Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/818384-17
Datum uitspraak: 13 september 2018
(Verkort vonnis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te: [adres 1] .
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 30 augustus 2018.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam,
is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. N. Achahbar heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) zijn geadviseerd en daarnaast tot een werkstraf van80 uren en de leerstraf Tools 4 U van 20 uren.
De tenlastelegging.
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich op 13 juli 2017 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1), aan medeplegen van poging tot zware mishandeling, subsidiair medeplegen van mishandeling (feit 2) en aan diefstal in vereniging van een pinpas, subsidiair heling van deze pinpas (feit 3), dit alles gericht tegen Ivandro Lopes Pereira.
De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en maakt daarvan deel uit.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Nadere overwegingen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 dat er onvoldoende wettig bewijs uit het dossier naar voren komt om tot een bewezenverklaring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving te kunnen komen.
[aangever] heeft verklaard dat hij door een aantal jongens de kelderbox, behorend bij de woning aan de [adres 2] , is ingeduwd en daar is vastgehouden en door meerdere jongens is mishandeld. Zijn verklaring wordt echter op het punt van de dwang en de vrijheidsberoving onvoldoende door andere bewijsmiddelen ondersteund. De verklaringen van de verdachten en getuigen die door de politie zijn gehoord, zijn, kennelijk uit angst voor represailles, weinig specifiek ten aanzien van handelingen en personen en verschillen dusdanig van elkaar en van de aangifte, dat het niet duidelijk wordt of [aangever] vrijwillig in de kelderbox terecht is gekomen, terwijl ook niet duidelijk wordt welke personen daar in geval van dwang bij betrokken waren. Evenmin is voldoende duidelijk geworden of hij de kelderbox kon verlaten. Bovendien waren er drie vrienden van [aangever] aanwezig, van wie alleen [betrokkene] is gehoord. Daarbij komt dat er, naar het oordeel van de rechtbank, ook onvoldoende bewijs is voor alle omstandigheden uit de aangifte die de mishandeling in de kelderbox extra beklemmend zouden hebben gemaakt, zoals het gebruik van een vuurwapen, het slaan met een ijzeren stang en het zich moeten uitkleden.
De rechtbank sluit zich ten aanzien van feit 2 primair aan bij het standpunt van de officier van justitie en de raadsman, die terzake heeft betoogd dat niet duidelijk is geworden hoe hard aangever is getrapt en geslagen terwijl er ook geen medische informatie voorhanden is op grond waarvan kan worden vastgesteld dat er bij aangever sprake zou zijn van zwaar lichamelijk letsel. Aldus dient vrijspraak van de poging tot zware mishandeling te volgen.
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat de verdachte de pinpas van aangever heeft
weggenomen, zoals onder 3 primair is ten laste gelegd, nu aangever heeft verklaard niet te hebben gemerkt dat de pinpas is weggenomen, maar dat hij de pinpas op enig moment wel in handen van de [medeverdachte 1] heeft gezien. Gelet hierop kan uit het enkele feit dat de pinpas van aangever de volgende dag bij de verdachte is aangetroffen, niet worden opgemaakt dat het de verdachte is geweest die de pinpas heeft weggenomen, noch dat er tussen hem en [medeverdachte 1] sprake was van bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot diefstal van de pinpas. De rechtbank zal de verdachte daarom ook van dit feit vrijspreken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, zoals omschreven in bijlage II.
Nadere bewijsoverwegingen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 subsidiair dat de verdachte heeft verklaard dat hij aangever samen met [medeverdachte 2] heeft mishandeld door aangever met een vuist in zijn buik te slaan, nadat [medeverdachte 2] hem onderuit had getrapt.
Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij niet in de kelderbox is geweest en dat de mishandeling op straat is gebeurd nadat aangever, naar hij vermoedde, door meerdere mensen was mishandeld, volgt niet alleen uit de aangifte, maar ook uit de verklaringen van [betrokkene] en [medeverdachte 1] dat de verdachte wel degelijk betrokken is geweest bij de mishandeling van [aangever] in de kelderbox.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever tezamen en in vereniging met anderen heeft mishandeld, zoals onder feit 2 subsidiair is ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 3 subsidiair het volgende.
Aangever heeft verklaard dat zijn pinpas, toen hij op 13 juli 2017 in de kelderbox werd mishandeld, is weggenomen en dat hij heeft gezien dat [medeverdachte 1] zijn pinpas in zijn handen heeft gehad. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, volgt uit meerdere bewijsmiddelen dat ook de verdachte bij de mishandeling van aangever in de kelderbox aanwezig en betrokken is geweest. Vervolgens is deze pinpas de volgende dag bij de insluitingsfouillering van de verdachte aangetroffen. Gelet op zijn betrokkenheid bij de mishandeling van aangever en zijn aanwezigheid in de kelderbox, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de pinpas op straat heeft gevonden en dat hij niet wist dat deze van de aangever was of van een misdrijf afkomstig was ongeloofwaardig.
Hoewel verdachtes betrokkenheid bij diefstal niet kan worden vastgesteld, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist dat het om een gestolen pinpas ging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mishandeling van een leeftijdgenoot. Een medeverdachte heeft deze mishandeling gefilmd. Op de beelden is te zien hoe heftig het eraan toe is gegaan. Het slachtoffer zat weerloos op een stoel, terwijl hij werd geslagen. Slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict kunnen nog gedurende langere tijd psychische en/of lichamelijke gevolgen van het gebeurde ondervinden. Aangever is door de politie verward en duizelig op straat aangetroffen en met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Dat de verdachte ook de pinpas van aangever voorhanden heeft gehad die tijdens de mishandeling van aangever was afgenomen acht de rechtbank verwerpelijk.
De persoon van de verdachte
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, maar is op
7 november 2016 wegens schoolverzuim wel door de kantonrechter veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf. De verdachte liep ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten nog in de proeftijd van deze veroordeling.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 30 september 2017 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door
drs. [naam 1] , GZ- en Kinder en Jeugdpsycholoog, met assistentie van drs. [naam 2] , orthopedagoog. Blijkens dit rapport is er bij de verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Ook ten tijde van het ten laste gelegde was dit niet zo. Er is derhalve, aldus rapporteur, geen reden om betrokkene de ten laste gelegde feiten verminderd toe rekenen, indien bewezen.
Over de kans op recidive kan, gezien de ontkenning, geen uitspraak worden gedaan.
Er zijn geen argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of de ontwikkeling van onderzochte die aanleiding geven het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
De persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte vertoont nog weinig volwassenheid.
Gezien de ontkenning van de verdachte onthoudt rapporteur zich van een strafrechtelijk interventieadvies. Daarnaast is er geen sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling en is er vanuit de verdachte geen hulpvraag.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de Raad en de jeugdreclassering betreffende de persoon van de verdachte.
De Raad heeft laatstelijk op 27 augustus 2018 rapport en advies uitgebracht. Daaruit blijkt dat de Raad veel zorgen heeft over het gedrag van de verdachte, daar hij hoog scoort op risicofactoren op vrijwel elk domein. De domeinen attitude, agressie en vaardigheden zijn het belangrijkst, omdat het delict waar de verdachte van wordt verdacht met deze domeinen samenhangt en de verdachte zich volgens de jeugdreclasseerder de afgelopen tijd heel anders voordoet dan tot half juli 2018 zichtbaar was. Zo noemt de jeugdreclasseerder het zorgelijk dat hij agressief gedrag vertoont, frustratieproblemen ervaart, geen inzicht in zijn blowgedrag geeft, er geen inzicht in zijn sociaal netwerk is en hij weinig zelfstandig is.
De Raad en de jeugdreclasseerder zijn van mening dat de verdachte hulp nodig heeft om zijn zaken op orde te krijgen en dingen te regelen. Daarnaast heeft hij ook hulp nodig bij
het reguleren van zijn emoties.
Geadviseerd wordt aan de verdachte de leerstraf Tools4U op te leggen, zodat de verdachte zich weerbaarder maakt en leert te voorkomen in de problemen te raken of weer met de politie in aanraking te komen.
Ook wordt geadviseerd de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een intensieve vorm van jeugdreclassering, namelijk ITB Criem. In deze begeleiding dient het middelengebruik mee te worden genomen, aangezien er op dit moment geen enkel zicht is of blowen het gedrag van de verdachte op een negatieve manier beïnvloedt. Een contactverbod met de medeverdachten alsook het volgen van onderwijs of het hebben van een andere zinvolle dagbesteding worden ook als bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Tijdens de zitting is van de zijde van de jeugdreclassering meegedeeld dat de situatie is veranderd in die zin dat de verdachte nu met zijn vriendin samenwoont. Hij maakt zich los van zijn ouders, maar is de laatste tijd ook snel boos en gefrustreerd. Daar maakt de jeugdreclasseerder zich zorgen over en zij wil de verdachte dan ook aanmelden bij De Waag teneinde hem te laten behandelen voor zijn boosheid en frustratie. Ook bij praktische zaken heeft de verdachte nog intensieve begeleiding nodig en daarvoor zal een coach worden gezocht die hem daarbij kan ondersteunen. Nu het gezin al eerder begeleiding van ITB Criem heeft gehad, is dat niet meer aan de orde en kan met reguliere begeleiding door de jeugdreclassering worden volstaan.
Van de zijde van Raad voor de Kinderbescherming is ter zitting meegedeeld dat het advies in die zin wordt gewijzigd dat de begeleiding door ITB Criem komt te vervallen als bijzondere voorwaarde en dat het volgen van een behandeling bij De Waag als bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd. Bij deze behandeling zal het middelengebruik een onderdeel zijn. Een contactverbod met het slachtoffer is niet overwogen.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van het feit en de LOVS-oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen en met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en zijn begeleiding te waarborgen, ziet de rechtbank reden een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de (jeugd)reclassering in het kader van de meldplicht en het volgen van een behandeling
bij De Waag of een soortgelijke instelling.
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte aan zijn toekomst zal werken en een opleiding zal volgen of een andere zinvolle dagbesteding zal hebben. De rechtbank zal dit niet als extra bijzondere voorwaarde opleggen. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich aan het contactverbod met de medeverdachten gehouden.
De rechtbank ziet thans geen aanleiding meer dit voort te zetten.
Nu de verdachte inmiddels de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt acht de rechtbank het opleggen van de leerstraf Tool4U niet aangewezen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder
1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder
2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
2 subsidiair
MEDEPLEGEN VAN MISHANDELING;
3 subsidiair
OPZETHELING;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 50 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie,
groot 11 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder
de algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in
artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de (jeugd)reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal
het einde van de proeftijd) en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de (jeugd)reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk
acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke
instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, zolang
dit noodzakelijk wordt geacht;
geeft opdracht aan
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;