ECLI:NL:RBDHA:2018:11419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
24 september 2018
Zaaknummer
09/818383-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewijsoverweging in jeugdstrafzaak betreffende mishandeling en bedreiging

Op 13 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling, en bedreiging. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 30 augustus 2018. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Nederpel, terwijl de officier van justitie, mr. N. Achahbar, vorderde tot vrijspraak voor enkele tenlastegelegde feiten en een jeugddetentie van 100 dagen voor andere feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling. De verklaringen van de aangever en getuigen waren inconsistent en niet voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deze feiten. Wel heeft de rechtbank bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de aangever, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en depressieve klachten.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten tot een jeugddetentie van 39 dagen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook geadviseerd om de verdachte hulp te bieden bij zijn psychische problemen en rouwverwerking, en heeft de mogelijkheid van een gesprek tussen de verdachte en het slachtoffer in overweging genomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 47, 77a, 77g, 77i en 300 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de toepasselijke voorschriften heeft gehanteerd zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/818383-17
Datum uitspraak: 13 september 2018

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
BRP-adres: [adres 1] ,
verblijvende te: [adres 1] .

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 30 augustus 2018.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Nederpel, advocaat te Den Haag, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. N. Achahbar heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) zijn geadviseerd en daarnaast tot een werkstraf van 100 uren.

De tenlastelegging.

De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich op 13 juli 2017 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1), aan medeplegen van poging tot zware mishandeling, subsidiair medeplegen van mishandeling (feit 2) en aan bedreiging (feit 3), dit alles gericht tegen [aangever]
De verdachte wordt tevens verweten dat hij op 14 juli 2017 te Den Haag een balletjespistool voorhanden heeft gehad (feit 4).
De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

Vrijspraak.

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 2 primair, 3 en 4
is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

Nadere overwegingen.

De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 dat er onvoldoende wettig bewijs uit het dossier naar voren komt om tot een bewezenverklaring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving te kunnen komen.
[aangever] heeft verklaard dat hij door een aantal jongens de kelderbox, behorend bij de woning aan de [adres 1] , is ingeduwd en daar is vastgehouden en door meerdere jongens is mishandeld. Zijn verklaring wordt echter op het punt van de dwang en de vrijheidsberoving onvoldoende door andere bewijsmiddelen ondersteund. De verklaringen van de verdachten en getuigen die door de politie zijn gehoord, zijn, kennelijk uit angst voor represailles, weinig specifiek ten aanzien van handelingen en personen en verschillen dusdanig van elkaar en van de aangifte, dat het niet duidelijk wordt of [aangever] vrijwillig in de kelderbox terecht is gekomen, terwijl ook niet duidelijk wordt welke personen daar in geval van dwang bij betrokken waren. Evenmin is voldoende duidelijk geworden of hij de kelderbox kon verlaten. Bovendien waren er drie vrienden van [aangever] aanwezig, van wie alleen [betrokkene] is gehoord. Daarbij komt dat er, naar het oordeel van de rechtbank, ook onvoldoende bewijs is voor alle omstandigheden uit de aangifte die de mishandeling in de kelderbox extra beklemmend zouden hebben gemaakt, zoals het gebruik van een vuurwapen, het slaan met een ijzeren stang en het zich moeten uitkleden.
De rechtbank sluit zich ten aanzien van feit 2 primair aan bij het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, die terzake hebben betoogd dat niet duidelijk is geworden hoe hard aangever is getrapt en geslagen terwijl er ook geen medische informatie voorhanden is op grond waarvan kan worden vastgesteld dat er bij aangever sprake zou zijn van zwaar lichamelijk letsel. Aldus dient vrijspraak van de poging tot zware mishandeling te volgen.
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat de verdachte aangever heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht danwel met zware mishandeling door een vuurwapen op aangever te richten, zoals onder 3 is ten laste gelegd, nu de aangifte op dit punt door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund en aangever bovendien een ander vuurwapen heeft beschreven dan het wapen dat in het huis van de zus van de verdachte is aangetroffen.
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat de verdachte op 14 juli 2017 een balletjespistool voorhanden heeft gehad, zoals onder 4 is ten laste gelegd. Het balletjespistool is gevonden in een slaapkamer in de woning van zijn zus aan de [adres 2] . De verdachte verbleef echter al 9 maanden niet meer (structureel) op dit adres, maar woonde bij zijn nicht aan de [adres 1] in Den Haag. Toen hij nog wel in de woning van zijn zus woonde, deelde hij de slaapkamer waar het pistool is gevonden bovendien met zijn broertjes. Daarbij komt ook nog dat aangever eerder heeft verklaard een van de broers van de verdachte met een wapen te hebben gezien. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank de verdachte ook van dit feit vrijspreken.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de verdachte het feit heeft gepleegd, zoals omschreven in bijlage II.

Nadere bewijsoverweging.

De rechtbank overweegt dat de verdachte heeft verklaard dat hij aangever een paar keer met zijn vuisten in het gezicht heeft geslagen in de kelderbox en dat dit ook te zien is op het filmpje dat hij heeft gemaakt. Over de rol van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wil de verdachte niets verklaren. Gelet op de aangifte en de overige in het dossier voorhanden zijnde verklaringen betreffende de mishandeling van aangever acht de rechtbank bewezen dat er sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever tezamen en in vereniging met anderen heeft mishandeld, zoals onder feit 2 subsidiair is ten laste gelegd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mishandeling van een leeftijdgenoot. De verdachte heeft deze mishandeling gefilmd. Op de beelden is te zien hoe heftig het eraan toe is gegaan. Het slachtoffer zat weerloos op een stoel, terwijl hij werd geslagen. Slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict kunnen nog gedurende langere tijd psychische en/of lichamelijke gevolgen van het gebeurde ondervinden. Aangever is door de politie verward en duizelig op straat aangetroffen en met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
De persoon van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 24 oktober 2017 betreffende het psychologisch-pedagogisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door
door drs. [naam 1] , GZ- en Kinder en Jeugdpsycholoog met assistentie van [naam 2] , forensisch orthopedagoog.
Blijkens dit rapport is er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een depressieve stoornis en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een verstandelijke beperking. Deze problematiek was ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen, aanwezig. Zowel de ziekelijke stoornis als de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van betrokkene zijn van invloed geweest op het ten laste gelegde.
De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer heeft mishandeld nadat deze zijn moeder had uitgescholden. Hij zou het slachtoffer uit boosheid hebben geslagen omdat hij het uitschelden van zijn moeder niet over zijn kant kon laten gaan. Daarbij werd hij aangespoord door andere jongens. Indien het door betrokkene genoemde scenario klopt, is het waarschijnlijk dat de problematiek van betrokkene van invloed is geweest op het ten laste gelegde. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat. Er zijn geen redenen aanwezig om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Betrokkene functioneert als een minderjarige gelet op zijn verstandelijke beperking en achterlopende ego-ontwikkeling. Een pedagogische aanpak zou passend zijn geweest, alleen zijn de mogelijkheden hiervoor door het overlijden van zijn moeder en opvoeder beperkt.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het meewerken aan behandeling bij een Forensische Polikliniek, alwaar kan worden gewerkt aan rouwverwerking, zijn depressieve klachten en aan versterking van zijn eigen identiteit.
De rechtbank onderschrijft de conclusies ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive en maakt deze tot de hare.
De Raad heeft laatstelijk op 16 augustus 2018 rapport en advies uitgebracht. Daaruit blijkt
dat de verdachte naar school gaat en zich richt op zijn carrière in de muziek. De verdachte
houdt van het maken van muziek en hoopt hiermee zijn emoties te verwerken. Op de diverse domeinen komen geen/nauwelijks zorgen naar voren behalve op het domein attitude en vaardigheden. De Raad heeft zorgen over de weerbaarheid van de verdachte en het feit dat hij consequenties van zijn handelen niet goed kan overzien vanwege zijn verstandelijke beperking. De verdachte dient hulp te krijgen bij zijn depressieve klachten maar ook om het verlies van zijn moeder te verwerken. De Raad is van mening dat de verdachte baat heeft bij een behandeling bij een instelling die gespecialiseerd is in rouwverwerking, zoals het Palmhuis/de Waag. Tevens vindt de Raad het van belang dat de verdachte opnieuw aangemeld wordt bij Perspectief Herstelbemiddeling. Een gesprek tussen [verdachte] en het slachtoffer zou voor beiden helpend kunnen zijn in de verwerking van het (ernstige) incident.
De Raad adviseert aan de verdachte een (deels)voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het naar school blijven gaan, het volgen van een behandeling bij het Palmhuis/De Waag of een andere instelling en het meewerken aan een delictanalyse.
Blijkens de informatie van de jeugdreclassering d.d. 28 augustus 2018, die per mail is ontvangen en door de officier van justitie ter zitting is voorgehouden, heeft verdere begeleiding door de jeugdreclassering geen meerwaarde. Aangegeven is dat de verdachte een stabiel en groot netwerk om zich heen heeft en veel zelf regelt.
Van de zijde van de Raad voor de Kinderbescherming is ter zitting meegedeeld dat de geestelijke gezondheid van de verdachte, bestaande uit depressieve klachten en problemen met rouwverwerking, alsook bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte wel aandachtspunten zijn waarvoor verdere begeleiding en hulpverlening nodig zou zijn.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van het feit en de LOVS-oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen alsook met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Hoewel zowel de Raad als de zus van de verdachte hebben gepleit voor passende hulpverlening met name ook voor de depressieve klachten van de verdachte, ziet de rechtbank gelet op de bewezenverklaring en de lage kans op recidive, thans geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank gaat ervan uit dat met een verwijzing van de huisarts nogmaals zal worden geprobeerd de juiste hulpverlening (therapie) voor de verdachte in gang te zetten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De artikelen:
47, 77a, 77g, 77i en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder
1, 2 primair en 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder
2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:

MEDEPLEGEN VAN MISHANDELING;

verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

jeugddetentie voor de duur van 39 DAGEN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit vonnis is gewezen door
mr. C.F. Mewe, kinderrechter, voorzitter,
mr. D.G.J. Dop, kinderrechter,
en mr. J.J. Peters, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2018.
Bijlagen:
I) de tenlastelegging
II) de bewezenverklaring

Bijlage I. De tenlastelegging

Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is - na wijziging van de tenlastelegging -
tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk I. Lopes Pereira wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [aangever] een kelder(box) in te duwen/trappen en/of
- een vuurwapen (althans een op een vuurwapen gericht voorwerp) op hem te richten en/of
- met een/meerdere perso(o)n(en) dreigend bij die [aangever] te blijven staan
(terwijl hij op een stoel moet zitten) en/of
- met een/meerdere perso(o)n(en) geweld uit te oefenen op die [aangever] ;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- [aangever] meermalen met de vuist op/tegen het lichaam en/of het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- [aangever] meermalen tegen het lichaam en/of het het hoofd heeft/hebben getrapt en/of
- [aangever] met een ijzeren staaf, althans een voorwerp, tegen het lichaam heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [aangever] )
- meermalen met de vuist op/tegen het lichaam en/of het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- meermalen tegen het lichaam en/of het het hoofd heeft hebben getrapt en/of
- met een ijzeren staaf, althans een voorwerp, tegen het lichaam heeft/hebben geslagen,
waardoor voornoemde [aangever] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te ’s-Gravenhage [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem te richten;
4.
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te 's-Gravenhage (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Bijlage II. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
2. Subsidiair
hij op 13 juli 2017 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon (te weten [aangever] ) meermalen met de vuist op/tegen het lichaam en het hoofd heeft geslagen
waardoor voornoemde [aangever] pijn heeft ondervonden.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet benadeeld.