ECLI:NL:RBDHA:2018:11203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
NL17.15195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse transseksueel op grond van onvoldoende zwaarwegend asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Cubaanse transseksueel die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het asielrelaas van eiseres als geloofwaardig maar niet zwaarwegend genoeg beoordeelde. Eiseres, geboren in 1992, heeft in haar land van herkomst te maken gehad met discriminatie en geweld vanwege haar transseksualiteit. Ze heeft op 15 november 2017 haar asielaanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de door haar ondervonden problemen niet voldoende ernstig waren om als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag te worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie voor LHBT-ers in Cuba de laatste jaren is verbeterd en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Cuba een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij vanwege haar geaardheid in haar bestaansmogelijkheden ernstig is beperkt. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om substantiële en relevante bewijsstukken te overleggen die hun vrees voor vervolging onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.15195

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gerritsen).

ProcesverloopBij besluit van 18 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Cubaanse nationaliteit. Eiseres gaat door het leven als een vrouw onder de roepnaam [roepnaam]. Zij heeft op 15 november 2017 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft – samengevat weergegeven – aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij transseksueel is en als gevolg hiervan in haar land van herkomst sinds haar pubertijd problemen heeft ondervonden. Zo is eiseres door medeburgers vaak uitgescholden en gediscrimineerd. Eiseres heeft van de politie meerdere waarschuwingsbrieven gekregen en is vaak door de politie mishandeld. Toen zij 17 jaar was, heeft zij vanwege een duw tegen een auto een wond opgelopen. Eiseres is veelvuldig door de politie één of twee dagen vastgehouden op het politiebureau. Op 1 oktober 2017 is eiseres door een agent seksueel misbruikt. Vanwege de homofobie en de ondervonden discriminatie heeft eiseres besloten om haar land van herkomst te verlaten.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiseres als relevant gekwalificeerd:
1) de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
2) de transseksualiteit van eiseres;
3) problemen met de maatschappij;
4) problemen met de politie.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst alsmede over haar transseksualiteit en de problemen met de maatschappij en de politie geloofwaardig geacht.
De door eiseres ondervonden problemen worden echter onvoldoende zwaarwegend geacht. Eiseres kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) (het Vluchtelingenverdrag) en heeft ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de veelheid van incidenten die zij in het land van herkomst heeft meegemaakt wel degelijk een patroon van discriminatie laat zien, zodat zij als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag dient te worden aangemerkt dan wel dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Voorts dient zij zich in Cuba terughoudend op te stellen. In dit verband verwijst eiseres naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 11 december 2017, met zaaknummer NL17.12672, en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 maart 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:3234). Eiseres overlegt bovendien twee brieven van VluchtelingenWerk van 4 december 2017 over de positie van LHBT-ers en transgenders in Cuba met bijbehorende bijlagen en een kopie van een bewijs tot invrijheidstelling vanwege de betaling van borg met bijbehorende vertaling. Tot slot doet eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft de afwijzende beschikking van een van de Cubanen met een soortgelijk asielrelaas met wie eiseres naar Nederland is gereisd, namelijk die van [persoon X], ingetrokken.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is; of
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:
1°. doodstraf of executie;
2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank stelt voorop dat het asielrelaas van eiseres geloofwaardig is geacht. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het asielrelaas voldoende zwaarwegend is voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
7.1.
De rechtbank overweegt dat transseksualiteit in Cuba niet bij wet strafbaar is gesteld. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar algemene landeninformatie waaruit blijkt dat de situatie betreffende LHBT-ers in Cuba de laatste jaren aanzienlijk is verbeterd. Onder leiding van de dochter van de huidige president, Mariela Castro, vindt een langzame seksuele revolutie plaats. In Havana heeft een conferentie plaatsgevonden met betrekking tot LHBT-ers waaraan verscheidene Latijns-Amerikaanse landen hebben deelgenomen. Bovendien verbiedt de wet discriminatie op grond van seksuele oriëntatie bij werk, huisvesting, staatloosheid en toegang tot onderwijs en gezondheidszorg. De overheid financiert geslachtsveranderingen en pride-marches. Eiseres voert aan dat zij in de praktijk van enige significante vooruitgang niets heeft ervaren en verwijst hiervoor naar de brieven van VluchtelingenWerk met bijbehorende bijlagen van 4 december 2017. Hoewel uit deze algemene bronnen blijkt dat de situatie voor LHBT-ers in de praktijk verbetering behoeft en dat discriminatie ook door de autoriteiten nog steeds voorkomt, zijn de ontwikkelingen in Cuba voor de LHBT-gemeenschap positief en heeft eiseres tegenwoordig een wettelijke basis om bescherming te vragen tegen eventuele discriminatie op basis van haar geaardheid. LHBT-ers uit Cuba zijn derhalve niet op basis van hun geaardheid als zodanig aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of lopen bij terugkeer om die reden een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Dat eiseres bij terugkeer genoodzaakt zou zijn om zich vanwege haar transseksuele geaardheid terughoudend op te stellen, is de rechtbank niet gebleken.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor haar persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die haar vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen. Discriminatie door de autoriteiten en/of medeburgers kan leiden tot gegronde vrees voor vervolging indien sprake is van substantiële discriminatie waardoor het leven onhoudbaar is geworden. Volgens het beleid neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), merkt verweerder discriminatie van de vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers aan als een daad van vervolging, indien de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Niet is gebleken dat hier in het geval van eiseres sprake van is. Evenwel wordt erkend dat eiseres jarenlang negatief is bejegend door de maatschappij, maar hiermee is niet aannemelijk gemaakt dat de situatie onhoudbaar is geworden. Hierbij heeft verweerder terecht van belang geacht dat niet is gebleken dat eiseres vanwege haar geaardheid scholing, huisvesting, juridische bijstand, rechtsgang en medische zorg is ontzegd dan wel van de eerste levensbehoeften uitgesloten is geweest. Eiseres heeft een opleiding tot visagist kunnen volgen en is in staat geweest in haar levensonderhoud te voorzien. Eiseres heeft zonder problemen een werkvergunning gekregen om als visagist te werken en heeft als visagist vanuit huis gewerkt. Bovendien heeft eiseres haar transseksualiteit kunnen uiten in die zin dat zij vanaf haar 15e dan wel 16e levensjaar als vrouw gekleed gaat en haar leven leidt. Hoewel eiseres enige weerstand van de autoriteiten heeft ondervonden, werd haar toegestaan om als vrouw op de foto te gaan voor haar paspoort en is deze foto ook op het paspoort geplaatst. Eiseres heeft contact gehad met andere LHBT-ers en heeft relaties kunnen aangaan.
7.3.
De rechtbank overweegt dat eiseres vermoedt dat zij door de politie is gearresteerd vanwege haar geaardheid. Nu dit vermoeden niet nader is onderbouwd, staat niet vast dat dit inderdaad de reden is geweest waarom zij is opgepakt. Aan eiseres is meegedeeld dat zij zich bevond in een prostitutiegebied en dat zij zich hier niet mocht begeven en uit de overgelegde kopie van het bewijs tot invrijheidstelling blijkt dat eiseres gevangen heeft gezeten vanwege diefstal. Met de overgelegde brieven van het Landelijk Bureau van VluchtelingenWerk met bijlagen van 4 december 2017 heeft eiseres dit ook niet aannemelijk gemaakt. Dat uit openbare bronnen zou blijken dat de Cubaanse politie plekken aanpakt die bekend staan als homo-ontmoetingsplaatsen, wat hier verder ook van zij, maakt nog niet dat eiseres juist vanwege haar geaardheid door de politie is opgepakt. Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres niets ten laste is gelegd, dat zij niet langer dan 72 uur gedetineerd is geweest en zonder officiële voorwaarden is vrijgelaten. Dat de autoriteiten een dossier aan het opbouwen zijn om haar te kunnen vervolgen, is derhalve niet aannemelijk gemaakt. Eiseres is eenmaal gewond geraakt bij een arrestatie, maar niet is gebleken dat eiseres vaker verwondingen heeft opgelopen. Wat betreft het seksueel misbruik door een agent overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat dit meer is geweest dan een willekeurige actie van een enkele agent en dat dit incident maatgevend zou zijn voor het gehele politieapparaat. Van stelselmatige vervolging door de autoriteiten is dan ook niet gebleken. Van eiseres mag verwacht worden dat zij hiertegen de bescherming van de (hogere) autoriteiten inroept. Eiseres heeft verklaard dat zij geen aangifte van het misbruik heeft gedaan. Nu eiseres niet heeft aangetoond dat het doen van aangifte bij voorbaat kansloos is en dat de autoriteiten haar niet kunnen of willen beschermen, had van eiseres wel verwacht mogen worden verwacht dat zij de bescherming van deze autoriteiten had ingeroepen.
7.4.
Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat sprake is van gelijke gevallen. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat in het specifieke asielrelaas van [persoon X] aanleiding is gezien om het besluit tot afwijzing van die aanvraag in te trekken, echter het asielrelaas van [persoon X] is niet gelijk aan het asielrelaas van eiseres. Zo is deze vreemdeling meer dan zeventig keer opgepakt, is hij mishandeld door de politie en door medegevangenen, heeft hij onterecht boetes opgelegd gekregen en is hij door burgers uitgescholden en geslagen. Voorts heeft de vreemdeling zich op enig moment beklaagd bij het hoofd van het politiebureau, maar is hij door hem teruggestuurd naar zijn medegedetineerden. Tevens heeft deze vreemdeling zich beklaagd bij CENESEX en heeft een advocaat toegewezen gekregen. Deze advocaat heeft echter niets voor hem gedaan. Ook de zaken die voorlagen in de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 11 december 2017, met zaaknummer NL17.12672, en in de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 maart 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:3234) verschillen duidelijk met de zaak van eiseres. In de eerstgenoemde zaak is de vreemdeling een transgender, die door medeburgers is uitgescholden en met stenen is bekogeld, door de autoriteiten is beboet vanwege het dragen van vrouwenkleren, door de politie is geslagen, door medegedetineerden tijdens detentie is verkracht en door bewaarders is mishandeld en sinds haar vrijlating herhaaldelijk is lastiggevallen en bedreigd door de wijkopzichter. De laatstgenoemde uitspraak betreft een politiek activist uit Cuba en is reeds om die reden niet gelijk aan de zaak van eiseres.
7.5.
Gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.
8. Eiseres komt dan ook niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 januari 2018.
griffier
Rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel