Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2018 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
Procesverloop
Overwegingen
wikkelaar transformatorenuit te oefenen.
Rechtbank Den Haag
Op 5 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.E.M.C. Koudijs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een Indicatie banenafspraak, maar deze werd door verweerder geweigerd. Het primaire besluit van 15 augustus 2017 werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 13 februari 2018, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een bijstandsuitkering ontvangt en dat de gemeente Gouda op 20 maart 2017 een aanvraag voor de Indicatie banenafspraak heeft ingediend. Verweerder baseerde zijn beslissing op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die concludeerden dat eiser in staat werd geacht het Wettelijk Minimumloon (WML) te verdienen, ondanks zijn lichamelijke beperkingen, waaronder een forse hernia. Eiser betwistte deze conclusies en voerde aan dat zijn arbeidsvermogen onvoldoende was om de drempelfunctie van wikkelaar transformatoren uit te oefenen.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat hun rapporten voldoende onderbouwd waren. Eiser had niet aangetoond dat de medische beoordelingen onjuist waren of dat er sprake was van onvoldoende motivatie. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden had vastgesteld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de Indicatie banenafspraak, omdat hij in staat werd geacht het WML te verdienen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.