ECLI:NL:RBDHA:2018:11647

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
09/767390-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van 615 kilo cocaïne met vrijspraak voor huurder

Op 2 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen, waarbij twee van hen zijn veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van vier jaar en drieënhalf jaar voor het bezit van 615 kilo cocaïne. De derde man, de huurder van de loods waarin de cocaïne werd aangetroffen, is vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de huurder wist dat de cocaïne in zijn loods was opgeslagen, aangezien de cocaïne was verpakt in dozen en er geen bewijs was van zijn wetenschap, zoals DNA of vingerafdrukken.

De straffen voor de veroordeelde mannen zijn lager uitgevallen dan de eis van de officier van justitie, die was gebaseerd op de invoer van cocaïne, waarvoor een zwaardere straf had kunnen worden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de invoer niet ten laste was gelegd en dat er sprake was van een vormverzuim in het onderzoek tegen een van de mannen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 22 februari, 16 mei en 18 september 2018, waarbij de vordering van de officier van justitie en de verdediging zijn gehoord.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de loods, en heeft hem vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook een aantal inbeslaggenomen goederen behandeld, waarbij sommige voorwerpen zijn onttrokken aan het verkeer en andere zijn teruggegeven aan de rechthebbenden. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee rechters.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767390-17
Datum uitspraak: 2 oktober 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres verdachte]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 22 februari 2018, 16 mei 2018 en 18 september 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 september 2018 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 08 november 2017 tot en met 9 november 2017 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 616 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de loods die [verdachte] huurde, gelegen aan de [adres loods] te Den Hoorn, is op 9 november 2017 615 kilogram cocaïne aangetroffen. [verdachte] was tijdens de inval door de politie in de loods aanwezig. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] wetenschap had dat er cocaïne in zijn loods aanwezig was.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Ter onderbouwing heeft zij – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. [verdachte] huurde de loods aan de [adres loods] te Den Hoorn waarin 615 kilogram cocaïne is aangetroffen. In het kantoor van de loods waar [verdachte] tijdens de inval werd aangetroffen, werd een Bigshopper tas met daarin vijf kilogram cocaïne aangetroffen. Vanaf de eerste verdieping had [verdachte] zicht op negen dozen, met daarin cocaïne, die op de begane grond op de vloer stonden. Op verzoek van [medeverdachte 1] heeft [verdachte] de dag voordat de cocaïne werd aangetroffen ruimte gemaakt in de loods zodat een kleine vrachtwagen naar binnen kon rijden. [verdachte] had aan zijn sleutelbos sleutels waarmee hij toegang had tot alle ruimtes in de loods. Hij heeft ook dergelijke sleutels aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verstrekt. [verdachte] verkeerde geruime tijd in financiële problemen, maar zou binnenkort kunnen beschikken over ongeveer € 25.000,- voor een nieuwe bedrijfsbus. [verdachte] heeft kort na zijn aanhouding een valse verklaring afgelegd en heeft daarna geen verklaring meer gegeven ten aanzien van het voorgaande, maar zich hoofdzakelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Onder deze omstandigheden kan het niet anders dan dat hij wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van ongeveer 615 kilogram cocaïne in de loods.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Kern van haar betoog is dat [verdachte] geen wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne. Zij heeft er daarbij op gewezen dat er geen DNA van [verdachte] is aangetroffen dat in direct verband staat met de cocaïne. Dat op een halfgelaatmasker dat in de loods aanwezig was DNA van [verdachte] is aangetroffen, komt doordat hij dit heeft gebruikt bij zijn schilderwerkzaamheden. [verdachte] is pas kort voor de inval bij de loods aangekomen. Hij heeft daarbij geen zicht gehad op de dozen met cocaïne in de loods. Betrokkenheid van [verdachte] blijkt ook niet uit tapgesprekken of anderszins. Hij is ook nauwelijks bij de loods waargenomen. Voorts heeft de raadsvrouw erop gewezen dat [verdachte] van plan was om een nieuwe bedrijfsbus aan te schaffen door middel van ‘financial lease’. In dat kader is een offerte opgevraagd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De verdachte is op 9 november 2017 aangetroffen in het kantoor van voornoemde loods aan de [adres loods] te Den Hoorn. In dat kantoor is een Bigshopper tas aangetroffen met daarin vijf kilogram cocaïne. Daarnaast zijn op twee plaatsen in de loods dozen met daarin cocaïne aangetroffen. In totaal 615 kilogram. De rechtbank is op grond van het dossier van oordeel dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verantwoordelijk zijn voor de aanwezigheid van de cocaïne in de loods. Zo zijn DNA-sporen van [medeverdachte 1] aangetroffen die een direct verband hebben met de verpakte cocaïne en bij [medeverdachte 2] thuis zijn zeer gedetailleerde aantekeningen betreffende de aangetroffen partij cocaïne gevonden. Ook zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de hele nacht en bijna de hele dag voor de inval in de avond in de directe nabijheid van de cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk nauw verband tussen [verdachte] en de cocaïne ontbreekt. Zij acht het niet uitgesloten dat het halfgelaatmasker, waarop DNA van [verdachte] is aangetroffen, door hem gebruikt is tijdens het schilderen of spuiten, dat wil zeggen gedurende de uitvoering van zijn reguliere werkzaamheden. Uit het dossier komt immers naar voren dat [verdachte] een schildersbedrijf had. Ook komt [verdachte] pas redelijk kort voor de inval naar de loods en is hij de voorafgaande nacht (8 op 9 november 2017) en dag niet gezien bij de loods. Voorts overweegt de rechtbank dat de cocaïne in de Bigshopper en de dozen zo was verpakt, dat van buitenaf niet zichtbaar was dat er cocaïne in zat. Kortom, uit niets volgt dat [verdachte] wetenschap had dat de in de loods aangetroffen dozen cocaïne bevatten. Dat [verdachte] de loods mogelijk ter beschikking heeft gesteld aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] maakt dat niet anders. Ook het op verzoek van [medeverdachte 1] ruimte maken in de loods brengt nog niet mee dat [verdachte] wist van de cocaïne. De berichten daaromtrent wijzen immers niet op wetenschap over de reden waarom ruimte gemaakt moest worden. Hoewel er omstandigheden zijn die
enige betrokkenheid van de verdachte bij de partij cocaïne suggereren, zoals het willen aanschaffen van een nieuwe bedrijfsbus terwijl de zaken niet goed gaan en het afleggen van een valse verklaring kort na zijn aanhouding over de wijze waarop hij [medeverdachte 1] die middag zou hebben ontmoet, blijft het bij vermoedens. Dergelijke vermoedens kunnen op zichzelf niet leiden tot de conclusie dat [verdachte] eerder op de hoogte was van de aanwezigheid van de partij cocaïne dan na de aanhouding. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

4.De inbeslaggenomen goederen

4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een weegschaal, vacuüm sealer, PGP telefoon Aquarius, papiertje met 799, papiertje met 600, 2 x Kladblok HuisSchilder plan, sleutelbos en een cilinderslot Federal zullen worden verbeurdverklaard.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 225 euro, iPhone [(--)] , 4 x 100 euro, iPhone [(--)] , 100 euro, kentekenbewijs [(--)] en kentekenbewijs [(--)] worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten: een weegschaal, vacuum sealer, PGP telefoon Aquarius, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien op grond van het onderzoek ter terechtzitting is vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan, welke feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [verdachte] gelasten van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten: Sleutelbos en een cilinderslot en teruggave gelasten aan [medeverdachte 1] : kentekenbewijs [(--)] en kentekenbewijs [(--)] .
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten: papiertje met 799, papiertje met 600, 2 x Kladblok HuisSchilder plan, 225 euro, iPhone [(--)] , 4 x 100 euro, iPhone [(--)] en 100 euro geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggave aan [verdachte] van de volgende op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten:
  • Sleutelbos;
  • Cilinderslot;
gelast de teruggave aan [medeverdachte 1] van de volgende op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten:
  • kentekenbewijs [(--)] ;
  • kentekenbewijs [(--)] ;
verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten:
  • een weegschaal;
  • vacuüm sealer;
  • PGP telefoon Aquarius
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten:
  • papiertje met 799;
  • papiertje met 600;
  • 2 x Kladblok HuisSchilder plan;
  • 225 euro;
  • iPhone [(--)] ;
  • 4 x 100 euro;
  • iPhone [(--)] ;
  • 100 euro;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.H. van Eijk, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2018.