a
[eiser] , de vennootschap die aanvankelijk partij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster als rechtspersoon opgehouden te bestaan. [eiser] is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. [eiser] is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van [naam rechtsopvolgster] , alsmede van [naam rechtsopvolgster] B.V. (hierna: [naam rechtsopvolgster] of [naam rechtsopvolgster] ). Waar hierna sprake is van [eiser] worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
b
[gedaagde] heeft onder meer de navolgende aandelenleaseovereenkomsten met [eiser] gesloten (hierna: de leaseovereenkomsten of afzonderlijk: leaseovereenkomst I en leaseovereenkomst II):
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I
[contractnummer]
27-10-2000
Capital Effect Maandbetaling
240 mnd
€ 92.325,60
II
[contractnummer]
27-10-2000
Profit Effect Maandbetaling
120 mnd
€ 14.949,12
In de leaseovereenkomsten zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van [eiser] (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing verklaard.
c
Artikel 6 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“Indien (a) lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen of het nakomen van enige andere verplichting uit hoofde van de overeenkomst of enige andere soortgelijke lease-overeenkomst als de onderhavige overeenkomst, of (b) lessee surséance van betaling aanvraagt of failliet wordt verklaard, is de Bank gerechtigd de overeenkomst en alle andere soortgelijke lease-overeenkomsten terstond te beëindigen en het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesom(-men) uit hoofde van alle lopende lease-overeenkomsten soortgelijk als de onderhavige overeenkomst in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen op een door de Bank te bepalen moment ter beurze of anderszins. De Bank zal de opbrengst van die verkoop in mindering brengen op datgene wat lessee haar verschuldigd is. Een eventueel batig saldo zal alsdan door de Bank aan lessee worden uitbetaald.”
d
[gedaagde] heeft leaseovereenkomst I in februari 2004 beëindigd en [eiser] heeft leaseovereenkomst II in augustus 2006 wegens wanprestatie van [gedaagde] ontbonden. [eiser] heeft ter afrekening van de leaseovereenkomsten eindafreke- ningen opgesteld met het volgende resultaat:
Contractnr.
Datum eindafrekening
Resultaat
I
[contractnummer]
9 februari 2004
+ € 417,25
II
[contractnummer]
3 augustus 2006
- € 4.542,55
e
Volgens opgave van [eiser] heeft [gedaagde] op grond van de leaseovereen- komsten € 19.732,08 in termijnen aan [eiser] betaald, alsmede achteraf € 4.542,55 voor de restschuld uit leaseovereenkomst II. Aan dividendvergoeding heeft [eiser]
€ 2.613,12 aan [gedaagde 1] betaald en € 380,01 verrekend. Voorts heeft [eiser]
€ 3.909,80 aan [gedaagde 1] betaald ter nadere afrekening van leaseovereenkomst II.
f
Eind augustus 2007/begin september 2007 hebben partijen hun op leaseovereenkomst 1 betrekking hebbende geschillen bij vaststellingsovereenkomst geregeld. Ingevolge deze overeenkomst heeft [eiser] op 12 september 2007 het daarbij overeengekomen schikkingsbedrag van € 26.293,53 aan de toenmalige gemachtigde van [gedaagde] betaald.
g
Bij brief van 25 januari 2012 van de gemachtigde van [gedaagde] is aan [eiser] meegedeeld dat [gedaagde] zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op [eiser] voorbehoudt.
h
Bij brief van 28 januari 2014 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat zij een einde wilde maken aan de onzekere situatie tussen haar en [gedaagde] . Aan [gedaagde] is verzocht mee te delen of [eiser] aan al haar verplichtingen jegens hen heeft voldaan en - zo niet - mee te delen en te onderbouwen welk bedrag [eiser] nog verschuldigd is.
i
Op deze brief is, binnen de daarin gestelde termijn, geen antwoord gevolgd.