ECLI:NL:RBDHA:2018:11871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.15117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stellen van asielaanvraag wegens niet verschijnen bij gehoor en risico op onderduiken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Venezolaanse vrouw, had op 24 februari 2018 een asielaanvraag ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet was verschenen bij een aan haar uitgenodigde gehoor op 31 juli 2018. Eiseres had zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, maar was niet op de uitnodiging verschenen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres niet had aangetoond dat haar afwezigheid niet aan haar was toe te rekenen. Eiseres had de uitnodiging niet ontvangen, maar de rechtbank stelde vast dat deze naar het administratieve adres van eiseres was verzonden, wat zij niet had weerlegd.

De rechtbank overwoog verder dat de staatssecretaris ook een risico had kunnen afleiden dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken, omdat zij geen vaste woon- of verblijfplaats had en onvoldoende had meegewerkt aan de vaststelling van haar identiteit en nationaliteit. Eiseres had weliswaar aangegeven terug te willen keren naar Venezuela, maar haar daadwerkelijke terugkeer was niet voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank oordeelde dat het inreisverbod dat aan eiseres was opgelegd, terecht was, omdat er geen aanleiding was om van het beleid af te wijken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.15117

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Coenen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 15 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.15118, plaatsgevonden op 6 september 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [naam 1] (hierna: de heer [naam 1] ), door gemachtigde van eiseres medegebracht als getuige.

Overwegingen

1. Eiseres is van Venezolaanse nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] . Eiseres heeft op 24 februari 2018 een asielaanvraag ingediend. Op 8 maart 2018 heeft een aanmeldgehoor plaatsgehad. Eiseres is geplaatst in het AZC [1] te Wageningen. Met toestemming van COA [2] heeft zij na 17 april 2018 feitelijk verbleven bij de heer [naam 1] te Hoofddorp. De plaatsing in het AZC te Wageningen is daarbij administratief gehandhaafd. Bij brief van 16 juli 2018 heeft verweerder eiseres uitgenodigd voor afname van het eerste gehoor op de AC [3] -locatie Zevenaar op 31 juli 2018. Eiseres is niet op deze uitnodiging verschenen. Eiseres is op 24 augustus 2018 teruggekeerd naar Venezuela.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres buiten behandeling gesteld, omdat zij niet is verschenen bij een gehoor en zij niet binnen twee weken aannemelijk heeft gemaakt dat dit niet aan haar is toe te rekenen. Verweerder heeft daarnaast bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk dient te verlaten, vanwege het risico dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Ten slotte heeft hij eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat het niet verschijnen op de uitnodiging haar niet is toe te rekenen. Zij stelt dat zij de uitnodiging voor het gehoor op 31 juli 2018 niet heeft ontvangen. Volgens haar heeft verweerder niet aangetoond dat de uitnodiging op behoorlijke wijze bekend is gemaakt. Eiseres meent dat deze naar haar bekende verblijfadres in Hoofddorp had moeten worden verzonden. Eiseres bestrijdt daarom ook dat er sprake is van een risico op onderduiken. Zij heeft daarnaast gewezen op haar destijds al bekende wens om met hulp van IOM [4] terug te keren naar haar land van herkomst.
Er is volgens haar dan ook geen aanleiding voor het onthouden van een vertrektermijn en geen grond voor het opleggen van een inreisverbod. Het inreisverbod is verder een ongeoorloofde inbreuk op het familie- en gezinsleven met de heer [naam 1] , aldus eiseres.
De rechtbank overweegt het volgende.
4. Verweerder kan een asielaanvraag buiten behandeling kan laten indien de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en hij niet binnen twee weken heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe te rekenen. [5] Indien de vreemdeling zonder voorafgaande kennisgeving niet op zijn afspraak is verschenen, neemt verweerder indien mogelijk hierover contact op met de vreemdeling of diens gemachtigde om navraag te doen naar de redenen hiervoor. Indien de vreemdeling niet bereikbaar is en/of diens verblijfsplaats niet bekend is, dan brengt de IND een voornemen tot buiten behandeling stelling uit. [6]
5. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij niet op de juiste wijze is uitgenodigd voor het eerste gehoor. Verweerder heeft met de in het dossier aanwezige stukken aannemelijk gemaakt dat de uitnodiging is verstuurd naar het administratieve adres van eiseres, kamer G0.58 in het AZC te Wageningen. Eiseres heeft dit niet weerlegd met de stelling dat zij de uitnodiging niet heeft ontvangen. Anders dan eiseres betoogt, heeft verweerder kunnen volstaan met de schriftelijke uitnodiging op bedoeld adres. Haar feitelijke verblijf elders berustte immers op een afspraak tussen haar en COA en laat het geregistreerde contactadres voor verweerder onverlet.
6. Anders dan verweerder stelt in het bestreden besluit volgt daarentegen niet uit de informatie van COA over het contact met eiseres en de heer [naam 1] in de hier van belang zijnde periode dat eiseres ervan op de hoogte is geweest dat zij op 31 juli 2018 voor een eerste gehoor in Zevenaar werd verwacht. In bedoelde informatie van COA wordt immers tot 31 juli 2018 nergens gerefereerd aan de afspraak voor het eerste gehoor. Verweerder heeft ter zitting evenwel terecht gesteld dat eiseres zelf verantwoordelijk is gebleven voor het kennisnemen van de correspondentie van verweerder op haar administratieve adres. Mogelijke afspraken die zij met COA had gemaakt over het doorgeven van post aan haar en/of de heer Kapteijn doen hier niet aan af.
7. Nu eiseres van de uitnodiging voor het eerste gehoor op de hoogte heeft kunnen zijn, heeft verweerder het niet verschijnen aan eiseres kunnen toerekenen. Gelet hierop en op het beleid bij de toepassing van artikel 30c van de Vw heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht buiten behandeling gesteld en aan haar een terugkeerbesluit uitgereikt.
8. Verweerder kan bij een terugkeerbesluit bepalen dat een vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten als een risico bestaat dat deze zich aan het toezicht zal onttrekken. [7] Dit risico kan worden aangenomen indien zich tenminste twee van de gronden voordoen die gelden als voorwaarde voor de inbewaringstelling. [8] Verweerder stelt in dat verband dat eiseres onvoldoende heeft meegewerkt aan de vaststelling van haar identiteit en nationaliteit, dat eiseres geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en dat zij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
9. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres door niet te verschijnen voor het eerste gehoor onvoldoende heeft meegewerkt aan de vaststelling van haar identiteit en nationaliteit. Deze worden immers in het eerste gehoor beoordeeld aan de hand van reeds verkregen informatie en de beantwoording van aan de vreemdeling te stellen vragen hierover. [9] Dat eiseres een aanmeldgehoor heeft gehad en een paspoort heeft overgelegd, doet niet af aan haar verplichting om verdere medewerking te verlenen door ook te verschijnen voor afname van het eerste gehoor.
10. Verder staat vast dat eiseres, die feitelijk niet verbleef in het AZC te Wageningen, niet in de BRP [10] geregistreerd stond op het gestelde feitelijke verblijfadres te Hoofddorp of elders. Aldus beschikte eiseres niet over een vaste woon- of verblijfplaats. [11] Eiseres heeft het tegendeel niet aangetoond met de enkele verwijzing naar gestelde afspraken met COA over de mogelijkheid om elders te verblijven. [12] Het is niet aan verweerder om dit verder te onderzoeken.
11. Bovendien is nog van belang dat eiseres had gezegd te willen terugkeren naar Venezuela, maar dat haar daadwerkelijke terugkeer ten tijde van het voornemen, noch ten tijde van het bestreden besluit voldoende aannemelijk was. Uit een klantcontactnotitie van 31 juli 2018 (ochtend) blijkt dat de gemachtigde van eiseres hierover geen uitsluitsel kon geven. Uit een tweede klantcontactnotitie van 31 juli 2018 (14.45 uur) blijkt van de mededeling van de gemachtigde dat eiseres slechts tijdelijk naar Venezuela wenste terug te keren en voornemens was om daarna de asielprocedure in Nederland te vervolgen. Daadwerkelijke terugkeer van eiseres was op dat moment nog niet voorzien. Ook bij de zienswijze op het voornemen tot buiten behandeling stellen van de aanvraag heeft de gemachtigde de gestelde terugkeer, op 24 augustus 2018, niet met stukken aannemelijk gemaakt.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder uit vorenstaande omstandigheden een risico kunnen afleiden dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken.
13. Vanwege het onthouden van een vertrektermijn aan eiseres, heeft verweerder terecht het inreisverbod opgelegd. [13] Eiseres heeft in haar zienswijze geen feiten of omstandigheden genoemd die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om hiervan af te zien of om de duur van het inreisverbod te verkorten. Voor zover eiseres heeft gewezen op haar partnerrelatie met de heer [naam 1] , overweegt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het opgelegde inreisverbod een onaanvaardbare inbreuk oplevert op haar
recht op bescherming van familie- en gezinsleven. [14] Eerst in beroep heeft eiseres melding gemaakt van de gestelde relatie. Los van het feit dat de relatie niet verder is onderbouwd met bewijs, geldt dat eiseres niet eerder is toegelaten tot Nederland. Zij kan om die reden geen beroep doen op de bescherming van haar familie- en gezinsleven met de heer Kapteijn.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Evenhuis, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
18 september 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Asielzoekerscentrum
2.Centraal orgaan opvang asielzoekers
3.Aanmeldcentrum
4.Internationale Organisatie voor Migratie
5.Artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
6.Paragraaf C1/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
7.Artikel 62, tweede lid, onder a van de Vw
8.Artikel 6.1 en artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
9.Artikel 3.112 van het Vb en artikel 3.44 van het Voorschrift vreemdelingen 2000 (VV)
10.Basisregistratie Personen
11.Zie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) 22 mei 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AH9705, en Rechtbank Den Haag, 25 maart 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:1339
12.Zie ook AbRS 29 december 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG9512
13.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw en artikel 6.5a, eerste lid, van het Vb
14.Artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)