ECLI:NL:RBDHA:2018:10625
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vrouw op grond van ongeloofwaardige bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat haar bekering tot het christendom geloofwaardig was. De vrouw, geboren in 1972, had eerder een asielaanvraag ingediend die ook was afgewezen. In haar huidige aanvraag stelde zij dat zij zich na de dood van haar moeder in 2003 had bekeerd tot het christendom en problemen had ondervonden vanwege deze bekering. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de verklaringen van de vrouw over haar bekering en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig achtte. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet kon worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Iran een reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.