ECLI:NL:RBDHA:2018:10862
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese eiseressen op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseressen, afkomstig uit Eritrea, hebben hun aanvragen ingediend in het kader van nareis asiel, waarbij eiseres 1 zich als moeder van de referent heeft gepresenteerd en de andere eiseressen als zussen. De aanvragen zijn afgewezen omdat eiseres 1 niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk de moeder van de referent is, ondanks het overleggen van een kopie van een identiteitskaart. De rechtbank oordeelt dat de tegenstrijdige verklaringen over geboortedatum en naam van eiseres 1, alsook het ontbreken van andere ondersteunende documenten, de afwijzing rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiseressen niet in bewijsnood verkeren, aangezien zij niet hebben aangetoond dat het voor hen onmogelijk is om identiteitsdocumenten te verkrijgen. De rechtbank concludeert dat de door eiseressen overgelegde onofficiële documenten niet voldoende zijn om hun identiteit vast te stellen. De beroepen van de eiseressen worden ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.