ECLI:NL:RBDHA:2018:11741
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, die stelt Eritrese nationaliteit te hebben en in Ethiopië te verblijven, had een aanvraag ingediend via haar referent, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres geen officiële identificerende documenten kon overleggen en de overgelegde indicatieve bewijsstukken niet als substantieel bewijs werden aangemerkt. Eiseres betoogde dat zij originele documenten had verzonden, maar kon geen verzendbewijs overleggen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiseres haar identiteit niet voldoende had aangetoond en dat het besluit zorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.