ECLI:NL:RBDHA:2018:11751
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese nareis op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Eritrese vrouw, had de aanvraag ingediend in het kader van nareis, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat zij geen officiële identificerende documenten kon overleggen. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres overgelegde indicatieve bewijsstukken niet als substantieel bewijs konden worden aangemerkt. Eiseres had een kerkelijke huwelijksakte en een kopie van een Soedanese vluchtelingenpas overgelegd, maar deze documenten werden door de rechtbank niet als voldoende bewijs beschouwd. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij in bewijsnood verkeerde, en dat verweerder niet gehouden was aanvullend onderzoek te doen naar haar identiteit. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres haar identiteit en de feitelijke gezinsband met de referent niet had aangetoond. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.