ECLI:NL:RBDHA:2018:11783

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
NL17.9225
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van medische redenen en gezinsbanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraakse vrouw geboren in 1932, heeft op 11 april 2017 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 september 2017 is afgewezen. De staatssecretaris heeft de aanvraag ongegrond verklaard op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij afhankelijk is van haar kinderen in Nederland of dat zij niet terug kan naar Irak.

Tijdens de zitting op 29 augustus 2018 heeft eiseres verklaard dat zij vanwege medische redenen en slechte leefomstandigheden Irak heeft verlaten. Eiseres heeft aangevoerd dat zij is verstoten door haar dochters in Irak en dat zij nu afhankelijk is van haar kinderen in Nederland. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De verklaringen van haar dochters werden als onvoldoende objectief beschouwd, en de rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiseres in Irak op straat zou worden gezet of dat zij geen toegang zou hebben tot medische zorg.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de medische situatie van eiseres niet ernstig genoeg is om te voldoen aan de hoge lat die is gesteld in het arrest Paposhvili van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Bovendien is vastgesteld dat de kinderen van eiseres al lange tijd in Nederland wonen, wat de claim van 'more than normal emotional ties' ondermijnt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de aanvraag voor een verblijfsvergunning afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.9225

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 18 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2018
.Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1932 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Zij heeft op 11 april 2017 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij vanwege medische redenen en vanwege de slechte leefomstandigheden uit Irak is vertrokken. Eiseres woonde in Irak afwisselend bij haar beide dochters en schoonzoons. De schoonzoons wilden dit echter niet, waardoor eiseres zich niet welkom voelde. Eiseres vindt dat ze in Irak, als bejaarde vrouw, geen waardig en stabiel bestaan had.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- woonsituatie in Bagdad;
- moeilijke leefomstandigheden;
- medische klachten;
- eiseres is afhankelijk van haar kinderen in Nederland.
Verweerder acht de eerste vier relevante elementen geloofwaardig. Het laatste relevante element acht verweerder echter niet geloofwaardig. Daarom komt eiseres volgens verweerder niet in aanmerking voor een asielvergunning.
4. Eiseres voert aan dat zij geen stabiel leven had in Irak. Ze had geen privacy, geen vaste huisvesting en ze had maar in beperkte mate toegang tot medische zorg. Verweerder heeft geen rekening gehouden met het feit dat niet alle benodigde medicijnen te verkrijgen zijn in Irak. Eiseres voert voorts aan dat zij is verstoten door haar dochters in Irak. Volgens eiseres is daarom de gezinsband met haar kinderen in Irak verbroken. Om die reden is eiseres nu afhankelijk van haar kinderen in Nederland. Dat die kinderen al lange tijd in Nederland wonen doet niet af aan de hechte band tussen hen en eiseres. Verweerder heeft ten onrechte onvoldoende rekening gehouden met de leeftijd van eiseres. Een uitzetting zou in strijd zijn met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt twee verklaringen overgelegd van haar dochters in Irak waarin zij verklaren dat zij niet in staat zijn om voor hun moeder te zorgen.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet terug kan naar haar dochters in Irak. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat eiseres in Irak op straat is gezet door haar dochters. De ingediende verklaringen van de dochters van eiseres waarin staat dat zij niet meer voor eiseres kunnen zorgen zijn daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat deze verklaringen niet als objectief kunnen worden beschouwd nu ze afkomstig zijn van de dochters in Irak. Verweerder heeft eiseres dan ook niet ten onrechte niet aangemerkt als een alleenstaande vrouw.
5.2
Van een schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer is volgens de rechtbank dan ook eveneens geen sprake nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Irak niet weer verzorgd zal worden door haar dochters of dat ze geen toegang meer zal hebben tot medische zorg. Het enkele feit dat de medische zorg in Irak niet gelijkstaat aan de medische zorg in Nederland is onvoldoende voor het aannemen van een schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres een beroep gedaan op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 13 december 2016 (Paposhvili t. België) (ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD00417381). In deze uitspraak wordt de situatie besproken van mensen die ernstig ziek zijn en die een reëel risico lopen om, wegens de afwezigheid van een toereikende behandeling of het ontbreken van toegang daartoe, te zullen worden blootgesteld aan een snelle en onomkeerbare verslechtering van de medische situatie. Hieruit volgt dat de lat voor het aannemen van schending van artikel 3 van het EVRM vanwege medische redenen hoog ligt. De rechtbank is van oordeel dat de geschetste medische situatie van eiseres niet dusdanig ernstig is dat voldaan wordt aan het gestelde in het arrest Paposhvili, nu eiseres voornamelijk ouderdomskwalen naar voren heeft gebracht en zij haar medische situatie bovendien niet met documenten heeft onderbouwd.
5.3
Met betrekking tot de afhankelijkheidsrelatie die eiseres met haar kinderen in Nederland stelt te hebben, overweegt de rechtbank het volgende. Voor toekenning van een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM (recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven) in het geval van eiseres dient sprake te zijn van ‘more than normal emotional ties’ tussen eiseres en haar kinderen in Nederland. Niet betwist is dat de kinderen van eiseres in Nederland hier al tussen de 20 en 25 jaar wonen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het reeds hierom niet aannemelijk is dat er sprake is van ‘more than normal emotional ties’ tussen eiseres en haar kinderen in Nederland. Ook heeft eiseres niet op een andere manier aannemelijk gemaakt dat zij afhankelijk is van haar kinderen in Nederland. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
6. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel