ECLI:NL:RBDHA:2018:11048
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen faillissement en beoordeling van betalingsonmacht
Op 13 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een faillissementsverklaring. De opposante, geboren in 1967 en handelend onder de naam [X], was op 21 augustus 2018 in staat van faillissement verklaard op verzoek van een derde, [verzoekster]. De opposante heeft op 3 september 2018 een verzetschrift ingediend, waarin zij stelde dat zij aan haar betalingsverplichtingen had voldaan en dat verzoekster geen redelijk belang had bij de faillissementsaanvraag. Tijdens de behandeling van het verzet op 11 september 2018 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, mr. F.A.J.H. de Lugt en mr. C. van Aken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen opposante en verzoekster, die pas op 29 augustus 2018 door de curator was opgezegd. De rechtbank oordeelde dat opposante loon verschuldigd was aan verzoekster over de maanden juni, juli en een deel van augustus 2018, en dat deze betalingen niet waren verricht. De rechtbank concludeerde dat opposante in de toestand verkeerde van hebben opgehouden te betalen, en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank wees ook het verzoek van opposante om verzoekster in de kosten van het geding te veroordelen af.
De beslissing van de rechtbank was als volgt: het verzet werd ongegrond verklaard en het verzoek om kostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. W.J. Don en uitgesproken ter openbare terechtzitting, met griffier C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.