ECLI:NL:RBDHA:2018:10701

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
NL17.14530
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en de tijdigheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Eiser, een Turkse nationaliteit, had op 21 december 2003 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verkregen. Op 18 februari 2016 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen tot intrekking van deze verblijfsvergunning, omdat eiser volgens de staatssecretaris zijn hoofdverblijf buiten Nederland had. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de staatssecretaris stelde dat het beroep te laat was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 18 februari 2016 naar het laatst bekende adres van eiser is verzonden, maar retour is gekomen met de melding 'geadresseerde onbekend'. Eiser had zich per 1 december 2015 ingeschreven op een ander adres, maar had de staatssecretaris niet op de hoogte gesteld van deze wijziging. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om rekening te houden met een eerdere melding van eiser over een postadres, aangezien er een recente inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) was. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.14530

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 februari 2016 (bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Van eiser is een brief van 14 februari 2018 ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2018. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Het onderzoek ter zitting is geschorst in afwachting van een nadere reactie van verweerder, die is ontvangen op 14 maart 2018. Vervolgens is het onderzoek met toestemming van partijen zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Turkse nationaliteit. Op 21 december 2003 is hij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd (hierna: de verblijfsvergunning).
2. Op 3 februari 2015 heeft eiser een aanvraag voor vernieuwing van zijn V-document gedaan. Een door verweerder op 8 september 2015 verstuurde ontvangstbevestiging is retour gekomen. Op 16 oktober 2015 heeft eiser telefonisch gemeld de ontvangstbevestiging op een adres in [plaats 1] te willen ontvangen, wat vervolgens is gebeurd. Op 2 november 2015 is het voornemen tot intrekking van de verblijfsvergunning retour gekomen. Op 1 december 2015 is eiser in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven op het adres [adres] te [plaats 2] . Het voornemen tot intrekking is vervolgens op 5 januari 2016 naar dit adres verzonden en niet retour gekomen. Op 18 februari 2016 is het bestreden besluit, dat strekt tot intrekking van de verblijfsvergunning per 14 februari 2014 op grond van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (hoofdverblijf buiten Nederland), aangetekend verzonden naar voormeld adres te [plaats 2] . Dat besluit komt retour met de melding: geadresseerde onbekend. Per 29 november 2017 is eiser op een adres in [plaats 3] in de BRP ingeschreven. Op 5 december 2017 meldt eiser zich bij verweerder aan het loket in verband met een verzoek tot naturalisatie en heeft daar een kopie van het bestreden besluit meegekregen. Op 7 december 2017 heeft eiser beroep ingesteld.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep te laat is ingediend en daarom niet-ontvankelijk is. Het bestreden besluit is verzonden naar het laatst bekende BRP adres en is daar ook aangekomen (gelet op de vermelding ‘geadresseerde onbekend’). Verwezen wordt naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 maart 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1082).
4. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat het voornemen en bestreden besluit hem nooit hebben bereikt. Twee weken voor verzending van het voornemen heeft eiser aan verweerder laten weten wat zijn postadres was. De termijnoverschrijding is daarom verschoonbaar.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 4.37 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), voor zover thans van belang, is een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, verplicht om in geval van verandering van woon- of verblijfplaats hiervan de staatssecretaris in kennis te stellen, onder opgave van het nieuwe adres.
Ingevolge artikel 3.104, vierde lid, van het Vb maakt de staatssecretaris de beschikking, die niet of niet mede strekt tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 of 20 van de Vw, bekend door toezending naar het laatst bekende adres van de vreemdeling.
6. Niet in geschil is dat eiser per 1 december 2015 is ingeschreven in de BRP op het adres [adres] te [plaats 2] . Het naar dat adres verzonden voornemen van 5 januari 2016 is niet retour gekomen. De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien waarom verweerder waarde had moeten hechten aan de melding over een postadres van 16 oktober 2015, terwijl er een meer recente BRP inschrijving (namelijk van
1 december 2015) was. Verweerder heeft dan ook kunnen volstaan met het aangetekend verzenden van het bestreden besluit naar dat (laatst bekende) adres. Uit het feit dat het bestreden besluit retour is gezonden met de mededeling ‘geadresseerde onbekend’, blijkt dat het besluit ook daadwerkelijk op dit adres is aangekomen. Dat leidt tot de conclusie dat het beroep te laat is ingesteld en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.