Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[verzoeker], te [plaats], verzoeker
De loco-burgemeester van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die tegen een besluit van de loco-burgemeester van Den Haag in beroep ging. Het primaire besluit, genomen op 16 augustus 2018, hield in dat verzoeker zijn woning voor de duur van drie maanden moest sluiten vanwege de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren en hij geen alternatieve woonruimte had.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om een woning te sluiten indien er een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in dit geval niet onterecht had gehandeld, aangezien er voldoende bewijs was dat er een handelshoeveelheid cocaïne in de woning was aangetroffen. Verzoeker had niet aangetoond dat de drugs voor eigen gebruik waren en de voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was in het belang van de openbare orde en de volksgezondheid.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en stelde vast dat verzoeker zich bij de CCP voor opvang kon melden indien hij geen onderdak kon vinden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.