ECLI:NL:RBDHA:2018:10516
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis asiel op basis van tegenstrijdige huwelijksdocumenten en verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2018 uitspraak gedaan in een beroep van een Syrische eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis bij haar echtgenoot. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die oordeelde dat er geen rechtsgeldig huwelijk was aangetoond. De eiseres had documenten overgelegd die haar huwelijk met de referent in Libanon op 1 april 2014 bevestigden, maar de staatssecretaris betwistte de geldigheid van deze documenten en stelde dat de huwelijksakte tegenstrijdige informatie bevatte.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de eiseres en de referent tijdens de hoorzittingen tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over hun huwelijk en de omstandigheden eromheen. De rechtbank oordeelde dat de huwelijksdocumenten niet overeenkwamen met de verklaringen van de referent, die stelde dat hij niet gehuwd was op het moment van zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeerde dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen en de documenten voldoende reden waren voor de staatssecretaris om de aanvraag af te wijzen.
De rechtbank heeft ook het beroep van de eiseres op artikel 8 van het EVRM verworpen, omdat dit niet van toepassing was in het kader van de nareis asielprocedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en geloofwaardige verklaringen in het kader van aanvragen voor gezinshereniging en de beoordeling van huwelijksdocumenten.