Op 2 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Afghaanse eiser die asiel had aangevraagd. De eiser, geboren in 1984, is sjiitisch moslim en behoort tot de etnische groep van Hazara's. Hij had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte de geloofwaardigheid van het huwelijk tussen eiser en zijn echtgenote had betwist. Eiser had verklaard dat hij en zijn echtgenote, die door haar familie was uitgehuwelijkt, naar Kabul waren gevlucht en daar religieus waren gehuwd. De rechtbank vond dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd waarom het huwelijk niet geloofwaardig was, vooral gezien de omstandigheden waaronder het huwelijk tot stand was gekomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris te veel gewicht had gehecht aan tegenstrijdige verklaringen en dat de verklaringen van eiser en zijn echtgenote niet significant verschilden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.002,-.