoren zijn waar een leerstraf aandacht aan zou moeten besteden. Daarnaast heeft de Raad een onvoorwaardelijke werkstraf overwogen, maar is de Raad van mening dat de verdachte al voldoende de consequenties heeft ervaren van zijn mogelijke daden.
Geadviseerd wordt dan ook een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht en het gedurende het schooljaar 2018/2019 volgen van onderwijs. Tevens wordt geadviseerd te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Van de zijde van de jeugdreclassering is ter zitting meegedeeld dat de jeugdreclassering het advies van de Raad onderschrijft. Aangegeven is dat de verdachte inmiddels is gestart met het volgen van onderwijs op het Mondriaan. Hij volgt nu een traject van drie maanden en kan dan doorstromen naar MBO niveau 2. Hij zal zich op zijn beroepskeuze moeten gaan oriënteren en met een jobcoach een (bij)baan moeten gaan zoeken. Dat is tot op heden niet gelukt evenals het lopen van stage. Het dagbestedingstraject bij 070 WATT heeft de verdachte uiteindelijk wel als positief ervaren.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de LOVS-oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen, het advies van de Raad en de toelichting van de zijde van de jeugdreclassering ter zitting.
Zoals reeds overwogen rekent de rechtbank de verdachte de feiten aan. Zeker het geweld van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde feit wordt de verdachte zwaar aangerekend, nu het slachtoffer pas 13 jaar oud was en de gevolgen van dit geweld groot en ingrijpend zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie.
Teneinde de verdachte in de toekomst van het plegen van nieuwe strafbare feiten te weerhouden en zijn begeleiding te waarborgen, ziet de rechtbank reden een deel van deze jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het volgen van onderwijs en een contactverbod met het slachtoffer van de openlijke geweldpleging, [benadeelde 2] . Een voorwaardelijke werkstraf acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten niet passend.
Gelet op de vrijspraak van feit 3 primair en subsidiair en feit 4 primair en de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte naast de op te leggen deels voorwaardelijke jeugddetentie nog een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
De rechtbank ziet voorts in de persoon van de verdachte en hetgeen de deskundigen ter zake van de kans op herhaling hebben overwogen - volgens de Raad is sprake van een laag dynamisch risicoprofiel - onvoldoende reden om te bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar moeten zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[naam 3] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van
[benadeelde 1]ten aanzien van feit 3 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 1.022,49, bestaande uit een bedrag van € 522,49 aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[naam 4] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van
[benadeelde 2]ten aanzien van feit 4 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 9.165,98, bestaande uit een bedrag van € 1.165,98 aan materiële schade en een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting heeft mr. De Klerk namens [naam 4] een korte toelichting gegeven op de vordering en ter onderbouwing van de post ‘beschadigde gsm’ nog schriftelijke informatie overgelegd. Ook ten aanzien de fysiotherapie die nog zal volgen, heeft mr. De Klerk informatie overgelegd.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1]tot een bedrag van
€ 547,49, zijnde een bedrag van € 47,49 aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de post iPhone SE heeft de officier van justitie tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in zijn vordering geconcludeerd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2]tot een bedrag van
€ 8.845,98,zijnde een bedrag van
€ 845,98 aan materiële schade en een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade. Ten aanzien van de post beschadigde gsm heeft de officier van justitie tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in zijn vordering geconcludeerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1], mocht de rechtbank wel tot bewezenverklaring komen, afwijzing van schade aan
de iPhone SE en het telefoonhoesje bepleit en zich ten aanzien van de opgeladen ov-kaart en de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
De raadsman heeft ten aanzien van de op de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2]vermelde materiële schade een vraagteken gezet bij de post reiskosten van en naar school ad € 312,-. Mocht dit reiskosten betreffen in verband met het halen en brengen door familieleden, dan verzet de raadsman zich niet; dit ligt anders indien het naar school reizen met vrienden op de fiets betreft.
De raadsman heeft afwijzing bepleit van de posten betreffende de beschadigde gsm en de kledingschade.
Voorts heeft de raadsman matiging van het bedrag aan geleden immateriële schade bepleit, nu nummer 970 uit de ANWB-smartegeld gids niet vergeleken kan worden met de onderhavige zaak en tevens de schaal van Julin vergoeding van littekens betreft en deze in de onderhavige zaak eerder op € 4.700,- dan op € 8.300,- moet worden gesteld.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
De vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
7.3.2
De vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiele post ‘beschadigde gsm’- ook na overlegging van een email terzake ter terechtzitting - onvoldoende onderbouwd door de benadeelde partij. De verdachte heeft de vordering aan materiële schade voor het overige niet betwist. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering, dat ziet op de post ‘beschadigde gsm’ en voor het overige toewijzen, tot een bedrag van € 845,98.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 8.000,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde feit.
Uit de toelichting die is opgenomen ter onderbouwing van de vordering benadeelde partij kan worden opgemaakt dat de immateriële schade die is geleden fors is en opgebouwd uit fysiek en mentaal letsel. Het staat de benadeelde partij vrij om ter onderbouwing van de vordering aan te sluiten bij uitspraken uit de de ANWB-smartegeldgids, evenals bij de schaal van Julin ten aanzien van de geleden cosmetische schade. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om een bedrag vast te stellen.
De rechtbank acht, gelet op de onderbouwing van de vordering, een bedrag van € 8.000,-
redelijk en billijk.
De rechtbank acht de verdachte samen met zijn mededaders verantwoordelijk voor de geleden schade.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 8.845,98.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 13 februari 2018 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 8.845,98, hoofdelijk, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem onder feit 2 primair,
3 primair en subsidiair en feit 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding
onder 1, 2 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1:
POGING TOT DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;

2.subsidiair:

POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;

4.subsidiair:

OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN, TERWIJL DAT GEWELD ZWAAR LICHAMELIJK LETSEL TEN GEVOLGE HEEFT;

verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 120 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie,
groot 50 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder
de algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in
artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de (jeugd)reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal
het einde van de proeftijd) en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de (jeugd)reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk
acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen,
zoeken of hebben met [benadeelde 2] , geboren op 29 mei 2004, wonende te Nieuwe
Parklaan 250, 2587 BZ Den Haag, zo lang de (jeugd)reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende het schooljaar 2018/2019 onderwijs zal volgen;
geeft opdracht aan
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair
bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
ten aanzien van feit 4 subsidiair
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[benadeelde 2], een bedrag van
€ 8.845,98, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 8.845,98, hoofdelijk, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf
13 februari 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. D.G.J. Dop, kinderrechter,
en mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2018.
Bijlagen:
I) de tenlastelegging
II) de bewezenverklaring
Bijlage I. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een goed(eren) en/of geld (naar zijn gading), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen zijn hand(en) in de jaszak(ken) van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het slaan van en/of schoppen tegen die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 09 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen naar hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het slaan en/of
schoppen en/of trekken van die [slachtoffer 2] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld (naar zijn gading), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of geslagen en/of (daarbij) te zeggen "Haal je zakken leeg, heb je geld" en/of "Als je nu de tram instapt dan sla ik je total loss", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 9 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een ov-kaart en/of een identiteitsbewijs en/of een telefoon en/of kleingeld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zeggen "Geef je spullen anders ga ik jou ook slaan", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking, en/of
- slaan en/of schoppen en/of vastpakken van en/of trekken aan die [benadeelde 1] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 9 februari 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een identiteitsbewijs en/of een telefoon en/of een ov-kaart en/of kleingeld, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het slaan en/of schoppen van die [benadeelde 1] en of het trekken aan hem;
4.
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakbreuk en/of hoofdletsel heeft
toegebracht door hem te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de Hofzichtlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 2] door te slaan en/of te schoppen tegen zijn lichaam en/of hoofd,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakbreuk en/of ander hoofdletsel, voor [benadeelde 2] ten gevolge heeft gehad.
Bijlage II. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 09 februari 2018 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , met zijn mededader, zijn handen in de jaszakken van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het slaan van die [slachtoffer 1] ;
2. Subsidiair
hij op 09 februari 2018 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan die [slachtoffer 2] , met zijn mededaders die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en geslagen en daarbij te zeggen "Haal je zakken leeg, heb je geld" en "Als je nu de tram instapt dan sla ik je total loss", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. Subsidiair
hij op 13 februari 2018 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten aan de Hofzichtlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 2] door te slaan en te schoppen tegen zijn lichaam en/of hoofd,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakbreuk en ander hoofdletsel, voor [benadeelde 2] ten gevolge heeft gehad.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van de Districtsrecherche Den Haag-West, als bijlagen opgenomen bij het dossier met de naam Oudijk en het nummer 2018037694 DH2R018010, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 473.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , met bijlage, p. 148-151.
3.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 1] , p. 135 en p. 412.
4.Proces-verbaal van herkenning verdachte [medeverdachte 2] , p. 24-26, 27-28 en 29-32.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 400.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2018.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 167-170.
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p.171-177.
9.Proces-verbaal van herkenning verdachte [medeverdachte 2] , p. 27-28.
10.Proces-verbaal van herkenning verdachte [verdachte] , p. 72-74.
11.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 155.
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 185-189.
13.Verhoor [benadeelde 2] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 19 juli 2018.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2018.
15.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 155-159.
16.Proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen mobiele telefoon en proces-verbaal, p. 160-161 en p. 162-163.
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2018.
18.Proces-verbaal van aangifte van verhoor aangever [benadeelde 2] , p. 363-365.
19.Geneeskundige verklaring [benadeelde 2] , opgesteld en ondertekend door [naam 5] , Kaakchirurg Medisch
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 236-237, met bijlagen, p. 238-244.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 397-404, met bijlagen, p. 405-407.
22.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2018.
23.Proces-verbaal minderjarige verdachte [medeverdachte 3] , p. 318-327, met bijlagen 328-330.
24.Proces-verbaal uitlezen mobiel toestel, p. 249-250, met bijlagen, 251-284, en proces-verbaal onderzoek