6.3.Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf of maatregel gepast is voor de verdachte kijkt de rechtbank naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft tussen december 2017 en april 2018 seks gehad met zijn 9-jarige zusje.
Dat hoort niet en dat mag niet. Een meisje van 9 hoort nog geen seks te hebben en zeker niet met haar grote broer. Hij heeft daarmee zijn zusje schade toegebracht en verdriet gedaan.
De rechtbank kijkt ook naar het verleden van de verdachte en zijn zusje. Dat zij heel veel hebben meegemaakt en een onvoorstelbaar moeilijke tijd hebben gekend, komt uit alle rapporten en verklaringen naar voren. De rechtbank snapt dat dat invloed heeft op wie de verdachte is en hoe hij functioneert.
De rechtbank heeft de rapporten gelezen van de Raad voor de Kinderbescherming, de psychiater en de psycholoog.
In het rapport van de (kj-)psychiater, [naam 2] (29 juni 2018) leest de rechtbank dat de verdachte een reactieve hechtingsstoornis en PTSS heeft, dat er alcoholmisbruik in het verleden was en dat hij een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling heeft.
In het rapport van de (klinisch) psycholoog, dr. [naam 3] (3 juli 2018) leest de rechtbank dat de verdachte een zeer ernstig sociaal-emotioneel verwaarloosde jongen is en ook dat er sprake is van PTSS en forse hechtingsproblematiek met als gevolg een ernstig bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.
Dit betekent dat de verdachte zich niet goed kan ontwikkelen door stoornissen die hij heeft. De stoornissen heeft hij door wat hem in zijn jeugd allemaal is aangedaan, zowel lichamelijk als geestelijk.
Hierboven is al overwogen dat door die stoornissen het feit ook niet helemaal aan de verdachte kan worden toegerekend.
De Raad voor de Kinderbescherming, de psycholoog en de psychiater adviseren de rechtbank om een pij-maatregel op te leggen, zodat de verdachte de behandeling kan krijgen die hij nodig heeft na alles wat er in zijn leven is gebeurd.
Geadviseerd wordt om deze behandeling te laten plaatsvinden in een forensische afdeling binnen de TOPGGz, zoals bijvoorbeeld de Catamaran in Eindhoven en niet in een jeugdgevangenis (JJI), omdat de jongeren daar waarschijnlijk een slechte invloed op de ontwikkeling van de verdachte zullen hebben.
De rechtbank is het eens met de deskundigen dat behandeling voor de verdachte het best is. De verdachte vindt dat zelf ook.
Een pij-maatregel kan alleen worden opgelegd als het gaat om een heel ernstig feit, namelijk een feit waarvoor 4 jaar of meer gevangenisstraf kan worden opgelegd, als de verdachte tijdens dat feit een ernstige stoornis had en als het voor de veiligheid van anderen beter is dat de maatregel wordt opgelegd.
De maatregel moet bovendien ook in het belang van de verdachte zijn.
Het gaat hier om een heel ernstig feit, want er kan een gevangenisstraf van maximaal 12 jaar voor worden opgelegd.
In de rapporten is ook te lezen dat de verdachte een ernstige stoornis of zelfs wel meer dan één heeft.
Verder is het voor de verdachte en ook voor zijn zusje (en misschien ook andere mensen die met de verdachte te maken krijgen) goed als hij behandeld wordt, zodat hij de hulp krijgt die hij nodig heeft en er in de toekomst ook nooit meer zoiets gebeurt.
De rechtbank zal daarom de pij-maatregel opleggen.
Een pij-maatregel wordt altijd opgelegd voor een periode van drie jaar (twee jaar in een inrichting en een jaar met voorwaarden).
De verdachte wordt veroordeeld voor een feit dat het recht van zijn zusje in gevaar heeft gebracht om zelf te bepalen wat er met haar lichaam gebeurt. In zo’n geval kan de maatregel na twee jaar verlengd worden.
De maatregel kan na meerdere verlengingen in totaal maximaal zeven jaar duren (zes jaar en een jaar met voorwaarden).
De deskundigen hebben geadviseerd de behandeling te laten plaatsvinden in een instelling zoals de Catamaran in plaats van een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). Daarom adviseert de rechtbank de plaatsingscoördinator de maatregel ten uitvoer te leggen in de Catamaran te Eindhoven of in een andere inrichting die aansluit bij de persoonlijkheid van de verdachte en dus niet in een gewone jeugdgevangenis.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de verdachte ook nog een jeugddetentie op te leggen. Om te bepalen of dat een gepaste straf is, kijkt de rechtbank naar alles wat er over de verdachte is gezegd en geschreven en vooral naar de vaststelling dat het feit de verdachte niet helemaal kan worden toegerekend. Daarom zal de rechtbank geen jeugddetentie opleggen.