ECLI:NL:RBDHA:2018:11648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
09/767211-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor het bezit van 615 kilo cocaïne met vrijspraak van een derde man

Op 2 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen, waarbij twee van hen zijn veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van respectievelijk vier jaar en drieënhalf jaar voor het bezit van 615 kilo cocaïne. De derde man werd vrijgesproken omdat niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van de cocaïne die in de loods was opgeslagen. De cocaïne was in dozen verpakt en er waren geen andere bewijzen, zoals DNA of vingerafdrukken, die konden aantonen dat de huurder van de loods wist wat er in de dozen zat. De rechtbank oordeelde dat de straffen lager uitvielen dan de eis van de officier van justitie, die had gevorderd op basis van de invoer van cocaïne, wat een zwaardere straf met zich mee zou brengen. De rechtbank hield rekening met een vormverzuim in het strafrechtelijk onderzoek tegen een van de veroordeelden, wat ook bijdroeg aan de lagere straffen. De zaak werd behandeld in tegenspraak en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging zorgvuldig afgewogen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid met zich meebrengt. De rechtbank heeft de straffen gematigd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het vormverzuim.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767211-17
Datum uitspraak: 2 oktober 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, locatie ‘De Schie’ te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 22 februari 2018, 16 mei 2018, 20 juli 2018 en 18 september 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. M.A.C. van Vuuren naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 september 2018 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 08 november 2017 tot en met 9 november 2017 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 616 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Vormverzuimverweer

3.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – kort gezegd – aangevoerd dat in het opsporingsonderzoek Schuimbloem sprake is van een onherstelbaar vormverzuim waardoor de verdediging in ernstige mate in haar belangen is geschaad. Dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering. De raadsman heeft daarbij een beroep gedaan op de zogeheten Zwolsman- en Karman-criteria. Door (bijzondere) opsporingsmiddelen (observatie, IMSI-catching, afluisteren van (telefoon)gesprekken, plaatsing van een peilbaken, vergaren van historische verkeersgegevens) in te zetten zonder redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf heeft het openbaar ministerie het procesrecht misbruikt. Daarbij is het recht op een eerlijk proces zoals dat in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) is neergelegd, geschonden. Verdachte heeft daarvan nadeel ondervonden omdat in dat kader ernstige en onrechtmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer is gemaakt.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar het proces-verbaal van verdenking, op het standpunt gesteld dat ten tijde van de start van het opsporingsonderzoek en het inzetten van de opsporingsmiddelen wel degelijk sprake was van een redelijk vermoeden dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan drugshandel en witwassen. De opsporingsmiddelen zijn rechtmatig ingezet, zodat de verweren van de verdediging dienen te worden verworpen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op basis van de inhoud van het dossier uit van de volgende gang van zaken.
Proces-verbaal van verdenking
In het proces-verbaal van verdenking van 11 juli 2017 stelt verbalisant [naam] dat de verdenking bestaat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen en aan witwassen. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd het proces-verbaal restinformatie [verdachte] van 17 maart 2017 dat als bijlage bij het proces-verbaal van verdenking is gevoegd. [1]
Proces-verbaal restinformatie [verdachte]
In het proces-verbaal restinformatie [verdachte] wordt de informatie uit het onderzoek 26Melogale, verkregen door middel van het opnemen van vertrouwelijke gesprekken in de woonwagen van [naam] en de observatie op die woonwagen, beschreven. Uit deze informatie volgt dat verdachte al dan niet tezamen met [medeverdachte 1] in de periode van
11 januari 2016 tot en met 14 april 2016negen keer met [naam] in de woonwagen heeft gesproken. [naam] wordt verdacht van grootschalige drugsinvoer. Verdachte meldt onder meer dat hij ‘vijfenvijftig’ komt terugbrengen. Ook gaat het veelvuldig over PGP-telefoons. Er wordt gesproken over het regelen van een loods en de kosten daarvan. Verdachte stelt aan [medeverdachte 1] voor om ieder ‘vijf te doen’ met z’n tweeën. Verdachte bespreekt met [naam] over transport per container, ‘bill of lading’ en tassen met spullen. Ook gaat het over stempels.
Verdachte verklaart dat hij op dat moment weinig verkoopt. Hij noemt daarbij de getallen vijfentwintig en zesentwintig. Voor de inkoop betaalt hij drieëntwintig.
Voorts wordt opgemerkt dat betreffende verdachte in de politiesystemen antecedenten voor gewelds- en opiumwetdelicten zijn opgenomen. In het proces-verbaal van verdenking van 11 juli 2017 wordt opgemerkt dat verdachte in onderzoek 26Melogale (in het kader waarvan voornoemde gesprekken zijn afgeluisterd) niet als verdachte is aangemerkt.
TCI-informatie
Ter terechtzitting van 22 februari 2018 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat TCI-informatie betreffende [medeverdachte 1] is meegenomen in de verdenking ten aanzien van [verdachte] . Ter terechtzitting van 18 september 2018 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat voornoemde TCI-informatie
geeninvloed heeft gehad op de verdenking.
Oordeel over het vormverzuim
Uit het voorgaande volgt dat de informatie die bij aanvang van het onderzoek Schuimbloem aan de verdenking jegens [verdachte] ten grondslag werd gelegd vijftien maanden eerder reeds was beoordeeld en dat [verdachte] op grond daarvan toen
nietals verdachte werd aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat eind april 2016 een verdenking jegens [verdachte] op basis van de inhoud van de in het onderzoek 26Melogale afgeluisterde gesprekken (o.a. tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [naam] ) op zichzelf wel gerechtvaardigd zou zijn geweest. Evenwel valt niet in te zien hoe zonder nadere (recentere) informatie, bij aanvang van het huidige onderzoek een redelijk vermoeden heeft kunnen ontstaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen en witwassen. Voor zover de aanvullende TCI-informatie ten aanzien van [medeverdachte 1] aan de verdenking van [verdachte] ten grondslag is gelegd, is die informatie naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om van een niet-verdenking (in het 26Melogale onderzoek) naar de verdenking in de voorliggende zaak te komen, omdat in die TCI-informatie niets wordt vermeld over [verdachte] . Een en ander leidt tot het oordeel dat jegens [verdachte] in het kader van onderzoek Schuimbloem (bijzondere) opsporingsmiddelen zijn ingezet zonder de vereiste dat sprake was van een redelijke vermoeden van verdenking van een misdrijf. Daarmee is sprake van een vormverzuim dat onherstelbaar is.
Gevolgen vormverzuim – niet ontvankelijkheid?
De rechtbank kan bepalen dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is als door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet (artikel 359a, eerste lid, Sv). Ook kan de rechtbank de niet-ontvankelijkheid bepalen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan (Zwolsman-criterium), dan wel indien het openbaar ministerie in strijd heeft gehandeld met de grondslagen van het strafproces (Karman-criterium). De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak geen van bovengenoemde situaties aan de orde is en zal het openbaar ministerie ontvankelijk verklaren in de vervolging. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is de geconstateerde inbreuk op de betreffende artikelen uit (in dit geval) Titel IVa inzake bijzonder opsporingsbevoegdheden in die zin dat de daarin vereiste verdenking heeft ontbroken, geen schending van het fundamentele beginsel van de onschuldpresumptie, maar een schending van het recht op privacy.
Gevolgen vormverzuim – bewijsuitsluiting?
Bewijsuitsluiting kan, als op grond van artIKEL 359a, eerste lid, Sv voorzien rechtsgevolg, uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen, en komt slechts in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Wat dat laatste betreft geldt dat een schending van het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet zonder meer een inbreuk oplevert op de in artikel 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces en dat aan een niet gerechtvaardigde inbreuk op het door het eerste lid van artikel 8 EVRM gewaarborgde recht in de strafprocedure tegen de verdachte geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden, mits zijn recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM wordt gewaarborgd (Hoge Raad 19 februari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5322).
Bij het vergaren van bewijsmateriaal in de voorliggende zaak is ten onrechte inbreuk gemaakt op een grondrecht van verdachte (het recht op privacy). Deze schending is echter niet van dien aard dat deze tevens een schending van artikel 6 EVRM oplevert en om die reden tot uitsluiting van het verkregen bewijs zou moeten leiden. Verdachte is in ruim drie maanden tijd op negen dagen geobserveerd en op vier dagen is gebruik gemaakt van een IMSI-catcher. Daarnaast is er vertrouwelijke communicatie opgenomen, zijn telefoon afgeluisterd, zijn er historische verkeersgegevens met betrekking tot gebruik van zijn telefoon opgevraagd en zijn er financiële gegevens opgevraagd. Deze geconstateerde inbreuken op de privacy leveren naar het oordeel van de rechtbank niet een zo ernstige schending van de grondrechten van de verdachte dat teneinde toekomstige vergelijkbare vormverzuimen die onrechtmatige bewijsgaring tot gevolg hebben te voorkomen, in deze zaak bewijsuitsluiting als (afschrikwekkend) ‘voorbeeld’ zou moeten volgen. Evenmin is in deze zaak sprake van een structureel vormverzuim dat moet worden geadresseerd. Alles in de zin van voornoemde uitspraak van de Hoge Raad. De rechtbank zal daarom aan het geconstateerde vormverzuim geen bewijsrechtelijke consequenties verbinden.
Gevolgen vormverzuim – strafvermindering
Zoals vermeld zijn zonder de vereiste verdenking opsporingsmiddelen ingezet die inbreuk maken op de privacy van de verdachte, waardoor sprake is geweest van een ongerechtvaardigde schending van zijn privacy. Verdachte heeft ook aangegeven dat hij dit verlies van privacy als nadeel heeft ervaren. De vastgestelde schending is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de duur en intensiteit, wel een zodanig ernstig vormverzuim dat niet kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. De rechtbank acht het passend dat in dit geval hiermee rekening wordt gehouden bij het bepalen van een eventuele straf.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt er kort gezegd van verdacht dat hij op 8 en 9 november 2017 te Den Hoorn tezamen met anderen of een ander ongeveer 616 kilogram cocaïne voorhanden heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte wist niets af van de aanwezigheid van cocaïne. De cocaïne is niet in de machtssfeer geweest van verdachte en er is geen bewijs van een zodanige substantiële bijdrage om verdachte als medepleger aan te merken. Ter onderbouwing heeft de raadsman aangevoerd dat een aangetroffen sleutelbos niet aan verdachte kan worden toegerekend en verdachte niet wist tot welke ruimtes de sleutels aan de sleutelbos toegang gaven. Enkel op de handvatten van de Bigshopper waarin 5 kilogram cocaïne is aangetroffen, zijn sporen van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft die tas verplaatst zonder dat hij wist dat er cocaïne in zat. Dat een bedrijfsbus met gesloten laadbak de cocaïne zou hebben afgeleverd bij de loods (waar de cocaïne later is aangetroffen) nadat verdachte een Whatsapp-bericht aan [medeverdachte 2] had verstuurd wordt weerlegd door camerabeelden van het buurpand waarop geen bedrijfsbus voorbijkomt in de relevante periode.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [2]
Observaties, peilbakens en Whatsapp-gesprek op 8 november 2017
Uit observaties en peilbakengegevens blijkt het volgende. Op 8 november 2017 omstreeks 12.45 uur verlaten [medeverdachte 1] , [verdachte] en een derde ‘ [bedrijfsnaam] ’ aan de [adres] te Den Haag. [3] [verdachte] rijdt in zijn Volkswagen Caddy naar een loods aan de [adres] te Den Hoorn (hierna ook: de loods). De loods wordt gehuurd door [medeverdachte 2] . [4] [verdachte] is daar van 13.03 uur tot 13.07 uur. [5] Tussen 13.17 uur en 13.20 uur vindt het volgende Whatsapp-gesprek plaats tussen de telefoons die bij [verdachte] en [medeverdachte 2] in gebruik zijn: [6]
van [verdachte] naar [medeverdachte 2] : Jo Hallo.
van [verdachte] naar [medeverdachte 2] : Jo.
van [verdachte] naar [medeverdachte 2] : Lees dit.
van [medeverdachte 2] naar [verdachte] : Je belde me.
van [verdachte] naar [medeverdachte 2] : Ding er uit zetten.
van [medeverdachte 2] naar [verdachte] : Wanneer.
van [verdachte] naar [medeverdachte 2] : Nu met uur.
van [verdachte] naar [medeverdachte 2] : Tot morgen ochtend.
van [verdachte] naar [medeverdachte 2] : Laatje weten wanneer weer maar b mag.
van [medeverdachte 2] naar [verdachte] : Ok.
van [verdachte] naar [medeverdachte 2] : Ga zo doen dan hè.
van [medeverdachte 2] naar [verdachte] : Ja man
[medeverdachte 1] , [verdachte] en de eerder genoemde derde ontmoeten elkaar vervolgens weer tussen 13.45 uur en 15.45 uur in een ander restaurant in Den Haag. [7]
[getuige ] heeft verklaard dat zijn winkel is gevestigd tegenover het bedrijf van [medeverdachte 2] . Op 8 november 2017 zat hij tussen 11.00 uur en 16.00 uur met een klant boven zijn winkel en had hij zicht op het bedrijf van [medeverdachte 2] . Hij heeft toen gezien dat er een klein vrachtwagentje de loods is binnengereden. De twee mannen bij het vrachtwagentje had hij niet eerder gezien. [8]
Uit peilbakens en observaties volgt dat de Audi van [medeverdachte 1] en de Volkswagen Caddy van [verdachte] zich vanaf 8 november 2017 om 21.00 uur tot 9 november 2017 om 07.40 uur bij de loods bevonden. [9] Verbalisanten zagen op 9 november om 08.30 uur de Volkswagen Caddy van [verdachte] en de Audi van [medeverdachte 1] geparkeerd staan bij de loods. Het licht boven in de loods brandde toen. Om 09.30 uur zagen zij de Audi van [medeverdachte 1] vertrekken. [10] Om 11.25 uur stond de Audi van [medeverdachte 1] weer bij de loods. De Volkswagen Caddy van [verdachte] stond er toen ook. [11] Omstreeks 17.28 uur vertrekt de Audi van [medeverdachte 1] . De Volkswagen Caddy van [verdachte] en de Nissan van [medeverdachte 2] staan dan bij de loods geparkeerd. Om 17.37 uur verlaat [medeverdachte 2] de loods, die hij afsluit met een slot en sleutel. Om 18.00 uur komt [verdachte] de loods uit, gaat naar zijn Volkswagen Caddy, voert onbekend gebleven handelingen uit aan de bestuurderszijde, en gaat dan weer terug de loods in. Om 18.23 uur loopt [verdachte] heen en weer in de hal van de loods. Om 18.40 uur loopt [verdachte] op de eerste verdieping van de loods. Om 19.28 uur parkeert [medeverdachte 2] de Nissan voor de loods, en om 19.29 uur opent [verdachte] de loods voor [medeverdachte 2] . Om 21.33 uur gaat het arrestatieteam bij de loods naar binnen. [12]
Aantreffen cocaïne in loods
Tijdens de doorzoeking worden op de begane grond op twee locaties dozen aangetroffen. In de grote ruimte (aangeduid als X1-2-1) worden negen dozen en in de kleine ruimte (X1-3-1) worden eenentwintig dozen aangetroffen. Op de eerste verdieping, in de grote ruimte achter een bureau, wordt een tas met vijf verpakkingen aangetroffen. [13] Er worden in totaal 615 [14] samengeperste blokken met als vermoedelijke inhoud cocaïne aangetroffen. Na weging ter plaatse door een medewerker van het team forensische opsporing (TFO) blijkt dat het gewicht van een blok 1 kilogram netto betreft. Er worden zes verschillende logo's /etiketten op de samengeperste blokken aangetroffen, te weten:
  • Etiket met 'D.O.R';
  • Etiket met 'Deprisas';
  • Etiket met rood logo van Apple;
  • Paarsgekleurd etiket met de tekst 'Rolex';
  • Witgekleurd etiket met de tekst 'Rolex';
  • Etiket met het logo van bezorgdienst 'DHL'.
Van elk pakket met een verschillend etiket zijn bij elkaar 98 pakketten willekeurig geselecteerd en daarvan zijn monsters genomen. In totaal zijn 12 van de 98 monsters gestuurd naar het NFI. De overige 518 (616-98) blokken zijn opengesneden en optisch bekeken. Er is op verschillende blokken een kleurenreactietest uitgevoerd. Hierbij bleek dat het om de vermoedelijke substantie cocaïne zou gaan. [16] Het NFI concludeerde dat elk van de 12 monsters cocaïne bevat. [17] De aangetroffen hoeveelheden pakketten per doos/tas is als volgt: [18]
Aangetroffen notities
Op 13 november 2017 werden in de loods op de eerste verdieping bij de tafels een notitieblok en enkele blaadjes papier in beslag genomen. Op een van deze blaadjes stond onder meer vermeld: “
14 (Depri 5x, 1x DHL, DOR 2x, Appel 6x)”. Verder werden enkele blaadjes met daarop een mogelijke doordruk van een eerder beschreven blaadje van het kladblok met een logo met de tekst 'HuisSchilder PLAN’ aangetroffen. [19] In de woning van [medeverdachte 1] ( [adres] ) werd in de woonkamer op een dressoir een notitie aangetroffen. [20] Het was een notitie met genoemd logo van HuisSchilder PLAN. Op de achterzijde staat het volgende vermeld. [21]
“Rolex 6 x 20 = 120
1 x 19 = 19
Depri 6 x 20 = 120
1 x 19 = 19
DOR 6 x 20 = 120
1 x 19 = 19
Appel 6 x 20 = 120
1 x
19 = 19
596
NH”
Op de voorzijde van dit notitieblaadje stonden optellingen betreffende Rolex, Depri, DHL, DOR en Appel vermeld. Op het notitieblocnote dat in de loods in beslag is genomen is ‘doordrukschrift’ aangetroffen dat overeenkwam met de notities die op de achterzijde van de afgebeelde notitie waren geschreven. [22]
Sporenonderzoek
Van de geruite Bigshopper, waarin 5 kilo cocaïne is aangetroffen, zijn van de ritssluiting (SIN: [(--)] ) [23] en van de handvatten (SIN: [(--)] en SIN: [(--)] ) [24] [25] dactyloscopische sporen onderzocht. In een plastic boodschappentas die naast het bureau op de eerste verdieping van de loods stond, zijn (latex) handschoenen aangetroffen. [26] De binnenkant van die handschoenen is bemonsterd en onderzocht (SIN: [(--)] , [(--)] tot en met [(--)] ). [27] Uit deskundigenonderzoek van The Maastricht Forensic Institute (TMFI)() volgt dat elk van de sporen DNA-materiaal bevat waarvan het DNA-hoofdprofiel overeenkomt met het DNA-profiel van [verdachte] . [28]
Overige aangetroffen goederen
Op 16 november 2017 is in de loods op de eerste verdieping, op een bureau, een sleutelbos met zes sleutels aangetroffen. [29] In de fouillering van verdachte [medeverdachte 2] werd een sleutelbos aangetroffen. [30] In de Audi van [medeverdachte 1] werd in het middenconsole een sleutelbos aangetroffen. [31] Aan alle sleutelbossen zat een sleutel die toegang gaf tot de loods en aan alle sleutelbossen zaten sleutels die toegang gaven tot de afgesloten ruimtes waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen. [32] Aan de sleutelbos die is aangetroffen op het bureau en aan die [medeverdachte 1] was een geel label bevestigd met daarop een teken lijkend op een hoofdletter L of een 7. [33]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit voorgaande bewijsmiddelen het volgende af. Op 9 november 2017 werd in de loods aan de [adres] te Den Hoorn, die door [medeverdachte 2] werd gehuurd, 615 kilogram cocaïne aangetroffen. [verdachte] en [medeverdachte 2] waren daar toen aanwezig. Het DNA van [verdachte] is aangetroffen op handvatten en een rits van een Bigshopper waarin vijf kilogram cocaïne is aangetroffen. Op de pakketten cocaïne en de dozen waarin deze waren verpakt is geen DNA aangetroffen. In een tas in het kantoor waar [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn aangetroffen zijn (latex) handschoenen aangetroffen met daarop het DNA van [verdachte] . Op enig moment is [verdachte] alleen in de door [medeverdachte 2] eerder afgesloten loods geweest en is toen naar buiten gegaan, kennelijk met gebruikmaking van een sleutelbos die in de loods is aangetroffen. Aan deze sleutelbos zaten sleutels die toegang geven tot de ruimtes waarin de cocaïne was opgeslagen. Ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] beschikten over dergelijke sleutels. Zowel op 8 en 9 november hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] veel contact met elkaar. Zo hebben zij op 8 november 2017 tweemaal langdurig een afspraak met een derde in twee verschillende eetgelegenheden. Tussen deze twee afspraken door rijdt [verdachte] naar de loods. Kort nadat hij bij de loods wegrijdt appt hij [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 2] binnen het uur iets uit de loods naar buiten moet zetten. Diezelfde dag wordt er een kleine vrachtwagen met gesloten laadbak waargenomen die de loods inrijdt. Dat op de camerabeelden van een naburig pand niet te zien is dat een dergelijk voertuig voorbijkomt, is niet concludent. Zoals de rechtbank heeft kunnen waarnemen op internet via het vrij toegankelijke Google Maps, is de loods met een auto (de rechtbank neemt daarom aan: over de weg) ook te bereiken zonder genoemd naburig pand te passeren, te weten vanaf de andere zijde van de [adres] . Vervolgens verblijven [verdachte] en [medeverdachte 1] de gehele nacht in de loods, evenals een groot gedeelte van de volgende dag. [verdachte] blijft in de loods totdat hij daar wordt aangehouden. [medeverdachte 1] is in de tussentijd naar huis gegaan.
Bij [medeverdachte 1] thuis is op een dressoir in de woonkamer een notitie aangetroffen met daarop de precieze inhoud en de verdeling van de blokken cocaïne die is aangetroffen in de dozen. Uit de omstandigheid dat ook nog een doordrukschrift van deze notitie aanwezig was op de blocnote die is aangetroffen in de loods, leidt de rechtbank af dat deze zeer recent en waarschijnlijk als laatste notitie was geschreven. [verdachte] en [medeverdachte 1] kennen elkaar al langer en lijken samen zaken te doen met derden.
[verdachte] heeft ontkend iets met de aangetroffen cocaïne te maken te hebben. Hij was er niet van op de hoogte dat er cocaïne aanwezig was in de loods en hij heeft de Bigshopper tas verplaatst zonder te weten wat er in zat. Verder heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen vragen van de rechtbank willen beantwoorden.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde omstandigheden in samenhang bezien vragen om een nadere verklaring en een uitleg van verdachte. Dit zijn immers omstandigheden die in samenhang redengevend worden geacht voor het bewijs. Dat verdachte desondanks ervoor kiest te zwijgen kan naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad meewegen voor het bewijs.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen en het ontbreken van een redelijke, redengevendheid ontzenuwende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] opzettelijk 615 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad op 8 november 2017 tot en met 9 november 2017 te Den Hoorn.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
hijin
of omstreeksde periode van 08 november 2017 tot en met 9 november 2017 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 61
65kilogram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Ter onderbouwing heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij gelet op de omvang van de aangetroffen cocaïne mede aansluiting heeft gezocht bij de straftoemeting in geval van invoer van cocaïne.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de straf te matigen. De raadsman heeft daarbij gewezen op de omstandigheid dat over het algemeen niet de “grote jongens” zo direct betrokken zijn bij het plegen van de strafbare feiten. Daarnaast heeft de raadsman een beroep gedaan op strafmatiging in verband met het vormverzuim.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] 615 kilogram cocaïne voorhanden gehad. Dat is een zeer forse hoeveelheid cocaïne en gelet op de hoeveelheid bestemd voor verdere verspreiding. Door het beschikbaar hebben daarvan wordt de volksgezondheid bij verdere verspreiding ernstig bedreigd.
Het feitencomplex rechtvaardigt - mede gelet op de oriëntatiepunten vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht - in zijn algemeenheid een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Tevens houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met het gegeven dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, maar heeft gekozen voor een strategische proceshouding.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte van 27 juni 2018. Daaruit volgt dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan het begaan van het bewezenverklaarde is veroordeeld voor mishandeling.
Anders dan de officier van justitie gaat de rechtbank bij de straftoemeting uit van het bezit van cocaïne en het strafmaximum van zes jaren. In beginsel acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achtenveertig maanden in deze zaak passend.
Gelet op het reeds eerder geconstateerde vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, zal de rechtbank de op te leggen gevangenisstraf matigen met zes maanden en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tweeënveertig maanden aan de verdachte opleggen.

9.De inbeslaggenomen goederen

Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst genoemde zwarte map met proces-verbaal.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
- 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van het op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten een zwarte map met proces-verbaal.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.H. van Eijk, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2018.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van restinformatie, p. 107.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek Schuimbloem [(--)] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 2351).
3.Proces-verbaal van observatie 8 november 2017, p. 492.
4.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , proces-verbaal van verhoor, p. 50.
5.Proces-verbaal van gebeurtenissen 8 en 9 november 2017, p. 1150 e.v.
6.Proces-verbaal van bevindingen Whatsapp [medeverdachte 2] p. 778 e.v.
7.Proces-verbaal van observatie 8 november 2017, p. 492.
8.Proces-verbaal van verhoor [getuige ] , p. 860 e.v.
9.Proces-verbaal van bevindingen betrokkenen bij loods, p. 359 e.v.
10.Proces-verbaal van bevindingen [adres] 9 november 2017, p. 589 e.v.
11.Proces-verbaal van observatie 9 november 2017, p. 541 e.v.
12.Proces-verbaal van observatie van 9 op 10 november, p. 498 e.v.
13.Proces-verbaal van doorzoeking loods, p. 432 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 587 e.v.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 397 e.v.
16.Proces-verbaal van FO Narcotica, p. 621 e.v.
17.NFI rapporten, p. 630 e.v.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 476 e.v.
19.Proces-verbaal van 3e doorzoeking loods, p. 482 e.v.
20.Proces-verbaal van doorzoeking, p. 384 e.v.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 476 e.v.
22.Proces-verbaal van bevindingen doordruk blocnote, p. 706 e.v.
23.Proces-verbaal aanvraag extern forensisch onderzoek, p. 1333 e.v.
24.Proces-verbaal aanvraag extern forensisch onderzoek, p. 1347 e.v.
25.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 1283 e.v.
26.Proces-verbaal van 2e doorzoeking loods, p. 437 e.v.
27.Proces-verbaal van onderzoek stuk van overtuiging, p. 1310 e.v.
28.Deskundigenrapportage, p. 1349 e.v.
29.Proces-verbaal van bevindingen betreden loods, p. 577 e.v.
30.Proces-verbaal van bevindingen sleutels loods, p. 816 e.v.
31.Proces-verbaal van bevindingen van doorzoeking Audi, p. 558 e.v.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 813 e.v.
33.Processen-verbaal van bevindingen, p. 553 e.v., p. 576 e.v. en p. 597 e.v.