ECLI:NL:RBDHA:2018:11994
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag duurzaam verblijf burgers van de Unie wegens onvoldoende rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1974 met de Albanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een document 'duurzaam verblijf burgers van de Unie'. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen op 31 oktober 2017, omdat eiser niet kon aantonen dat hij gedurende vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf in Nederland had gehad. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 6 maart 2018 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 22 augustus 2018 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de Staatssecretaris niet verscheen. Eiser betoogde dat de beoordeling van zijn financiële middelen in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag in strijd was met de unierechtelijke kaders. Hij stelde dat hij nooit een beroep had gedaan op bijstand en dat de eisen van de Staatssecretaris in strijd waren met het Unierechtelijke rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris terecht had gesteld dat eiser moest aantonen dat hij gedurende de vijf relevante jaren beschikte over voldoende middelen van bestaan. De rechtbank concludeerde dat eiser dit niet had aangetoond en dat de afwijzing van de aanvraag om duurzaam verblijf terecht was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2018.