ECLI:NL:RBDHA:2018:10863
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel voor Eritrese nationaliteiten
In deze zaak hebben eiseressen, beiden van Eritrese afkomst, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiseressen hun identiteit en de familieband met de referent niet met officiële documenten konden onderbouwen. De rechtbank heeft op 6 september 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat de overgelegde onofficiële documenten niet voldoende waren om de identiteit van eiseressen vast te stellen. Eiseres 1, geboren op 1 juli 1995, en eiseres 2, geboren op 28 februari 2014, stelden dat zij geen toegang hadden tot officiële documenten en dat er sprake was van bewijsnood. De rechtbank oordeelde echter dat eiseressen niet aannemelijk hadden gemaakt dat het voor hen onmogelijk was om over identiteitsdocumenten te beschikken. De rechtbank volgde de nieuwe gedragslijn van verweerder, die vereist dat een vreemdeling zowel de gestelde familierelatie als zijn identiteit moet aantonen met officiële documenten. De rechtbank concludeerde dat de indicatieve bewijsstukken die eiseressen hadden overgelegd niet voldoende overtuigend waren en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank wees erop dat verweerder in redelijkheid kon concluderen dat eiseressen hun identiteit onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt, en dat de beroepsgrond over het niet horen van eiseressen in bezwaar faalde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 september 2018.