Op 3 september 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, de vader van de onder curatele gestelde [belanghebbende], had kritiek geuit op het verloop van de curatele en het contact tussen de rechtbank en de curator, J.M. Boekhout. De verzoeker was van mening dat de curatele van zijn zoon mogelijk zou worden beëindigd en wilde zelf de rol van curator op zich nemen. Om deze reden heeft hij de gewraakte rechter, mr. M.T. Nijhuis, gewraakt.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die specifiek betrekking hebben op het handelen van de gewraakte rechter. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de brief van Boekhout, waarin hij zijn taak als curator wilde neerleggen, is opgevat als een verzoek tot opheffing van de curatele. De verzoeker is opgeroepen om dit verzoek te bespreken tijdens de zitting op 9 augustus 2018, maar heeft voor de zitting zijn wrakingsverzoek ingediend.
De wrakingskamer concludeert dat de verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van vooringenomenheid van de rechter. De kritiek van de verzoeker op het verloop van de curatele is niet gericht op het handelen van de rechter zelf. Daarom is het wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.