Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Eiser, een Turkse nationaliteit, had op 21 december 2003 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verkregen. Op 18 februari 2016 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen tot intrekking van deze verblijfsvergunning, omdat eiser volgens de staatssecretaris zijn hoofdverblijf buiten Nederland had. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de staatssecretaris stelde dat het beroep te laat was ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 18 februari 2016 naar het laatst bekende adres van eiser is verzonden, maar retour is gekomen met de melding 'geadresseerde onbekend'. Eiser had zich per 1 december 2015 ingeschreven op een ander adres, maar had de staatssecretaris niet op de hoogte gesteld van deze wijziging. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om rekening te houden met een eerdere melding van eiser over een postadres, aangezien er een recente inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) was. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.